ancsosa
Tot de n-e generatie.
1 . Nellitje van Hennekeler, geboren op 24 juni 1660, Nijkerk, gestorven.
2 . Peel van Hennekeler, Schout Nijkerk (1659-1664), gestorven in oktober 1664, Nijkerk, begraven op 30 oktober 1664, Nijkerk , Schout te Nijkerk. [Bron 2]
... gehuwd in oktober 1655, Nijkerk, met ...
3 . Helmichia van Huet, gestorven op 28 juni 1670. [Bron 3]
... hieruit :
4 . Peel van Hennekeler, geboren in 1602, gedoopt op 10 februari 1602, Nijkerk, gestorven. [Aantekening 4]
... gehuwd met ...
5 . Christina van Oldenbarnevelt, geboren op 26 maart 1607, Nijkerk, gestorven op 16 maart 1671 (leeftijd bij overlijden: 63 jaar oud).
... hieruit :
6 . Lambert van Huet, Scholtis Nijkerk (1624-1659), gestorven in oktober 1659, begraven op 4 oktober 1659, Nijkerk , Scholtis van Nijkerk. [Bron 6]
... -(X2) :
gehuwd op 22 mei 1646, Harderwijk, met ...
...
Belia Voet, alias Sybilla Belijken [Aantekening 6x2]
...
dochter van Jacob Voet, Burgemeester Harderwijk †/1641 en
Helena de Wolffs
...
... gehuwd met ...
7 . Nella van (Brinck) Oldenbarnevelt, geboren op 25 juli 1599, Nijkerk, gestorven.
... hieruit :
8 . Bartholomeus Wolfferts van Hennekeler, geboren in 1570, gestorven. [Bron 8]
... -(X1) :
gehuwd met ...
...
Lutgen Peelen [Bron 8x1]
...
... gehuwd met ...
9 . Elisabeth Schrassert, gestorven op 6 september 1626. [Bron 9]
... hieruit :
10 . Evert van Oldenbarnevelt, geboren in 1576, Nijkerk, gestorven. [Bron 10]
... gehuwd op 3 april 1597, Nijkerk, met ...
11 . Reintgen Loechen. [Bron 11]
... hieruit :
12 . Alphert Huet, geboren, Harderwijk, gestorven voor 1644. [Aantekening 12]
... gehuwd op 3 december 1587, Zwolle, met ...
13 . Helmichia van Till, gestorven na 1619, Zwolle.
... hieruit :
14 . Henrick van Oldenbarnevelt, geboren circa 1574, gestorven, begraven op 10 oktober 1608, Nijkerk (leeftijd bij overlijden: waarschijnlijk 34 jaar oud). [Bron 14]
... gehuwd op 19 november 1597, Bunschoten, met ...
15 . Geertgen Scholten Saab, geboren circa 1576, Bunschoten, gestorven. [Bron 15]
... (ondertrouwde in Nijkerk, huwde in Bunschoten), hieruit :
... -(X2) :
gehuwd in 1613 met ...
...
Henrick van Mehen [Bron 15x2]
...
16 . Wolffer Peelen van Hennekeler, geboren circa 1542, gestorven, Gerixchtsman.
... gehuwd met ...
... hieruit :
18 . Evert Philipsz Schrassert, gestorven op 28 juli 1617. [Bron 18]
... -(X1) :
gehuwd op 23 juli 1586 met ...
...
Naelle van Arler, gestorven op 28 juni 1617 [Aantekening 18x1]
...
dochter van Hendrik van Arler, Schout te Putten †1547 en
Naele van Heuckelum
...
... gehuwd met ...
... hieruit :
... -(X2) :
gehuwd met ...
...
Reinier van Coot
...
20 . Ernst van Oldenbarnevelt, geboren circa 1549, Nijkerk, gestorven tussen 1606 en 1609. [Aantekening 20]
... gehuwd met ...
21 . Geertruid ??.
... hieruit :
22 . Loech Gerrits.
... gehuwd met ...
23 . Claesgen Gysberts van Twiller, geboren in 1557, gestorven. [Aantekening 23]
... hieruit :
24 . Lambert van Huet, gestorven tussen 1598 en 1614. [Aantekening 24]
... gehuwd met ...
... hieruit :
30 . Volcken Meinaerts Saab, Schout Bunschoten (1571-1604), geboren in 1546, Nijkerk, gestorven na 1604, Schout 1571 , 1581.
... gehuwd met ...
... hieruit :
32 . Peel van Hennekeler, geboren in 1508, Nijkerk, gestorven op 31 december 1563, Nijkerk (leeftijd bij overlijden: 55 jaar oud). [Bron 32]
... gehuwd met ...
33 . Geertruid ?. [Bron 33]
... hieruit :
36 . Philip Ottensz Schrassert, geboren in 1508, gestorven tussen 1577 en 1580, Gerichtsman te Nijkerk. [Aantekening 36]
... gehuwd met ...
37 . Catharina van Arler, geboren in 1531, gestorven op 9 maart 1605, Harderwijk (leeftijd bij overlijden: 74 jaar oud).
... hieruit :
... -(X1) :
gehuwd in 1554 met ...
...
Johan Marisz Pannekoeck, gestorven voor 1563, Rentmeester van de voorst van Bredevoorde [Aantekening 37x1]
...
zoon
van Mauritius Mauritsz Pannekoeck 1470-1537 en
Jannitgen van Bemmel
... hieruit :
38 . Aelt van Arler, geboren circa 1579, gestorven in 1633 (leeftijd bij overlijden: waarschijnlijk 54 jaar oud). [Aantekening 38]
... gehuwd op 20 februari 1594, Harderwijk, met ...
39 . Elisabeth Schrassert, geboren in 1570, gestorven op 29 mei 1633 (leeftijd bij overlijden: 63 jaar oud). [Aantekening 39]
... hieruit :
40 . Claes Ernstsz van Oldenbarnevelt, geboren in 1522, Nijkerk, gestorven circa 1587 (leeftijd bij overlijden: waarschijnlijk 65 jaar oud), Dijkgraaf van Arkemheen. [Bron 40]
... gehuwd op 18 juli 1543 met ...
41 . Nelle Wouters Brincks van Wenckum, geboren circa 1511, gestorven op 24 januari 1588 (leeftijd bij overlijden: waarschijnlijk 77 jaar oud).
... hieruit :
46 . Gijsbert Woltersz van (I) Twiller, geboren waarschijnlijk in 1518, gestorven voor 11 mei 1568, Nijkerk. [Aantekening 46]
... gehuwd circa 1537 met ...
47 . Elisabeth Scholten van Vaneveld. [Aantekening 47]
... hieruit :
48 . Gerrit van Huet. [Aantekening 48]
... gehuwd met ...
49 . Barbara van Dompseler, gestorven na 27 oktober 1563. [Bron 49]
... hieruit :
60 . Meynert Volckensz Saab, Schout Bunschoten, Duijst en de Haar (1546), gestorven voor 12 augustus 1564, Schout van Bunschoten. [Aantekening 60]
... gehuwd waarschijnlijk in 1546 met ...
61 . Jannetje Warners, gestorven na 8 augustus 1579. [Aantekening 61]
... hieruit :
... gehuwd met ...
... hieruit :
72 . Otto Schrassert, Dijkgraaf Arkemheen, geboren in 1470, Nijkerk, gestorven in 1553, Nijkerk (leeftijd bij overlijden: 83 jaar oud), Dijkgraaf van de Arkenheemse polder. [Aantekening 72]
... -(X2) :
gehuwd met ...
...
Maria ten Hoeff [Bron 72x2]
... hieruit :
... gehuwd in 1495 met ...
73 . Engel van (Dageraet) Hollick.
... hieruit :
74 . Reynier Schult van Arler, Scholtis Putten (1522-1530), Drost op Huckestein (1546), geboren in 1510, gestorven op 10 maart 1550 (leeftijd bij overlijden: 40 jaar oud), Schout te Putten van 1522 tot 1530. [Aantekening 74]
... -(X1) :
gehuwd met ...
...
Swyrten Wolff, gestorven in 1519
... hieruit :
... gehuwd op 8 november 1530, Harderwijk, met ...
75 . Eefsche van (Eva) Brienen, geboren in 1510, gestorven, begraven in 1571 (leeftijd bij overlijden: waarschijnlijk 61 jaar oud). [Bron 75]
... hieruit :
76 . Reinier Hendriks van Arler, Schout van Putten (1544-1566), Schout.
... gehuwd in 1566 met ...
77 . Bye Scholten van Vaneveld, gestorven in 1580. [Aantekening 77]
... hieruit :
80 . Ernst van Oldenbarnevelt.
... gehuwd met ...
81 . Elisabeth van Diermen, geboren circa 1500, Nijkerk, gestorven.
... hieruit :
82 . Wolter Hendricks van Wenckum, geboren circa 1498, BArneveld, gestorven na 1559. [Aantekening 82]
... gehuwd met ...
... hieruit :
92 . Wolter Ghijsberts van (I) Twiller, geboren circa 1490, gestorven. [Aantekening 92]
... gehuwd met ...
... hieruit :
94 . Hendrick Hendricksz Scholten van Vaneveld, Schout te Nijkerk (1547-1553), gestorven na 1583, Schout te Nijkerk. [Aantekening 94]
... gehuwd met ...
... hieruit :
98 . Evert (de Oude) van Dompseler, geboren in 1484, gestorven in 1526 (leeftijd bij overlijden: 42 jaar oud). [Aantekening 98]
... -(X1) :
gehuwd met ...
...
Abrahams ??
... hieruit :
... gehuwd met ...
99 . Gerberich Luikensen. [Bron 99]
... hieruit :
120 . Volcken Geerdanks Saab, Schout Duijst en de Haar (1443), Schepen van Bunschoten 1502. [Aantekening 120]
... gehuwd met ...
... hieruit :
128 . Wulffganck van Hennekeler, geboren voor 1460, gestorven. [Aantekening 128]
... gehuwd met ...
... hieruit :
130 . Peel Randt. [Bron 130]
... gehuwd met ...
131 . Alijt Gerrits. [Bron 131]
... hieruit :
144 . Evert Johans Schrassert, geboren in 1442, Nijkerk, gestorven in 1477, Putten (leeftijd bij overlijden: 35 jaar oud), Drost van Veluwe. [Bron 144]
... gehuwd in 1464, Putten, met ...
145 . Aertje Scholten van Arler, geboren in 1450, Putten, gestorven in 1527 (leeftijd bij overlijden: 77 jaar oud). [Bron 145]
... hieruit :
146 . Claes Dageraet van Hollick, geboren in 1444, Nijkerk, gestorven. [Bron 146]
... gehuwd in 1470 met ...
147 . Nelle van Renesse, geboren in 1466, Nijkerk, gestorven. [Bron 147]
... hieruit :
148 . Reinier Henricksz van (de Jonge) Arler, geboren, Putten, gestorven voor 1510, Schout te Nijkerk en Putten, Herbergier. [Aantekening 148]
... gehuwd circa 1415, Putten, met ...
149 . Catharina van Scherpenzeel, gestorven voor 11 december 1531. [Aantekening 149]
... hieruit :
... -(X2) :
gehuwd in 1522 met ...
...
Helmich van Schevenick
...
150 . Arent van Brienen, Schepen Harderwijk (1495-1526), geboren in 1470, gestorven in 1526 (leeftijd bij overlijden: 56 jaar oud).
... gehuwd op 29 november 1483, Harderwijk, met ...
151 . Beyle van Speulde, geboren in 1470, gestorven.
... hieruit :
152 . Hendrik van Arler, Schout te Putten (1539-1547), gestorven in juli 1547, Schout. [Aantekening 152]
... gehuwd in 1533 met ...
153 . Naele van Heuckelum. [Bron 153]
... hieruit :
154 . Aelt Henricks Scholt van Vaneveld, Scholtus Nijkerk (1517). [Bron 154]
... gehuwd met ...
... hieruit :
160 . Casijn van Oldenbarnevelt, geboren in 1466, Nijkerk, gestorven. [Bron 160]
... gehuwd in 1523 met ...
... hieruit :
162 . Jacob van Diermen, geboren in 1470, Nijkerk, gestorven.
... gehuwd met ...
163 . Trude Bruinis.
... hieruit :
... gehuwd met ...
165 . NN Scholten.
... hieruit :
184 . Ghijsbert van Twiller, geboren waarschijnlijk in 1470, gestorven, Leenman in 1520. [Aantekening 184]
... gehuwd met ...
... hieruit :
188 . Hendrick Reinders van Vaneveld, gestorven na 1551. [Aantekening 188]
... gehuwd in 1489 met ...
... hieruit :
196 . Gijsbert van Dompseler, Ridder Veluwe (1471), geboren in 1442, Huis Emeler, Ommeland, gestorven in 1500, Huis Emeler, Ommeland (leeftijd bij overlijden: 58 jaar oud). [Aantekening 196]
... -(X1) :
gehuwd met ...
...
Bertreat ?
... hieruit :
... -(X2) :
gehuwd met ...
...
Agnes van Byler, geboren, Amersfoort
... hieruit :
... gehuwd met ...
... hieruit :
240 . Geerdank Volckensz Saab, Schepen van Bunschoten 1502. [Aantekening 240]
... gehuwd met ...
... hieruit :
... gehuwd met ...
... hieruit :
288 . Johan (de Oude) Schrassert, Ridder , geboren in 1396, Garderen, gestorven in 1470 (leeftijd bij overlijden: 74 jaar oud). [Aantekening 288]
... gehuwd met ...
289 . Lijsbeth Jans van Scherpenzeel, geboren in 1401, Scherpenzeel, gestorven. [Bron 289]
... hieruit :
290 . Reijner Hendricks van Aller, Scholtus Nijkerk (1437), geboren, Putten, gestorven, Putten, Dienstman, Herbergier te Putten. [Aantekening 290]
... gehuwd circa 1450 met ...
... hieruit :
296 . Hendrick Reijnders van Arler, geboren in 1461, Putten, gestorven voor 1492, Putten, Landbouwer. [Aantekening 296]
... gehuwd in 1466, Morgenhave, Harderwijk, met ...
297 . Bya N, gestorven voor 1492, Nijkerk. [Bron 297]
... hieruit :
298 . Gaidert van Scherpenzeel, alias Goert van, alias Godert van, geboren voor 1430, gestorven voor 2 juli 1499. [Aantekening 298]
... gehuwd in 1462 met ...
299 . Henrica van Wisch, geboren in 1445, gestorven in 1527 (leeftijd bij overlijden: 82 jaar oud). [Aantekening 299]
... hieruit :
300 . Arent van Brienen, geboren in 1440, gestorven in 1483 (leeftijd bij overlijden: 43 jaar oud).
... gehuwd met ...
301 . Aerntgen ?, geboren in 1445, gestorven.
... hieruit :
320 . Cosijn Ernstz van (Stamreeks B) Oldenbarnevelt, geboren in 1403, Barneveld, gestorven in 1458, Barneveld (leeftijd bij overlijden: 55 jaar oud). [Bron 320]
... gehuwd met ...
321 . Beerte Claassen, geboren in 1429, Nijkerk, gestorven. [Bron 321]
... hieruit :
368 . Jacob van Twiller, geboren waarschijnlijk in 1440, gestorven ((op document genoemd 1429-85)). [Aantekening 368]
... gehuwd met ...
... hieruit :
376 . Reijner Reijnders van Vaneveld.
... gehuwd met ...
... hieruit :
392 . Johan van Dompseler, Ridder , Raad van Reinald Hertog van Gelre , geboren in 1379, Barneveld, gestorven op 23 mei 1476, Barneveld, begraven, Barneveld (leeftijd bij overlijden: 97 jaar oud). [Aantekening 392]
... -(X1) :
gehuwd in 1401 met ...
...
Margriet van Griete van Delen, geboren in 1380, gestorven in 1405 (leeftijd bij overlijden: 25 jaar oud)
...
dochter van Brand van Delen 1356-1412 en
Truda Gosen †1424
... hieruit :
... gehuwd in 1406 met ...
... hieruit :
394 . Peter van Meeckeren. [Bron 394]
... gehuwd met ...
395 . Margaretha van Iseren. [Bron 395]
... hieruit :
480 . Volcken Geerdanczoen Saab, geboren circa 1400, gestorven, Schout van Bunschoten en Duyst. [Aantekening 480]
... gehuwd met ...
... hieruit :
576 . Otto Phillipsz Schrassert, geboren in 1368, Garderen, gestorven in 1445, Garderen (leeftijd bij overlijden: 77 jaar oud). [Bron 576]
... gehuwd met ...
... hieruit :
578 . Johan Thymens van Scherpenzeel, Heer van Scherpenzeel , geboren in 1349, Scherpenzeel, gestorven in 1428, Scherpenzeel (leeftijd bij overlijden: 79 jaar oud). [Aantekening 578]
... gehuwd circa 1400 met ...
579 . Stijne van Wittenhorst, geboren in 1376, Woudenberg, gestorven. [Bron 579]
... hieruit :
580 . Hendrick van Aller, Ridder Veluwe, Gerichtsman van Veluwe, Ambtsman van Paderborn, geboren waarschijnlijk in 1299, gestorven na 1342, Putten, Richter van de Veluwe 1339. [Aantekening 580]
... gehuwd met ...
... hieruit :
596 . Otto van Scherpenzeel, Ridder , Heer van Scherpenzeel , Dep Ridderschap vande Veluwe , Schepen van Arnhem , geboren in 1410, gestorven in 1465 (leeftijd bij overlijden: 55 jaar oud). [Aantekening 596]
... gehuwd in 1422 met ...
597 . Stijne van den Gruijthuijs, geboren voor 1410, gestorven. [Aantekening 597]
... hieruit :
... gehuwd met ...
599 . Margaretha van Camphuizen.
... hieruit :
640 . Ernst Cosijnsz van Oldenbarnevelt, geboren circa 1373, Barneveld, gestorven in februari 1457 (leeftijd bij overlijden: waarschijnlijk 84 jaar oud). [Bron 640]
... gehuwd met ...
641 . Margriete ??, geboren in 1402, BNijkerk, gedoopt voor 1457, Nijkerk, gestorven.
... hieruit :
736 . Jacob van Twiller, geboren circa 1392, gestorven, leenman in 1439. [Aantekening 736]
... gehuwd met ...
... hieruit :
784 . Evert Lubberts van Dompseler, geboren in 1350, Barneveld, gestorven in 1425, Op de Veluwe (leeftijd bij overlijden: 75 jaar oud). [Aantekening 784]
... gehuwd in 1378 met ...
785 . Ghijsen van Byler, geboren in 1357, gestorven in 1425 (leeftijd bij overlijden: 68 jaar oud).
... hieruit :
1.152 . Philips Schrassert, geboren in 1331, Garderen, gestorven. [Bron 1152]
... gehuwd met ...
... hieruit :
1.156 . Thijmen Janz van Scherpenzeel, Heer van Scherpenzeel , geboren in 1326, Scherpenzeel, gestorven in 1370, Scherpenzeel (leeftijd bij overlijden: 44 jaar oud). [Aantekening 1156]
... gehuwd in 1345, Scherpenzeel, met ...
1.157 . Elizabeth ??. [Aantekening 1157]
... hieruit :
1.160 . Arnoldus van Aller, geboren circa 1271, Arnhem, gestorven na 1313, Nijkerk. [Aantekening 1160]
... gehuwd met ...
... hieruit :
1.194 . Godert Bartoltsz van den Gruijthuijs. [Aantekening 1194]
... gehuwd in 1422 met ...
... hieruit :
1.196 . Hendrik van Wisch, Heer van Wisch (1390), Ridder (13 juni 1447), gestorven voor 1448. [Aantekening 1196]
... gehuwd met ...
1.197 . Irmgard van Wittgenstein.
... hieruit :
1.280 . Casijn van Oldenbarnevelt, geboren in 1341, Barneveld, gestorven. [Bron 1280]
... gehuwd met ...
... hieruit :
1.472 . Gijsbert van Twiller, geboren waarschijnlijk in 1370, gestorven, leenman in 1429. [Aantekening 1472]
... gehuwd met ...
... hieruit :
1.568 . Johan van Dompseler, gestorven na 1375. [Aantekening 1568]
... gehuwd met ...
... hieruit :
1.570 . Ghise van Byler. [Aantekening 1570]
... gehuwd met ...
... hieruit :
2.304 . Goude Schrassert, geboren in 1304, Garderen, gestorven in 1368, Garderen (leeftijd bij overlijden: 64 jaar oud). [Aantekening 2304]
... gehuwd met ...
... hieruit :
2.312 . Johan I van Scherpenzeel, Heer van Scherpenzeel , geboren in 1295, Woudenberg, gestorven in 1342, Scherpenzeel (leeftijd bij overlijden: 47 jaar oud). [Bron 2312]
... gehuwd in 1325, Scherpenzeel, met ...
2.313 . Mechteld van Lokhorst, geboren in 1300, gestorven. [Bron 2313]
... hieruit :
2.388 . Berout Bertold van den Gruijthuijs. [Aantekening 2388]
... gehuwd met ...
... hieruit :
2.392 . Hendrick II van Wisch, Heer van Wisch , gestorven voor 1390. [Aantekening 2392]
... gehuwd met ...
2.393 . Catharina van Bronckhorst, gestorven na 1420.
... hieruit :
... -(X2) :
gehuwd in 1391 met ...
...
Hendrikvan Ghemen
...
2.944 . Ghiselbert Jacobszoon van Twiller, geboren waarschijnlijk in 1345, gestorven na 1385, Hof van het gerecht Scherpenzeel, Tijnshouder. [Aantekening 2944]
... gehuwd met ...
... hieruit :
... gehuwd met ...
... hieruit :
4.624 . Johan van Woudenberg, Ridder , Bisschop van Utrecht , geboren voor 1310, Woudenberg, gestorven in 1367. [Bron 4624]
... gehuwd op 14 april 1336 met ...
4.625 . Willemette van Diest. [Bron 4625]
... hieruit :
4.786 . Willem van Bronckhorst, Ridder , Heer van Bronckhorst (1358-1399), Burggraaf van Nijmegen , gestorven op 12 maart 1410, Raad van de Hertog van Gelre, Drost en landrentmeester van Zurphen. [Bron 4786]
... gehuwd in november 1365 met ...
4.787 . Cunegonda van Meurs. [Bron 4787]
... hieruit :
5.888 . Jacob van *** Stamvader Twiller en Twillert *** Twiller, geboren waarschijnlijk in 1310, gestorven. [Aantekening 5888]
... gehuwd met ...
... hieruit :
... gehuwd met ...
... hieruit :
9.248 . Elias van Woudenberg van Scherpenzeel, Ridder , Heer van Woudenberg , geboren in 1285, Woudenberg, gestorven voor 1339. [Bron 9248]
... gehuwd met ...
9.249 . Agnes van Arkel, geboren in 1275, gestorven. [Bron 9249]
... hieruit :
9.572 . Gijsbrecht V van Bronckhorst, Ridder , Heer van Bronckhorst (1328), Heer van Batenburg , gestorven in 1356. [Aantekening 9572]
... gehuwd voor 1344 met ...
9.573 . Catharina van Leefdael, gestorven op 13 april 1361. [Bron 9573]
... hieruit :
9.574 . Frederik van Meurs, Graaf van Meurs .
... gehuwd met ...
... hieruit :
18.496 . Philips van Rijningen, Ridder , geboren in 1215, Woudenberg, gestorven. [Bron 18496]
... gehuwd in 1235, Woudenberg, met ...
18.497 . Mathilde van Kleef, geboren in 1215, Cleef, gestorven. [Bron 18497]
... hieruit :
18.498 . Arnold van den Bergh.
... gehuwd met ...
... hieruit :
19.144 . Willem III van Bronckhorst, Heer van Bronckhorst , geboren in 1286, gestorven op 25 september 1328, Hasselt, Belgie (leeftijd bij overlijden: 42 jaar oud), Maarschalk in dienst Reinald II van Gelre.
... -(X2) :
gehuwd met ...
...
Bastaardij N
... hieruit :
... gehuwd met ...
19.145 . Johanna van Batenburg.
... hieruit :
36.992 . Elias van Rijningen, geboren in 1176, Woudenberg, gestorven. [Bron 36992]
... gehuwd met ...
36.993 . ? ?. [Bron 36993]
... hieruit :
36.994 . Dietrich V Nust van Kleef, Graaf van Kleef , geboren in 1183, Kleef, gestorven in 1260, Kleef (leeftijd bij overlijden: 77 jaar oud). [Aantekening 36994]
... -(X2) :
gehuwd met ...
...
Hedwich van Meissen Wettin, gestorven voor februari 1249
... hieruit :
... gehuwd met ...
36.995 . Mathilda van Dinslaken, geboren in 1190, gestorven in 1224, Kleef (leeftijd bij overlijden: 34 jaar oud).
... hieruit :
36.998 . Arend van Amstel, alias Arnold, Ridder , Heer van Benschop en IJsselstein , geboren in 1230, gestorven in 1291 (leeftijd bij overlijden: 61 jaar oud). [Bron 36998]
... gehuwd met ...
36.999 . Johanna van IJsselstein, geboren in 1230, gestorven in 1290 (leeftijd bij overlijden: 60 jaar oud). [Bron 36999]
... hieruit :
38.288 . Gijsbert IV van Bronckhorst, gestorven in 1315.
... gehuwd met ...
38.289 . Elisabeth van Steinfurt, gestorven in 1347.
... hieruit :
73.988 . Dietrich IV van Kleef, Graaf van Kleef , geboren circa 1160, gestorven in 1203 (leeftijd bij overlijden: waarschijnlijk 43 jaar oud).
... gehuwd in 1182, Lisse, met ...
73.989 . Margaretha van Holland, gestorven in 1203.
... hieruit :
73.996 . Gijsbrecht III van Amstel, Ridder , Heer van Amstel , geboren in 1200, gestorven in 1252 (leeftijd bij overlijden: 52 jaar oud), Ministreiaal van de Bisschop van Utrecht. [Aantekening 73996]
... gehuwd in 1200 met ...
73.997 . Aleidis Albrechtsdr van Cuijck, geboren in 1200, gestorven in 1250 (leeftijd bij overlijden: 50 jaar oud). [Bron 73997]
... hieruit :
76.576 . Willem van Bronckhorst, Heer van Reckheim , geboren waarschijnlijk in 1231, gestorven in 1290 (leeftijd bij overlijden: waarschijnlijk 59 jaar oud). [Bron 76576]
... gehuwd in 1250 met ...
... hieruit :
147.976 . Dietrich III van Kleef, Graaf van Kleef , geboren circa 1129, gestorven in 1172 (leeftijd bij overlijden: waarschijnlijk 43 jaar oud).
... gehuwd in 1155 met ...
147.977 . Adelheid von Sulzbach.
... hieruit :
147.978 . Floris III (De Kruisvaarder) van Holland, Graaf van Holland , geboren in 1128, gestorven op 1 augustus 1190, Sirië, tijdens kruistocht, begraven, Middelburg (leeftijd bij overlijden: 62 jaar oud). [Aantekening 147978]
... gehuwd in 1162 met ...
147.979 . Ada de Huntington, Prinses van Schotland , geboren in 1146, gestorven op 11 januari 1208 (leeftijd bij overlijden: 62 jaar oud).
... hieruit :
147.992 . Gijsbrecht II van Amstel, Ridder , Leenheer van Amstelland , geboren tussen 1170 en 1175, gestorven tussen 1240 en 1244, ministeriaal van de bisschop van Utrecht.
... gehuwd met ...
147.993 . Betrande van IJsselstein.
... hieruit :
147.994 . Albrecht van Cuijck, Ridder , Heer van Cuijck en Herpen , Burggraaf van Utrecht , Heer van Asten , geboren in 1170, gestorven in 1223 (leeftijd bij overlijden: 53 jaar oud). [Bron 147994]
... gehuwd in 1200 met ...
147.995 . Hadewych van Meerheim, geboren in 1170, gestorven in 1235 (leeftijd bij overlijden: 65 jaar oud). [Bron 147995]
... hieruit :
153.152 . Gijsbert van Bronckhorst, Vir Nobilis , Dominus de Radekeym , geboren in 1182, gestorven in 1241 (leeftijd bij overlijden: 59 jaar oud).
... gehuwd circa 1220 met ...
153.153 . Kunigunda van Oldenburg.
... hieruit :
295.952 . Arnold I van Kleef, Graaf van Kleef en Tomburg , geboren circa 1100, gestorven op 20 februari 1147, begraven, Bedburg (leeftijd bij overlijden: waarschijnlijk 47 jaar oud).
... gehuwd met ...
295.953 . Ida van Lotharingen.
... hieruit :
295.956 . Dirk VI van Holland, Graaf van Holland , geboren in 1109, gestorven op 5 augustus 1157, begraven, Rijnsburg (leeftijd bij overlijden: 48 jaar oud).
... gehuwd in 1124 met ...
295.957 . Sophia van Rheineck, gestorven op 26 september 1176, Jeruzalem, begraven, Jeruzalem .
... hieruit :
295.984 . Gijsbrecht I van Amstel, Heer van Amstelland (1172-1188), geboren tussen 1134 en 1105, gestorven in 1188, dienstman, ministeriaal van de bisschop van Utrecht.
... gehuwd met ...
... hieruit :
295.988 . Hendrik II van Cuijck, Kruisvaarder , Heer van Cuijck , Stadssgraaf van Utrecht , Voogd van SintJan in Utrecht , geboren in 1130, gestorven in 1204 (leeftijd bij overlijden: 74 jaar oud).
... gehuwd in 1160, Utrecht, met ...
295.989 . Sophia Dirks van Rhenen van Herpen, geboren in 1140, gestorven in 1191 (leeftijd bij overlijden: 51 jaar oud).
... hieruit :
295.990 . Rutger van Merheijm.
... gehuwd met ...
... hieruit :
306.304 . Willem van Bronckhorst, geboren waarschijnlijk in 1150, gestorven.
... gehuwd met ...
... hieruit :
... gehuwd met ...
... hieruit :
591.912 . Floris II (de Vette) van Holland, Graaf van Holland (1091-1122), gestorven op 2 maart 1122. [Aantekening 591912]
... -(X1) :
met ...
...
N N
... hieruit :
... gehuwd in 1108 met ...
591.913 . Geertruida van Lotharingen.
... hieruit :
591.968 . Egbert van Amstel, Heer van Amstelland (1131-1172), geboren in 1105, gestorven in 1172 (leeftijd bij overlijden: 67 jaar oud), ministriaal van de bisschop van Utrecht.
... gehuwd met ...
... hieruit :
591.976 . Herman II van Cuijck, Heer van Cuijk van Malsem , Stadsgraaf van Utrecht , geboren in 1100, gestorven in 1168 (leeftijd bij overlijden: 68 jaar oud). [Aantekening 591976]
... gehuwd met ...
591.977 . dochter van Chiny, geboren in 1100, gestorven.
... hieruit :
612.608 . Gijsbert van Bronckhorst, Heer van Reckheim , geboren waarschijnlijk in 1110, gestorven.
... gehuwd met ...
... hieruit :
1.183.824 . Dirk V van Holland, Graaf van Holland (1061-1071, 1076-1091), geboren in 1054, gestorven op 17 juni 1091, begraven, Egmond (leeftijd bij overlijden: 37 jaar oud). [Aantekening 1183824]
... gehuwd voor 26 juni 1083 met ...
1.183.825 . Othildis van Saxen, geboren in 1059, gestorven in 1093, Egmond (leeftijd bij overlijden: 34 jaar oud).
... hieruit :
1.183.936 . Wofgert van Amstel, Scgout van Amstelland (1100).
... gehuwd met ...
... hieruit :
1.183.952 . Hendrik I van Cuijck, Heer van Cuijk van Malsem , Burggraaf van Utrecht , geboren in 1075, gestorven op 9 augustus 1108 (leeftijd bij overlijden: 33 jaar oud). [Bron 1183952]
... gehuwd in 1095 met ...
1.183.953 . Alveradis van Hochstaden, geboren in 1080, gestorven in 1131 (leeftijd bij overlijden: 51 jaar oud). [Bron 1183953]
... hieruit :
1.183.954 . Otto II van Chiny.
... gehuwd met ...
1.183.955 . Adelheid van Namen.
... hieruit :
2.367.648 . Floris I van Holland, Graaf van Holland (1049-1061), Graaf van West Friesland , geboren na 1019, vermoord op 28 juni 1061, Nederhemert, begraven, Egmond . [Aantekening 2367648]
... gehuwd in 1050 met ...
2.367.649 . Gertrudis van Saxen, geboren in 1033, gestorven.
... hieruit :
... -(X2) :
gehuwd met ...
...
Robrecht I van (de Fries) Vlaanderen, Graaf van Vlaanderen , geboren in 1035, gestorven in 1093 (leeftijd bij overlijden: 58 jaar oud)
...
zoon
van Boudewijn V de Grote van Rijsel van Vlaanderen, Graaf van Vlaanderen 1013-1067 en
Adela van Frankrijk, Prinses van Frankrijk 1009-1079
... hieruit :
2.367.904 . Herman van Malsen van Cuijck, Heer van Cuijk , gestorven in 1080. [Aantekening 2367904]
... gehuwd in 1065 met ...
2.367.905 . Ida van Namen van Boulogne, geboren in 1057, gestorven. [Bron 2367905]
... hieruit :
2.367.906 . Gerard I van Hochstaden, geboren in 1055, gestorven in 1137 (leeftijd bij overlijden: 82 jaar oud).
... gehuwd met ...
2.367.907 . Aleydis van Wickrath, geboren in 1065, gestorven in 1120 (leeftijd bij overlijden: 55 jaar oud).
... hieruit :
4.735.296 . Dirk III (Hierosolomyta) van Holland, Graaf van Holland , Graaf van Bourgondie , geboren in 981, Gent, gestorven op 27 mei 1039, begraven, Abdijkerk van Egmond (leeftijd bij overlijden: 58 jaar oud). [Aantekening 4735296]
... -(X1) :
gehuwd met ...
...
Othilda van Saxen
... hieruit :
... gehuwd voor 1019 met ...
4.735.297 . Othilde von de Nordmark, geboren in 933, gestorven op 31 maart 1044, Quedlinburg (leeftijd bij overlijden: 111 jaar oud). [Bron 4735297]
... hieruit :
4.735.810 . Eustache II van Boulogne, Graaf van Boulogne , geboren in 1030, gestorven in 1080 (leeftijd bij overlijden: 50 jaar oud). [Aantekening 4735810]
... -(X1) :
gehuwd in 1050 met ...
...
Godfigu van Engeland, gestorven in 1057 [Bron 4735810x1]
...
... gehuwd met ...
4.735.811 . Ida van Neder- Lotharingen, geboren in 1035, gestorven op 13 augustus 1113 (leeftijd bij overlijden: 78 jaar oud). [Bron 4735811]
... hieruit :
9.470.592 . Arnulf I (van Gent) van Gandensis Holland, Graaf van Holland (circa 951-circa 988), Graaf van West Friesland , geboren in 951, Gent, gesneuveld op 18 september 993, a.d.mond van de Maas (leeftijd bij overlijden: 42 jaar oud). [Aantekening 9470592]
... gehuwd in 980 met ...
9.470.593 . Liutgards van Luxemburg, gestorven na 13 mei 1005. [Aantekening 9470593]
... hieruit :
9.471.620 . Eustache I van Boulogne, Graaf van Boulogne , geboren in 1010, gestorven in 1049 (leeftijd bij overlijden: 39 jaar oud). [Bron 9471620]
... -(X2) :
gehuwd in 987 met ...
...
Ermengard van Lotharingen, gestorven in 1049
...
dochter van Karel van Lotharingen, Koning van Frankrijk 953-992 en
Adelheid N
... hieruit :
... gehuwd in 1030 met ...
9.471.621 . Mathilde van Leuven, geboren in 1005, gestorven. [Bron 9471621]
... hieruit :
9.471.622 . Godfried II van Lotharingen.
... gehuwd met ...
... hieruit :
18.941.184 . Dirk II van Holland, Graaf van Holland , Graaf van West Friesland , geboren in 932, gestorven op 6 mei 988 (leeftijd bij overlijden: 56 jaar oud). [Aantekening 18941184]
... gehuwd met ...
18.941.185 . Hildegard van Vlaanderen, Gravin van Vlaanderin , geboren circa 936, gestorven tussen 975 en 980, begraven, Egmond onder één steen met graaf Dirk III .
... hieruit :
... -(X1) :
gehuwd met ...
...
Raoul I van Cambrai
... hieruit :
18.941.186 . Siegrfried van Verdun, Graaf van Luxemburg.
... gehuwd met ...
18.941.187 . Hadewich van Lotharingen.
... hieruit :
18.943.242 . Lambert I van Leuven, Graaf van Leuven , gesneuveld op 12 september 1015, Florennes, begraven in september 1015, Nijvels . [Bron 18943242]
... gehuwd met ...
18.943.243 . Gerberga van Neder Lotharingen, geboren in 971, gestorven in 1008, Nijvels, begraven, Nijvels, St Getrudis (leeftijd bij overlijden: 37 jaar oud). [Bron 18943243]
... hieruit :
37.882.368 . Dirk I van Holland.
... gehuwd met ...
37.882.369 . Gerberga van Hamalant.
... hieruit :
37.882.370 . Arnulf I de Grote van Vlaanderen, Graaf van Vlaanderen , geboren in 885, gestorven op 27 maart 965, begraven, Gent (leeftijd bij overlijden: 80 jaar oud). [Aantekening 37882370]
... gehuwd met ...
37.882.371 . Aleidia van Vermandois, geboren in 910, gestorven op 10 oktober 958, Brugge, begraven, Gent (leeftijd bij overlijden: 48 jaar oud). [Aantekening 37882371]
... hieruit :
37.886.484 . Reinier III van (Langhals) Henegouwen, Graaf van Henegouwen , gestorven in 973. [Bron 37886484]
... gehuwd met ...
37.886.485 . Adela van Leuven. [Bron 37886485]
... hieruit :
37.886.486 . Karel van West- Franrijk, Koning van West Francië , Hertog van Neder-Lotharingen , Konoing van Lotharingen .
... gehuwd met ...
37.886.487 . Agnes van Vermandois.
... hieruit :
75.764.740 . Boudewijn II (de Kale) van Vlaanderen, Graaf van Vlaanderen , Graaf van Boulogne , geboren in 863, gestorven op 10 september 918 (leeftijd bij overlijden: 55 jaar oud). [Aantekening 75764740]
... gehuwd met ...
75.764.741 . Aelfthryth van Wessex, Prinses van Wessex , Gravin van Vlaanderen , geboren in 872, gestorven in 929 (leeftijd bij overlijden: 57 jaar oud). [Bron 75764741]
... hieruit :
75.772.968 . Reinier II va Henegouwen, Graaf van Henegouwen , geboren in 880, gestorven tussen 932 en 940. [Aantekening 75772968]
... verbonden met ...
75.772.969 . ? ?.
... hieruit :
151.529.480 . Boudewijn I met de IJzeren arm van Vlaanderen, Graaf met Vlaanderen , geboren in 837, gestorven op 2 januari 879, Arras (fr) (leeftijd bij overlijden: 42 jaar oud). [Aantekening 151529480]
... gehuwd op 13 december 862, Auxerre, met ...
151.529.481 . Judith van West France Martel, Prinses van Francië , Queen of England , geboren in oktober 844, gestorven na 870. [Aantekening 151529481]
... hieruit :
... -(X1) :
gehuwd, Verberie, met ...
...
Aethelwulf 2nd King of England
...
... -(X2) :
gehuwd in 858 met ...
...
Aethelbald Koning van Wessex
...
151.529.482 . Alfred I de Grote van Wessex, Koning van Engeland .
... gehuwd met ...
151.529.483 . Elswitha van Gainsborough.
... hieruit :
151.545.936 . Lodewijk II Koning van (de Stamelaar) Frankrijk, Koning van Frankrijk , Graaf van Meaux , geboren op 1 november 846, Compiègne, gestorven tussen op 10 april 879 en 916, Compiegne, Missus Dominicus.
... -(X1) :
gehuwd op 1 maart 862 met ...
...
Armgardis van Bourgondië
...
... gehuwd in 875 met ...
151.545.937 . Adelheid van Parijs, geboren in 853, Laon, gestorven.
... hieruit :
303.058.962 . Karel II (de Kale) Keizer en Koning van Karloman, Graaf van Maasgouw en Darnau , Koning van Westfrankrijk , Rooms Keizer (875), Koning van de Provence , Koning van Italie , geboren op 13 juni 823, Frankfurt am Main, gestorven op 6 oktober 877, Avrieux (leeftijd bij overlijden: 54 jaar oud). [Aantekening 303058962]
... -(X2) :
gehuwd op 12 oktober 869, Aix la Chapelle, met ...
...
Richildis van Metz
...
... gehuwd op 13 december 842, Quierzy, met ...
303.058.963 . Irmingard van Orleans, Koningin van West Francië , geboren op 27 september 830, Saint Denis, gestorven op 6 oktober 869 (leeftijd bij overlijden: 39 jaar oud). [Bron 303058963]
... hieruit :
606.117.924 . Lodewijk I de Vrome Keizer Karloman, Frankische Koning van Aquitaine , Romeins Keizer der Franken (814-834), Hertog van Beieren (814-829), geboren in augustus 778, Chasseneuil bij Poiters (fr), gestorven op 20 juni 840, Ingelheim, Du deritsland, begraven, Saint Arnould (leeftijd bij overlijden: 61 jaar oud). [Aantekening 606117924]
... -(X1) :
gehuwd in 794 met ...
...
Irmingard van Haspengouw, geboren in 757, Thionville, gestorven op 3 oktober 818 (leeftijd bij overlijden: 61 jaar oud)
...
dochter van Ingramvan Haspengouw en
? ?
... hieruit :
... gehuwd in februari 819, Aken, met ...
606.117.925 . Judith Welf von Altdorf, Prinses van Beieren , geboren in 800, gestorven op 19 april 843, Tours, begraven, Sient Martin Tours (leeftijd bij overlijden: 43 jaar oud). [Bron 606117925]
... hieruit :
606.117.926 . Lotharius I keizer Karloman, Romeins Keizer (juni 817), Koning der Franken en Lombarden , geboren in 795, Auitanie, gestorven op 29 september 855, Adij te Prüm, begraven in 855, Prüm (leeftijd bij overlijden: 60 jaar oud). [Aantekening 606117926]
... gehuwd op 15 november 821, Diedenhofen, met ...
606.117.927 . Irmingard van Elzas, gestorven op 20 maart 851. [Aantekening 606117927]
... hieruit :
1.212.235.848 . Karel I de Charlemagne Grote, Keizer van Roomse Rijk (Westen) (25 december 800-814), Koning van Lombardije (768-814), Koning van Franken (768-814), geboren op 2 april 742, Ingelheim, Duitsland, gestorven op 28 januari 841, Aken (GErmany), begraven in 841, Aken, Cathedral (leeftijd bij overlijden: 98 jaar oud). [Aantekening 1212235848]
... -(X1) :
gehuwd met ...
...
Himiltrude ?
... hieruit :
... -(X2) :
gehuwd met ...
...
Desiderata van Lombardije, geboren in 755, Lombardije, gestorven in 758 (leeftijd bij overlijden: 3 jaar oud)
...
... -(X4) :
gehuwd na 783 met ...
...
Fastrade van Franconie, gestorven in 794
... hieruit :
... -(X5) :
gehuwd na 794 met ...
...
Luitgarde van Alemanië, gestorven,
begraven in 800
...
... -(X6) :
verbonden met ...
...
Sigrada ?
... hieruit :
... -(X7) :
verbonden met ...
...
Reginopycrha ?, geboren in 770, gestorven
... hieruit :
... -(X8) :
verbonden met ...
...
Adelinde ?
... hieruit :
... -(X9) :
verbonden met ...
...
Madelgardis ?
... hieruit :
... gehuwd met ...
1.212.235.849 . Hildegard van Vintzgouw, geboren in 758, gestorven op 30 april 783, begraven in april 183, Saint Arnould (leeftijd bij overlijden: 25 jaar oud). [Bron 1212235849]
... hieruit :
1.212.235.853 . Irmingard van Haspengouw, geboren in 757, Thionville, gestorven op 3 oktober 818 (leeftijd bij overlijden: 61 jaar oud).
... hieruit :
1.212.235.854 . Hugo van Tours, Graaf van de Elzas .
... gehuwd met ...
... hieruit :
2.424.471.696 . Pepijn III (de Korte) 8ste van Koning van Franken, Major Domus , Koning 8st van Franken , 1ste Koning van de Fransen (van het 2e ras) , geboren in 715, gestorven in 768 (leeftijd bij overlijden: 53 jaar oud).
... gehuwd met ...
2.424.471.697 . Bertha II van Laon, geboren in 720, gestorven in 783 (leeftijd bij overlijden: 63 jaar oud).
... hieruit :
2.424.471.698 . Gerold I van Vintzgouw, Graaf van Vintzgouw .
... gehuwd met ...
2.424.471.699 . Imma der Alemannen.
... hieruit :
2.424.471.706 . Ingramvan Haspengouw.
... gehuwd met ...
2.424.471.707 . ? ?.
... hieruit :
4.848.943.392 . Karel (de hamer) Martel, Hertog van Franken , Major Domus , geboren in 688, gestorven op 22 oktober 741, Quierzy (leeftijd bij overlijden: 53 jaar oud). [Aantekening 4848943392]
... gehuwd met ...
4.848.943.393 . Rotrude van Trier Alemania, geboren in 690, gestorven in 724 (leeftijd bij overlijden: 34 jaar oud).
... hieruit :
4.848.943.394 . Charibert Hardrad, geboren in 690, gestorven in 747 (leeftijd bij overlijden: 57 jaar oud).
... gehuwd met ...
4.848.943.395 . Bertrada van Laon, geboren in 695, gestorven in 737 (leeftijd bij overlijden: 42 jaar oud).
... hieruit :
9.697.886.784 . Pepijn II (de vette) van Herstal, Major Domus , Hertog van Neistria en Austrasia , geboren in 635, gestorven in 714 (leeftijd bij overlijden: 79 jaar oud).
... gehuwd met ...
9.697.886.785 . Plectrudis van Landen, geboren in 613, gestorven in 694 (leeftijd bij overlijden: 81 jaar oud).
... hieruit :
19.395.773.568 . Ansegisel d' Austrasie, Major Domus van Austrasie , HErtog van Angesia , geboren in 602, gestorven in 662 (leeftijd bij overlijden: 60 jaar oud).
... gehuwd met ...
19.395.773.569 . Sint Begga, geboren in 620, gestorven op 27 december 693, Andeene (leeftijd bij overlijden: 73 jaar oud).
... hieruit :
38.791.547.136 . Arnold des (Sanit Arnulf) Frans Ripuaires, alias Sint Arnold van Heristal, Bisschop van Metz , geboren in 582, gestorven in 641 (leeftijd bij overlijden: 59 jaar oud).
... gehuwd met ...
38.791.547.137 . Doda van Metz, geboren in 583, gestorven in 612 (leeftijd bij overlijden: 29 jaar oud).
... hieruit :
38.791.547.138 . Arnoldus van de Schelde, Bisschop van Metz , Margrave van Schelde , MArgraven de Moselle , gestorven in 601.
... gehuwd met ...
38.791.547.139 . Doda van Savoy, geboren in 562, gestorven in 611 (leeftijd bij overlijden: 49 jaar oud).
... hieruit :
77.583.094.276 . Ansbertus Ferreolus van de Schelde.
... gehuwd met ...
77.583.094.277 . Dode des Francs Ripuaires.
... hieruit :
155.166.188.552 . Tonantius (Vis Clsisimus) Ferreolus, geboren in 462, gestorven in 525 (leeftijd bij overlijden: 63 jaar oud).
... gehuwd met ...
155.166.188.553 . ? Clodoreius.
... hieruit :
310.332.377.104 . Tonantius I Ferreolus.
... gehuwd met ...
310.332.377.105 . Papinilla van Rome, gestorven in 463.
... hieruit :
620.664.754.210 . MArcus Maecilius (Eparchius) Aviatus, Keizer van Rome .
... gehuwd met ...
... hieruit :
1.241.329.508.420 . Julius Agricola, Prefect van Gallie .
... gehuwd met ...
1.241.329.508.421 . Magna Major Decima Rustique.
... hieruit :
2.482.659.016.842 . Constantius III Keizer van de West, Keizer van Romeins rijk .
... gehuwd met ...
2.482.659.016.843 . Ivoire verch Lancelot, geboren in 375, gestorven.
... hieruit :
4.965.318.033.684 . Flavius Julies Constantius II Constantinus, Keizer van Romeins rijk , gestorven in 361.
... gehuwd met ...
4.965.318.033.685 . ? Eusebia.
... hieruit :
9.930.636.067.368 . Constantijn I de Grote keizer van het Romeinse rijk van Rome, alias Flavius Valerius Aurelius Constantinus, Keizer van her Romeinse Rijk , geboren op 27 februari 272, Naissus, gestorven op 22 mei 337, Ancyrona (leeftijd bij overlijden: 65 jaar oud). [Aantekening 9930636067368]
... gehuwd met ...
9.930.636.067.369 . Flavia Maxima Fausta, geboren in 326, gestorven.
... hieruit :
19.861.272.134.736 . Gaius Flavius Valerius (Chlorus) Constantinus, alias Gaius Flavius Valerius Constantius, Keizer van het Romeinse Rijk , geboren op 31 maart 242, Dardania (Servie), gestorven op 25 juli 306, Eboracum, Brittania (York) (leeftijd bij overlijden: 64 jaar oud).
... gehuwd met ...
19.861.272.134.737 . Flavia Julia Helena van Constantinopel, geboren in 248, gestorven in 329 (leeftijd bij overlijden: 81 jaar oud). [Aantekening 19861272134737]
... hieruit :
39.722.544.269.472 . Eutropius van Dardania, geboren in 220, gestorven.
... gehuwd met ...
39.722.544.269.473 . Clasudia ?.
... hieruit :
79.445.088.538.944 . Titus Flavius.
... gehuwd met ...
... hieruit :
158.890.177.077.888 . Publius Flavius Sabinus.
... gehuwd met ...
... hieruit :
317.780.354.155.776 . Titus Flavius Sabinus.
... gehuwd met ...
... hieruit :
DNL 1940 kol 61.
gegoed onder Nijkerk (buurtschappen Slichtenhorst en A r c k
Peel van Hennekeler, nagelaten onmondige zoon van zaliger Peel van Hennekeler en zijn weduwe Christina van Oldenbarnevelt; nog voor Lelitgen Elberts voor zich en als weduwe van Peter Pelen Lening 1 gld. per jaar aan de Vivarij op 't Stevens en Lauwerensaltaar in de St. Joriskerk. Voldaan Belending 1 aan de ene zijde: 1) de weduwe van Jan van Bijler Belending 2 aan de andere zijde: 1) Gerrit Thonisz, Gijsbert Jacobsz Appel Belending 3 overige
24-09-1641 Belia Voeth investiture en oprukking als erfgename van haar ouders Jacob Voeth en Helena Wolffs.
-06-1666 Rurick Voeth, burgemeester van Harderwijk, en zijn zusters Geertruijt en Elisa- beth Voeth, investiture en oprukking als erfgenamen van hun zuster Belie Voeth, weduwe van Lambert van Huedt, scholtis van Nijkerk.
Broert Jan en zuster Helena waren blijbaar reeds eerder overleden
Peel van Hennekeler, nagelaten onmondige zoon van zaliger Peel van Hennekeler en zijn weduwe Christina van Oldenbarnevelt; nog voor Lelitgen Elberts voor zich en als weduwe van Peter Pelen Lening 1 gld. per jaar aan de Vivarij op 't Stevens en Lauwerensaltaar in de St. Joriskerk. Voldaan Belending 1 aan de ene zijde: 1) de weduwe van Jan van Bijler Belending 2 aan de andere zijde: 1) Gerrit Thonisz, Gijsbert Jacobsz Appel Belending 3 overige
Peel van Hennekeler, nagelaten onmondige zoon van zaliger Peel van Hennekeler en zijn weduwe Christina van Oldenbarnevelt; nog voor Lelitgen Elberts voor zich en als weduwe van Peter Pelen Lening 1 gld. per jaar aan de Vivarij op 't Stevens en Lauwerensaltaar in de St. Joriskerk. Voldaan Belending 1 aan de ene zijde: 1) de weduwe van Jan van Bijler Belending 2 aan de andere zijde: 1) Gerrit Thonisz, Gijsbert Jacobsz Appel Belending 3 overige
Hij betaald samen met zijn zwager Gerrit Schatting aan een molen te Epe "van Lambert ten Huet heengecomen"
24-09-1641 Belia Voeth investiture en oprukking als erfgename van haar ouders Jacob Voeth en Helena Wolffs.
-06-1666 Rurick Voeth, burgemeester van Harderwijk, en zijn zusters Geertruijt en Elisa- beth Voeth, investiture en oprukking als erfgenamen van hun zuster Belie Voeth, weduwe van Lambert van Huedt, scholtis van Nijkerk.
Broert Jan en zuster Helena waren blijbaar reeds eerder overleden
Schout van Apeldoorn maar wegens onbekwaamheid afgezet in 1652. Hij vluchtte en vertoefde enige tijd uitlandig (VG 1983 pg 125)
De Ned Leeuw 1943 blz 124
Wolter van Henneheler, geb. ± 1583, veekoopman, kerkmeester, en rentmeester der geestelijke goederen te Nijkerk, stichter en regent van het Nijkerksche Weeshuis, + en begr. Utersem(?) Maart 1641, zn. van Wolf + er (of Wulf) en N.N..
DNL 1940 kol 61. veekoopman (handelende in compagnie met Rycket van Twiller e.a.), kerkmeester te NijKerk (7 Februari 1616 en 2 Aug. 1638 rentmeester der geestelijke goederen te Nijkerk (1612-1614) eigenaar van „het kummels bij Vvalicken", drie morgen in „rienneclercamp bij den Leercamp op Arck" een derde deel in „Jan Tymensteegh" onder Nijkerk, van het goed Bitterschoten onder Eirmelo en van land (2 morgen) in den arkemheen stichter en regent van het weeshuis te Nijkerk en begr. "Wtterstede (Denemarken)
Nale van Arler, vermeld 1554, overleden na 28 juni 1617; trouwde 1e vóór 18 oktober 1568 met Mauritius Pannekoeck; trouwde 2e vóór 31 juli 1582 met Johan Slodt (of Jan Slootse), overleden tussen 9 september - 23 november 1582; trouwde 3e (huwelijkse voorwaarden) 23 juli 1586 met Evert Schrassert Philipsz. maalman van 't Appelrevelt, beleend met het goed Borrink (1581), kerkmeester te Nijkerk (1590 en 1596), overleden tussen 28 juli 1617 - mei 1620, zoon van Philips Ottensz. Schrassert en Elisabeth van Estvelt.
Cosijn one brother named Ernst van Oldenbarnevelt. This brother was the count of dikes of the lowlands Arkemheen, collator of the vicar the saint Cross in Nijkerk.
In 1571 he committed manslaughter upon Reyner Bernts at Putten, for which he was acquitted in 1587. Since then he resided in Putten.
VVG Hernegoederen deelII/201
18-03-1619 Joffer Geertruijdt van Hollick 00 Derick van Oldenbarneveldt, en de Rekenka- mer maken een accoord over de redemptie des versterfs. Eertijds gehoorde het Ernst van Oldenbarneveldt, daarna diens dochter Joffer Bessel van Oldenbarne- veldt, die gehuwd was met Aelt van Hollick, en daarna met Andries Elberts Vlie- ger. Het herengoed viel daarna op haar zoon Ernst Andries Vliger en uiteindelijk op Derick van Oldenbarneveldt als man van Joffer Geertruijdt van Hollick.
Groot Errentell. N.B. Een goed van de abdij van Elten.
30-09-1624 Henrick van Essen, raadsheer gehuwd met Swane Loosen transport na overdracht door
Juffr. Andrea Collert, weduwe van Niclaes van Oldenbarneveld.
1 3 0 ) G.P.V.' Inv. no. 14, deel 30, proces XIV. Zij was blijkens G. P.V. Inv. 14, deel 1607-09, proces no. 25 een dochter van Gijsbert Wol- ters en Elisabeth (Scholten van Vanevelt; zie C.P.H. 1608 I I ) . Haar broeder Wolter Gijsberts tr. Alijdt van Wenckum Bycketsdr. (C.P.H. 1627 V, Henrick van Nulde contra Goetschalck Claessen; zie hierboven aant. 94), uit welk huwelijk drie zonen, Gijsbert, Amelis, en Rvkct, die den naam Van Twiller aannamen, vermoedelijk ontleend aan hot goed (Cleyn) Twyller onder Scherpenzeel.
Bezat een molen te Epe, zegelt samen met zijn broer betaald belasting in Epe en Heerde
Hij betaald samen met zijn zwager Gerrit Schatting aan een molen te Epe "van Lambert ten Huet heengecomen"
Schout van 1621 to 1692, Hoogheemraad
DNL R.A.U., Staten van Utrecht, nr. 349, dl. VII, 23 maan 1614: Op zijn rekest remitteren de Staten van Utrechtaan Meynert Saab Volcken de misslag, die hij als schout van Bunschoten op 4 april 1608 bij het sluiten van een huwelijk voor het gerecht aldaar beging. Hij was toen kortgeleden benoemd als schout en jong en onervaren. De Ned. Leeuw 1916, 85: Inventaris van het bezit van Johan van Oldenbarneveld, op 7 juni 1619 in beslaggenomen en geïnventariseerd in de jurisdictie van Duyst, ten overstaan van Meynert Folkertsz., schout van Bunschoten,Duyst en de Haer, een partij lants etc; ondertekend M. Saeb Volcksz.
Hij werd in 1606 vermeld als schout te Bunschoten. (Op huyden de 1e october heeft Ricquert Volckens als schout van Bunschoten gedaan de eed van getrouwicheid in handen van gedeputeerden van de Staten 's Lands van Utrecht.)
Gildemeester in Harderwijk (1615)
het goed Borrink
EIGENARESSE van Zuijdwijck
VVG herengoederen deelII/201
03-12-1614 Henrica Schrassert, weduwe van Niclaes van Diermen, en Elizabeth Schrassert, co van Aelt van Arler, bekomen transport van 1 /4 deel na overdracht door Evert en Coop Schrassert, gebroeders.
groot Diermen komt na de dood van Claes in handen van de familie Schrassert
hij is zeer vermogend en speelt een bemiddelende rol na de Reformatie tussen protestanten en rooms katholieken een tak van deze familie komt via vererving in het bezit van het goed LUxool in Nijkerk en bewoont het daarna vele generaties
Overlijden: woont op boerderij Groot Diermen met vrouw en dochter.
VVG herengoederen deelII.213 03-12-1614 Henrica Schrassert, weduwe van Niclaes van Diermen, en Elizabeth Schrassert, co van Aelt van Arler, bekomen transport van 1 /4 deel na overdracht door Evert en Coop Schrassert, gebroeders.
Heemraad van de Arkemeense Polder
VVGE Herengoederen deelII/201
06-08-1622 Aelt van Arler CO Elisabeth Schrassers bekomen transport na overdracht door hun (schoon)zuster Henrica Schrassers, weduwe van Nicolaus van Diermen, van 1/8 part, geassisteerd met haar broer en momber Coop Schrassers. N.B. Wederzijdse partijen hadden een 'gescheijt' gehouden over de nagelaten goederen van hun zaliger broer Evert Schrassert.
Nale van Arler, vermeld 1554, overleden na 28 juni 1617; trouwde 1e vóór 18 oktober 1568 met Mauritius Pannekoeck; trouwde 2e vóór 31 juli 1582 met Johan Slodt (of Jan Slootse), overleden tussen 9 september - 23 november 1582; trouwde 3e (huwelijkse voorwaarden) 23 juli 1586 met Evert Schrassert Philipsz. maalman van 't Appelrevelt, beleend met het goed Borrink (1581), kerkmeester te Nijkerk (1590 en 1596), overleden tussen 28 juli 1617 - mei 1620, zoon van Philips Ottensz. Schrassert en Elisabeth van Estvelt.
Coop Schrassert Philipsz. (overl. Putten 5 sept. 1647) schreef op 19 okt. 1621 aan de landdrost en stadhouder der lenen van het graafschap Bergh, dat ingeval hij zonder nazaten komt te overlijden, het goed Bornick, bij Voorst, “erven ende succederen sall op mijne twee susters als mit naemen joffer Henrica Schrasserts, weduwe van Diermen ende joffer Elisabeth Schrasserts, echtehuysfrou van Aelt van Arler, elcx ebemia(?) ende sonder dat d'een opten ander vordel oft enich prerogative recht sall mogen pretenderen. Bij conditie datt het voorschreven goet bij haer ende haren successeuren ende erfgenaemen in descendenti emea(?) sall bliven ende erven, maer daer die descendenten aen d'een oft des anderen sijde souden commen te deficieren datt alsdan des enen oft des anderen helfte van’t voorschreven goet wederom commen ende erven sall op die gene die mij onderschreven ten tijde van't versterff daerin die descendenten ontbraecken het naeste inden bloede souden bestaen, sonder distinctie van vaders oft moeders sijde ende dit opten last datt die voorschreven mijne susters mitten wtganck van't jaer nae mijnen doot aen mijn zwager Gerrit van Arlers kinderen sullen wtrichten d'somme van duisent carolus gulden ende aende twee kinderen van mijn zwager Gerrit van Coet als mit namen Reyner ende joffer Johanna van Coot elcx twe hundert vijftich gulden munte voorschreven.”
Johan Pannekoek, zoon van Mauritius Marisz. Pannekoek, rentmeester van de Veluwe, gunsteling van hertog Karel van Gelre, op slot Eembrugge (1528), bewoner van Pannekoekshuis te Nijkerk, en Janneke van Bemmel
Heemraad van de Arkemeense Polder
VVGE Herengoederen deelII/201
06-08-1622 Aelt van Arler CO Elisabeth Schrassers bekomen transport na overdracht door hun (schoon)zuster Henrica Schrassers, weduwe van Nicolaus van Diermen, van 1/8 part, geassisteerd met haar broer en momber Coop Schrassers. N.B. Wederzijdse partijen hadden een 'gescheijt' gehouden over de nagelaten goederen van hun zaliger broer Evert Schrassert.
VVG herengoederen deelII.213 03-12-1614 Henrica Schrassert, weduwe van Niclaes van Diermen, en Elizabeth Schrassert, co van Aelt van Arler, bekomen transport van 1 /4 deel na overdracht door Evert en Coop Schrassert, gebroeders.
kwartierstaat Evert van t'Hof VVG Hij was geërfde in Arkemheen; vermeld in 1588, verkrijgt den sealweer van t'goed Hennekeler (1590); geerfde in Arkemheen; gegoed onder Nijkerk. Hij was kerkmeester in Nijkerk
Cosijn one brother named Ernst van Oldenbarnevelt. This brother was the count of dikes of the lowlands Arkemheen, collator of the vicar the saint Cross in Nijkerk.
In 1571 he committed manslaughter upon Reyner Bernts at Putten, for which he was acquitted in 1587. Since then he resided in Putten.
Leenboek Scherpenzeel 11-5-1568: Hendrik Scholten Hendriksz. voor Wouter Gijsbertsz., zijn neef, onmondig, bij dode van Gijsbert Woutersz., diens vader, te Nijkerk, 141 fol. 51-52
Hendrik Scholten was de broer van Gijsbert's vrouw Scholten Vaneveld
WvT Van Klein Watergoor
Gelders Archief : 0434 Huis Ter Schuur Inventaris 2. Stukken van zakelijke aard
2.1. Goederen in Gelderland
2.1.1. Kwartier van Arnhem
2.1.1.9. Ambt Nijkerk
166 Acte, waarbij Henrica, weduwe van Gelis van Ryemsdick, en Henrick, haar zoon, het goed Klein Watergoor overdragen aan Meys Gerits en Griet, echtelieden en aan Gyesbert Wolters
Datering: 1540
31-10-1540 Joffer Henrica, weduwe van Gelis van Ryemsdick, en Henrick van Ryemsdiick, haar zoon, dragen het goed Kleyn Watergoer, gelegen in het kerspel van der Niekerick, over aan Meys Gerritsz. en Griet, echtelieden, en aan Gyesbert Wolters. Oorspr. (Inv.no 166). De zegels van Gyesbert van Weenkum en Jan van Hell zijn verloren. ([GA Terschuur] reg. 34).
Het huis Watergoor bestond in Nijkerk van 1435 tot 1854 (Gelders Archief)
zie Otto van Scherpenzeel & Stijne
Hendrik van Aller, die in 1424 beleend werd met half Watergoor, behoorde tot de huwelijksvrienden van Stijne van den Gruijthuijs
De Ned Leeuw 1943 blz 123.
Elisabeth Scholten van Vanevelt, die tr. in of vóór 1537 Gysbert Woltersz (van Twiller), geb. ± 1518, + vóór 11 Mei 156 , zn. van Wolter.
Was van voor 1568 tot 1583 leen/eigenaar van Groot Willaer in Scherpenzeel (WvT brief S.Laansma 1975)
Gelders Archief ambt Scherpenzeel, toeg 0434 Huis ter Schuur inventaris 195
Acte, waarbij Wilhelm van Scherpenzeel Wolter Giisberts zoon van Gijsbert Woltersen, beleent met een rente van 5 Carolusgulden uit Groot Twiller, 1568. Met in dorso een latere acte van belening, 1583
Ook vermeld in Leenboek Scherpenzeel
30-3-1583: Wouter Gijsbertsz. bij dode van Hendrik Scholten Hendriksz. met ledige hand, 141 fol.51v
Hendrik was zijn oom van moederszijde
7-5-1585: Reiner van Vaneveld voor Wouter Gijsbertsz., onmondig, zoals Gijsbert Woutersz.,
diens vader, 141 fol. 55-56.
Reiner was ook een oom van Mmoederszijde
4-3-1598: Hulde van Wouter Gijsbertsz., 141 fol. 57
hvt Willem van Scherpenzeel 1520-1570
NED LEEUW 1949.
Hij was een zoon van Gijsbert Wolters, en Elisabeth Scholten van Vanevelt (zie Ned. Leeuw LX1 (1943) kol. 123). De Van Twiller’s voerden hetzelfde wapen als de Van By(a)ler's, t.w. zes lelies (3, 2 en 1), maar de bewering van Beernink (a.w. blz. 145), dat zij (dus?) tot een jongeren tak van laatstgenoemd geslacht. behoord hebben, is volkomen onbewezen.
Ned Leeuw 1940 kol334 note 136 Wolter Gijsberts en Alijdt van Wenckum Ryckertsdr uit welks huwelijk drie zonen, Gijbert, Amelis en Rykert, die den naam van Twiller aannamen, vermoedelijk ontleend aan het goed (Groot) Twyller onder Scherpenzeel.
34. Joffer Henrica, weduwe van Gelis van Ryemsdick, en Henrick van Ryemsdiick, haar zoon, dragen het goed Kleyn Watergoer, gelegen in het kerspel van der Niekerick, over aan Meys Gerritsz. en Griet, echtelieden, en aan Gyesbert Wolters. Oorspr. (Inv.no 166). De zegels van Gyesbert van Weenkum en Jan van Hell zijn verloren.
1 3 0 ) G.P.V.' Inv. no. 14, deel 30, proces XIV. Zij was blijkens G. P.V. Inv. 14, deel 1607-09, proces no. 25 een dochter van Gijsbert Wol- ters en Elisabeth (Scholten van Vanevelt; zie C.P.H. 1608 I I ) . Haar broeder Wolter Gijsberts tr. Alijdt van Wenckum Bycketsdr. (C.P.H. 1627 V, Henrick van Nulde contra Goetschalck Claessen; zie hierboven aant. 94), uit welk huwelijk drie zonen, Gijsbert, Amelis, en Rvkct, die den naam Van Twiller aannamen, vermoedelijk ontleend aan hot goed (Cleyn) Twyller onder Scherpenzeel.
Leefden te epe (Ned Leeuw 1962)
Zegelt in 1565 samen met zijn broer Lambert
Bezat een molen te Epe, zegelt samen met zijn broer betaald belasting in Epe en Heerde
Vermoedelijk Tynsopvolger van vader gerrit, Betaalde belasting te Epe in 1592
Uit het huwelijk met Jannetje of uit een eerder huwelijk werden 4 zoona en één dochter geboren Alleen van Volcken zijn gegevens bekend.
DNL 1987
R.A.U., Fin. Instellingen, nr. 319, 4 mei 1557: Meynaert Volckenszn., schout van Bunschoten, ontvangt in pand het schoutambacht van Bunschoten met het daaraan geannexeerde schoutambacht van Duyst en de Haer voor 923 pond, in twee termijnen te betalen, de ene helft Kerstmis toekomende, de andere helft de 16e oktober daaraanvolgende in handen van Mr. Jacob van Beusichem, rentmr.-gen. van Utrecht
Meijns Volcken wordt enige malen vermeld in een uitspraak van Karel Y uit het jaar 1532 in een geschil tussen de stad Amersfoort en de maarschalk van Eemland.
Otto Schrassert geboren Nijkerk, overleden Nijkerk 1553, dijkgraaf van de Arkemheense polder, bekleedde ‘t landgericht van Veluwe (1518-1545), keurmeester Veluwe, beleend met het halve leengoed het Flier onder Holck (Nijkerk) (1514), eigenaar te Nijkerk van de Lazaruskamp, vier morgen veenland onder Holck (de Hofstedekamp), van de Killenhof onder Putterbroek, Voormede, Nye Voormede en de Graftikamp, alsmede van Zuytwijk onder Putten, trouwde 1. 1495 met Engel Dageraet van Holick, dochter van Claes Dageraet van Holick en Nelle van Renesse en trouwde 2. met Maria ten Hoeff
Heerengoederen Uddel.
16-07-1612 Evert Schrassert 00 Elizabeth Broickmans, Peter Schrassert 00 Gerritgen van Heerde, Jacob Schrassert, Johan die Wael OD Johanna Schrassert en Ott Schras- sert 00 Elberta van Steenler, oprukking. Tevens consent voor hun magescheid d.d. 12-01-1602, te zamen erfgenamen van hun ouders Johan Schrassert en Geer- truijt van Nijmegen, op verzoek van hun neef Dr. Reijner Schrassert, substituut momber van Gelderland.
het goed Borrink
kwartierstaat Evert van t'Hof VVG Cosijn: gegoed onder Nijkerk en Putten; bezitter van t'goed Henekeler(1550), Gildemeester van St Catharina Gilde in de parochiekerk van Nijkerk
gasthuismr. en kerkmr. te Nijkerk (1571), gildemr. en collator van de St. Catherina-vicarie i n de parochiekerk te Nijkerk, eigenaar van Killenhof,
Kinderloos gestorven
Reyner van Arler (ook wel genoemd Reiner Schult) beleend met het goed tot Wullinck (1531), schout te Putten vermeld 1522-1530; drost op Hulckestein; nog vermeld 1547, overleden voor 10 maart 1550; trouwde le met N.N.; trouwde 2e Harderwijk 8 (morgengave 9) november 1530 met Eva van Brienen, zuster van Johan van Brienen, beleend met de hof tot Emse maart 1550 onder Epe en Larysgoed (10 maart 1550), is dood 1571.
Johan Pannekoek, zoon van Mauritius Marisz. Pannekoek, rentmeester van de Veluwe, gunsteling van hertog Karel van Gelre, op slot Eembrugge (1528), bewoner van Pannekoekshuis te Nijkerk, en Janneke van Bemmel
het goed Borrink
Henrick van Arler (de Olde) geboren circa 1545 (was op 5 februari 1605 ongeveer 60 jaar aldus zijn eigen verklaring), en nog onmondig 1551, beleend met Larysgoed (1550), het goed tot Wullinck (1551) en de hof tot Emse; wordt 1595 aangemaand het goed Arler met zijn zuster Catharina te delen; was in 1580 te Harderwijk gildemeester van het St. Georgiusgilde, overleden na 16 augustus 1617; trouwde met Hermanna van der Heil, nog vermeld 1608, dochter van Cosijn en Truida ( Geertruidt) van Oldenbarnevelt
beleend met Larysgoed (1550) en het goed tôt W u l l i n c k (1551), alsmede de hof tôt Emse
Beleend met den hof van Emst 1550
Verpacht in 1574 het schoutambt van Putten, als behorende tot denalatenschap van haar maan Reynier van Arler.
Heemraad van de Arkemeense Polder
VVGE Herengoederen deelII/201
06-08-1622 Aelt van Arler CO Elisabeth Schrassers bekomen transport na overdracht door hun (schoon)zuster Henrica Schrassers, weduwe van Nicolaus van Diermen, van 1/8 part, geassisteerd met haar broer en momber Coop Schrassers. N.B. Wederzijdse partijen hadden een 'gescheijt' gehouden over de nagelaten goederen van hun zaliger broer Evert Schrassert.
VVG herengoederen deelII.213 03-12-1614 Henrica Schrassert, weduwe van Niclaes van Diermen, en Elizabeth Schrassert, co van Aelt van Arler, bekomen transport van 1 /4 deel na overdracht door Evert en Coop Schrassert, gebroeders.
Woonde te Putten op het Bollegoed, lijftochte zijn vrouw in 1603
DNL 1943 95
Uit dit huwelijk:
le. Elisabeth. van Arler, ged. Putten 24 Nov. 1602; ondertr.
Nijkerk 5 Maart 1641 Wolter van Twiller, zn. van Gysbert Woltersz.
2e. Margrieta van Arler, ged. Putten 26Nov. 1606; ondertr.
Nijkerk 18 April 1641 Everhard van Twiller, zn. van
Amelis Woltersz.
3e. Derck van Arler, ged. Putten 19 Aug. 1610, leeft nog Putten 20 Oct. 1636).
On October 22, 1559, he received half of the farm in Archemede, near Nykerk, in tenure from the Abbey of Paderhorn upon the refusal of his brother, Kiliaen, to accept it.
4941 Wolter Henrickss. van Wenckum contra Willem van Haeften Ottenss., Leengoed. Datering:
1559 Procesdossiernummer:
1559/22 Eiser:
Wolter Henrickss. van Wenckum Gedaagde:
Willem van Haeften Ottenss. Feit:
Leengoed. Vindplaats:
Gelders Archief
Margarythe/Gryte Mhelis van Kayenbeeck, tr. Harderwijk (morgengave) 06-05-1549 Rycket Brinck/van Wenckum, overl. v 14-11-1562, zn. van Wouter Hendricksen van Wenckum en Lambertgen Brinck.
- 14-11-1562: Gryte, wed. van Rycket Brinck met Bessel van Wenckum haar oom en gekoren momber ad lites om in te vorderen zes mudde rogge ´s jaars als haar met haar zal. man in medegave vermoege een hylixbrief gegeven is en nog 250 gl. als haar zal. man van zal. Alphert Brinck gegeven is ([REC] inv. nr 136, fol. 107).
- 13-2-1571: Frederick van Zuilen van Nijevelt, drost van Veluwe, verzoekt aan burgemeesters en raad Margareta, weduwe van Rijckolt van Wenckom en kinderen Brinckjen, Alijt en Melis van Wenckum, in het bezit te stellen van hun aandeel in de door Wolter van Wenckum nagelaten goederen voor zover in deze jurisdictie van Harderwijk gelegen zijn. Geschreven te Bernefelt 13 februari 1571 (Afschrift ca. 1760) in inv. nr. 1997 folio 76 (Harderwijk, regesten 100 tot 1500, nr. 1447).
- 6-5-1549: Ryckout Brinck Woutersz gaf Gryte Mhelis, zijn echte wijf, 100 Frankrycksche schilden to morgangave ([REC] inv. nr. 134, fol. 417vso).
- 16-3-1550: Ryckout Brinck met Gryte, zijn echte wijf, Claes Eersten met Mette, zijn echte wijf, en Hille Brincks en Henrickje Brincks alias genant Brinckgen met Ryckout voors. haar broeder en hun beider gecoren momber, machtigen Wolter Henricks, hun vader tegen Marten Coelwagen en Lambert van Huet ([REC] inv. nr. 135, fol. 14 en 15vso).
- 14-11-1562: Gryte, wed. van Rycket Brinck met Bessel van Wenckum, haar oom en gekoren momber machtigt ad lites om in te vorderen 6 mudde rogge ´s jaars als haar met haar zal. man in medegave vermoege een hylixbrief gegeven is en nog 250 gl. als haar zal. man van zal. Alphert Brinck gegeven is ([REC] inv. nr. 136, fol. 107).
- 1627: zie ook ([GA PRO] 1627V Henrick van Nultle contra Goetschalck Claessen).
Nelle van Wenckum, oudste dochter van Wouter Henricksen en Lambertgen Brinck. Laatstgenoemd echtpaar had blijkens genoemde verklaring geen andere dochters dan Nelle, een niet met name genoemde, gehuwd met Mauritius Pannekoeck (kinderloos overleden), en een jongste, Hilletje genaamd, getrouwd met Evert van Nulde.
0434 Huis Ter Schuur Inventaris 5. Regestenlijst Bookmark Delen Reageren 51 . Kyll van Nulde en Coip Scrasser enerzijds, en Johan van Bryenen en Peter Herbertsen anderzijds, maken huwelijks voorwaarden tussen Evert van Nulde en Hille van Wenckum, dochter van Wolter van Wenckum, waar bij Evert van Nulde de erfenis van zijn vader en hetgeen hij van zijn moeder zal erven, aanbrengt, en waarbij Hille van Wenckum aanbrengt het erf Crom-raenhorst, behalve het aandeel van Cornelis van Erveningen, met het Haterboss en een zichtgang op het Helrevelt, gelegen in het ambt Nyekerck, waarbij tevens bepaald wordt, dat Wolter aan Evert en Hille, als ze niet meer bij hem in huis wonen, 2 molder rogge zal geven, en waarbij joffer Mergreta Brincks, dochter van Alert Otten met Wolff Wolff, haar momber, aan Hille geeft een erf te Hyerde in de vrijheid van Harderwiick, zoals zij dat van haar oom Alffert Brinck ontvangen heeft en waaronder behoren een stuk weiland in de buurschap Hulshorst in het ambt Ermell, een stuk haverland in de vrijheid, 52 molder haverland, waarvan 10 molder in de vrijheid, genaamd het Hoige Broick , aan de Hierder beyck en 42 molder in het ambt Armell, aan de overzijde van de Hierder beeck , 2 dagraaten hooiland, die "toe wandell gaen van 8 dachmaeten", een dagmaat hooiland op de Oistermheen, genaamd het Elsskipgen; tevens wordt bepaald, dat Hille en Evert na Margaretha's dood aan haar nicht Elsse Dircks 2 molder rogge 's jaars geven. Oorspr. (Inv.no 55). Met de geschonden zegels van de 1e, 3e en 4e oorkonder, het zegel van de 2e oorkonder is verloren. Datering:
1556 December 29
DNL 1940 P.V. Inv. 14, deel 1607-09, proces no. 25
een dochter van Gijsbert Wolters en Elisabeth (Scholten van Vanevelt;
zie C.P.H. 1608 I I ) .
Haar broeder Wolter Gijsberts tr. Alijdt van Wenckum Bycketsdr.
(C.P.H. 1627 V, Henrick van Nulde contra Goetschalck Claessen; zie hierboven
aant. 94),
uit welk huwelijk drie zonen, Gijsbert, Amelis, en Rvkct, die den naam Van Twiller aannamen,
Leenboek Scherpenzeel 11-5-1568: Hendrik Scholten Hendriksz. voor Wouter Gijsbertsz., zijn neef, onmondig, bij dode van Gijsbert Woutersz., diens vader, te Nijkerk, 141 fol. 51-52
Hendrik Scholten was de broer van Gijsbert's vrouw Scholten Vaneveld
WvT Van Klein Watergoor
Gelders Archief : 0434 Huis Ter Schuur Inventaris 2. Stukken van zakelijke aard
2.1. Goederen in Gelderland
2.1.1. Kwartier van Arnhem
2.1.1.9. Ambt Nijkerk
166 Acte, waarbij Henrica, weduwe van Gelis van Ryemsdick, en Henrick, haar zoon, het goed Klein Watergoor overdragen aan Meys Gerits en Griet, echtelieden en aan Gyesbert Wolters
Datering: 1540
31-10-1540 Joffer Henrica, weduwe van Gelis van Ryemsdick, en Henrick van Ryemsdiick, haar zoon, dragen het goed Kleyn Watergoer, gelegen in het kerspel van der Niekerick, over aan Meys Gerritsz. en Griet, echtelieden, en aan Gyesbert Wolters. Oorspr. (Inv.no 166). De zegels van Gyesbert van Weenkum en Jan van Hell zijn verloren. ([GA Terschuur] reg. 34).
Het huis Watergoor bestond in Nijkerk van 1435 tot 1854 (Gelders Archief)
zie Otto van Scherpenzeel & Stijne
Hendrik van Aller, die in 1424 beleend werd met half Watergoor, behoorde tot de huwelijksvrienden van Stijne van den Gruijthuijs
De Ned Leeuw 1943 blz 123.
Elisabeth Scholten van Vanevelt, die tr. in of vóór 1537 Gysbert Woltersz (van Twiller), geb. ± 1518, + vóór 11 Mei 156 , zn. van Wolter.
1553 uit ambt van Schout van Nijkerk ontslagen
Vermeld in 1529. Wegens wangedrag in 1551 te Arnhem gevangen gezet.
Eigenaar van het goed Roeckeswerff. Nog vermeld met zijn vruw in 1558.
Ook vermeld in leenboek Scherpenzeel 30-3-1583: Wouter Gijsbertsz. bij dode van Hendrik Scholten Hendriksz. met ledige hand, 141 fol. 51v
vermeld 14 Nov. 1575 ,pacht 5 Sept. 1577 het schoutambt van Putten van Bye Scholten, en komt op dien grond na afloop van den pachttijd voor als gewezen schout van Putten4 0 ) , leeft nog 27 Maart 1597
De Ned Leeuw 1943 blz 123.
Elisabeth Scholten van Vanevelt, die tr. in of vóór 1537 Gysbert Woltersz (van Twiller), geb. ± 1518, + vóór 11 Mei 156 , zn. van Wolter.
Leenboek Scherpenzeel 11-5-1568: Hendrik Scholten Hendriksz. voor Wouter Gijsbertsz., zijn neef, onmondig, bij dode van Gijsbert Woutersz., diens vader, te Nijkerk, 141 fol. 51-52
Hendrik Scholten was de broer van Gijsbert's vrouw Scholten Vaneveld
WvT Van Klein Watergoor
Gelders Archief : 0434 Huis Ter Schuur Inventaris 2. Stukken van zakelijke aard
2.1. Goederen in Gelderland
2.1.1. Kwartier van Arnhem
2.1.1.9. Ambt Nijkerk
166 Acte, waarbij Henrica, weduwe van Gelis van Ryemsdick, en Henrick, haar zoon, het goed Klein Watergoor overdragen aan Meys Gerits en Griet, echtelieden en aan Gyesbert Wolters
Datering: 1540
31-10-1540 Joffer Henrica, weduwe van Gelis van Ryemsdick, en Henrick van Ryemsdiick, haar zoon, dragen het goed Kleyn Watergoer, gelegen in het kerspel van der Niekerick, over aan Meys Gerritsz. en Griet, echtelieden, en aan Gyesbert Wolters. Oorspr. (Inv.no 166). De zegels van Gyesbert van Weenkum en Jan van Hell zijn verloren. ([GA Terschuur] reg. 34).
Het huis Watergoor bestond in Nijkerk van 1435 tot 1854 (Gelders Archief)
zie Otto van Scherpenzeel & Stijne
Hendrik van Aller, die in 1424 beleend werd met half Watergoor, behoorde tot de huwelijksvrienden van Stijne van den Gruijthuijs
Arnt Heijmansz van Corler die +/-1515 op zijn vaders erfgoet 'Corler' trouwde, was in 1559 vice-cureit te Kampen, werd daar verbannen en vluch tte naar de vrije stad Elburgh. Hij werd daar in 1551 Schepen en later Burgemeester. Hij was ouderling in de Gereformeerde kerk (NH) en mede-kerkhervormer van de Veluwe
Volle naam is: Evert van Domseler van Emeler van Schoonderbeek.(Oude Evert te Amersfoort) Draagt als erfgenaam van Margriet van Doornick van Wijnbergen de Begraven Hof te Harderwijk op aan hertog Karel op 15 maart 1526. Trouwt 1e Bartraet, van wier nalatenschap hij in 1484 afstand doet tegen betaling van 32 Rijnlandse Guldens door Jan van Zulen. Trouwt 2e Abraham
.
Koopt Quickborn van de heer Voorst van Keppel
Beleend met de helft van het goed Groot Twiller en de tiend uit Groot- en Klein Emeler en de Horst. Overluid Dom Utrecht op 2 december 1601.
Was geruime tijd voor haar overlijden krankzinnig. Trouwt (huwelijkse voorwaarden 14 mei 1589) op 20 mei 1589 te Amersfoort met Gijsbert van Wenckum (Overleden vóó 25 januari 1613), zoon van Gerrit (Overleden november 1593) om wiens doodskist Bate ronddanste met loshangende haren onder het zingen van :"Vadertje van Wenckum is dood". Brengt een 1/4 van Emeler, gend. de Olde Hofstede, ten huwelijk aan, die zij gemeen heeft met haar zuster Casinne en de kinderen van haar broeder Evert. Zij is de derde dochter en op één na laatste om beleend te worden met de tienden uit Emeler. Haar dochter Alijd trouwt Brandt Aerts.
Leefden te epe (Ned Leeuw 1962)
Verwerft in 1436 het burgerschap van Amersfoort
Uit het huwelijk met Jannetje of uit een eerder huwelijk werden 4 zoona en één dochter geboren Alleen van Volcken zijn gegevens bekend.
DNL 1987
R.A.U., Fin. Instellingen, nr. 319, 4 mei 1557: Meynaert Volckenszn., schout van Bunschoten, ontvangt in pand het schoutambacht van Bunschoten met het daaraan geannexeerde schoutambacht van Duyst en de Haer voor 923 pond, in twee termijnen te betalen, de ene helft Kerstmis toekomende, de andere helft de 16e oktober daaraanvolgende in handen van Mr. Jacob van Beusichem, rentmr.-gen. van Utrecht
Meijns Volcken wordt enige malen vermeld in een uitspraak van Karel Y uit het jaar 1532 in een geschil tussen de stad Amersfoort en de maarschalk van Eemland.
Van Niekerken in DNL 1987 kol 136 meldt dat Geertruijd van haar vader Jacob van Zijl als huwelijksgift in 1532 en daarna nog eens in 1544 land verkreeg in Bunschoten.
Voor het eerst vermeld in 1464
De Ned leeuw 1940 kol 52
10 Januari 1563 verkochten Peel van Hennekeler en zijn vrouw Geertruid twee morgen land met dijk en thins, gelegen in den Arkemheen ! (onder Nijkerk) aan Henrick Scholten Aeltsz en Arntgen zijn ! huisvrouw0 ) . Vóór hem had dit goed behoord tot het bezit van Henrick van Hennekeler, die het van Wolff van Hennekeler geörven had7 ) .
Wolff, ook wel genoemd Wulffganck, had het goed in 1464 met vergunning van de abdis van Elten gelost. Dat wij hier met drie verschillende generaties te doen i hebben, blijkt uit de verklaring, dat: „nae Wulff van ' Hennekeler gedessendeert is een Henrick van Hennekeler, daernae eenen Peell van Hennekeler" die het goed (in 1563) verkocht.
'Wij meenen te mogen aannemen, dat Wulfganck voornoemd Peel's grootvader was. Hij komt in de gerichtssignaten der Veluwe van 1485-1494 voor, en was een tijdgenoot van Heiman van Hennekeler (gehuwd met Geertruits) , in genoemde signaten vermeld 1484-1501 .
Mogelijk — doch niet onomstootelijk bewezen — is, dat hij de vader was óók van Henrick's tijdgenoot Wulff (of Wolff er) van Hennekeler, vermeld 1528-1530, eigenaar van ,'t Harsstuck" onder Nijkerk (1530), vóór 3 Juli 1544 overleden, wiens erfgenaam (en zoon?) was Wulff er van Hennekeler (de Jonge1 ) , van wien Casijn Wuffsz van Hennekeler in 1550 land verkreeg, en die Casijn's vader is geweest.
Voor genealogischen samenhang van Wulfganck (Peel's grootvader) en Wulff er van Hennekeler de Jonge pleit ook de bezitsopvolging ten aanzien van het goed Hennekeler
DDe ned Leeuw 1940 Kol 53
Het goed Hennekeler.
Nog in den huidigen tijd komen Van Hennekelers te Nijkerk voor. De naam is in oorsprong ontleend aan het goed
(Groot en Klein) Hennekeler, gelegen Noord-Oostelijk van Nijkerk in de buurtschap Wullenhoven. Oorspronkelijk behoorde het tot de volschuldige-eigen goederen van de Abdijvan Elten, waarvan al die luede die die guede hebben man en wiif na den guede horen en eygen (sullen) wesen".
Het goed to Hennekeler" was einde 14e eeuw in gebruik bij Wolphart (ook genaamd Wolfert van Hennekeler) die jaarlijks een malder rogge en een malder gerst (grondcijns) uit het goed opbracht, en tevens tiendplichtig was in den Hoff to Appel. Omstreeks 1320 werd reeds herfstbede of brevinge (een hoorige schatting) geheven van een Wolfgher van Henninclair, en siin broder Rutgher, hoorigen in die cloft van Putten van ander heren (dan nl. van 's Graven) lude"
Als in 1622 over den eigendom van twee morgen polderland geprocedeerd wordt, wordt de stelling opgeworpen, dat Wulffganck van Hennekeler, die o.m. deze morgens in 1464 loste, zulks deed in zijn hoedanigheid van gebruiker van het goed Hennekeler. In 1475 wordt dat goet tot Hennecler en heeft Wolphart uitdrukkelijk nogmaals vermeld onder die eigen en hoorige goederen van de Abdij van Elten, waarvan diegene,'t zij man off vrouw, die (die goederen) hebben willen sullen wesen horig ende ledigh eigen nae den goede.
Ruim een halve eeuw later blijken de Van Hennekelers zich van de hoorigheid ontslagen te hebben.Het erf is dan in het bezit van Wulff van Hennekeler de Jonge, en het is op deze bezitsopvolging dat wij hierboven doelden. De verplichting zich naar het goed te qualificeeren (d.w.z. zich van vrij man hoorig (volschuldig-eigen) te maken) kocht Wulff voor zich en zijn zoon Casijn in 1547 voor een som ineens af.
Laatstgenoemde woonde later te Harderwijk, en deed het erf door pachters bebouwen. Na zijn dood kregen bij magescheid van 28 Juli 1590 zijn zoon Ernst van Hennekeler en zijn vrouw Geertruid (van Oldenbarneveld) den saelweer (de horige hoeve), waar zij zich vestigden na beëindiging der loopende pachten; zijn zoon Aelt van Hennekeler en diens vrouw kregende rest. Laatstgenoemde woonde zelf elders op het goed, later te Nijkerk; zijn broer Ernst voldeed mede te zijnen behoeve de noodzakelijke oprukking.
Merkwaardig is, dat Ernst's zoon Wulff, die het goed na zijn vaders dood verkregen zal hebben, zich eerst nog naar het goed gequalificeerd schijnt te hebben. Een in het archief der Geldersche Rekenkamer op hét Rijksarchief te Arnhem aanwezige lijst van onder meer de hoorige Eltensche (of vrouwen-) goederen op de Veluwe noemt Wulffer van Hennekeler vrauwenman ind guet, dienstwiiff. Uit deze aanteekening blijkt, dat de toen malige hoorige gebruiker gehuwd was met een vrije vrouw, voor wie,om haar tegen hoorigheid te vrijwaren, uiteraard oprukking zal zijn gedaan.
Van eenige hoorigheid van zijn vader Ernst blijkt niet,integendeel was deze een grootgrondbezitter in den Arkemheen, die 5 Februari 1618 genoemd wordt onder de dan gekozen sestien vrije knaepen"van dien polder en als bezitter van het goed Hennekeler nog in 1611 oprukking verkreeg De ualificatie van Wulff als volschuldig-eigene van de Abdij te Elten in ± 1620 plaatst ons dan ook voor een raadsel, te meer daar een tegen hem aangespannen proces van twee zijner zwagers om staat en inventaris van de erfhuisschulden (erfhuis van zijn vader Ernst?) in 1622 op niets uitloopt, daar van burgerschap toe Enckhuysen" blijkt Dit burgerschap dankte Wulff waarschijnlijk aan zijn huwelijk met een uit Enkhuizen afkomstige vrouw.
De oplossing van het raadsel bleek ons niet. Zeker is dat niet lang daarna het goed definitief van de hoorigheid is ontslagen. De bezitters moeten van een meer dan normalen stand of rijkdom geweest zijn, want in 1631 blijkt het goed bij de vrijing tot een (pand)leen verheven te zijn. Nadat i in dat jaar een in de acte niet met name genoemde Van Hennekeler met het goed is beleend volgt in 1649 als leenvolger diens zoon Ernst van Hennekeler hem op. Wulff zelf (die immers Ernst's vader was) moet dus de eerste leenman zijn geweest.
Na Ernst's overlijden komt het goed bij beleening van 7 Maart 1675 aan diens zuster Joffer Geertruyt van Hennekeler.Nog in 1703 behoorde haar het goed met de daarop staande schuren toe; deels was het echter ook eigendom van haar neven (zusterskinderen), de gebroeders Coornbreecker te Amersfoort.
In 1716 kwam het geheele goed bij erfenis aan de weduwe van Andreas Coornbreecker. Zij verkocht het 31 October 1716 aan Sr. Henrick Snoeck en zijn vrouw, die daarmede beleend werden 1 Maart 1717. Het goed wordt dan omschreven als Groot- en Klein Hennekeler met syn huysingen, bergen, tabax en andere schuyren en verdere getimmer, item hoven en hofsteden, mitsgaders plantagie van opgaende bomen met alle die onderhorige landeryen, bossen, en velde en houtgewassen, leenroerig aan de abdisse van Elten en bracht de kapitale som van 18.500 op.
Klein Hennekeler is voor ongeveer twintig jaren geleden door brand geheel verwoest, en niet
weer herbouwd.
Otto Schrassert geboren Nijkerk, overleden Nijkerk 1553, dijkgraaf van de Arkemheense polder, bekleedde ‘t landgericht van Veluwe (1518-1545), keurmeester Veluwe, beleend met het halve leengoed het Flier onder Holck (Nijkerk) (1514), eigenaar te Nijkerk van de Lazaruskamp, vier morgen veenland onder Holck (de Hofstedekamp), van de Killenhof onder Putterbroek, Voormede, Nye Voormede en de Graftikamp, alsmede van Zuytwijk onder Putten, trouwde 1. 1495 met Engel Dageraet van Holick, dochter van Claes Dageraet van Holick en Nelle van Renesse en trouwde 2. met Maria ten Hoeff
Arnt Schrassert overleden in of vóór 1547, kerkmeester te Nijkerk (1535/36), in het landgericht van Veluwe (1535-‘37), gegoed onder Nijkerk (bezitter van Schinkelhoefslag, twee akkers op den Aller, een halve hoeve in Neckenvelde en in de Duyst, en een deel van de Bloemencamp en Ermelo (waar hij het halve goed Bitterschoten bezat, trouwde met Willempje van Dompeseler, dochter van Hendrik van Dompseler.
Otto Schrassert geboren Nijkerk, overleden Nijkerk 1553, dijkgraaf van de Arkemheense polder, bekleedde ‘t landgericht van Veluwe (1518-1545), keurmeester Veluwe, beleend met het halve leengoed het Flier onder Holck (Nijkerk) (1514), eigenaar te Nijkerk van de Lazaruskamp, vier morgen veenland onder Holck (de Hofstedekamp), van de Killenhof onder Putterbroek, Voormede, Nye Voormede en de Graftikamp, alsmede van Zuytwijk onder Putten, trouwde 1. 1495 met Engel Dageraet van Holick, dochter van Claes Dageraet van Holick en Nelle van Renesse en trouwde 2. met Maria ten Hoeff
Peinder te Nijkerk 1488 en te Putten 1492.
Machtigt zijn schoonzoon Gerrit van Speulder, eigenaar van het goed Arler (DNL)
Reiner Henricksz van Arler peinder te Nijkerk (vermeld 1488-1499) en te Putten (vermeld 1492-1499), machtigt 1492 zijn zwager ( = schoonzoon) Gerrit van Spetade, eigenaar van het goed Arler, leeft nog 1506, doch is dood 1510, trouwde ( le?) in of voor 1484 mt Jan N.N.; tr. (2e?) in of voor 1498 met Katharina van Scherpenzeel, zij stichtte 9 februari 1510 als weduwe een vicarie bij het altaar van het H. Kruis te Putten, beleend met het goed tot Wullinck onder Zelhem (1522), zij is dood 11 december 1531
Hendrik van Wisch, heer van Wisch, overleden voor 1448. In 1390 voor het eerst als heer van Wisch vermeld. Aangezien hij nog onmondig was, zegelde toen zijn oom Robert voor hem. In 1395 zegelde hij zelfstandig. Wordt op 12.9.1386 en 20.5.1424 als knaap vermeld, en op 4.5.1427 en 13.6.1447 als ridder. Tr. Irmgard van Wittgenstein. Hendrik van Wisch had een bastaardzoon:
Reyner van Arler (ook wel genoemd Reiner Schult) beleend met het goed tot Wullinck (1531), schout te Putten vermeld 1522-1530; drost op Hulckestein; nog vermeld 1547, overleden voor 10 maart 1550; trouwde le met N.N.; trouwde 2e Harderwijk 8 (morgengave 9) november 1530 met Eva van Brienen, zuster van Johan van Brienen, beleend met de hof tot Emse maart 1550 onder Epe en Larysgoed (10 maart 1550), is dood 1571.
Henrick van Arler schout te Putten (1539), nog vermeld 1541, overleden vóór 3 juni 1547; trouwde in of vóór 1533 met Naete van Hoeckelom (vermoedelijk een zuster van Griet van Hoeckelom, want deze noemt in 1539 Henrick van Arler haar zwager, overleden na 3 maart 1580. Op 25 juli 1547 is er een Missive van de Stadhouder aan Reyner van Arler en de weduwe van Henrick van Arler, met last om op 6 augustus a.s. voor het Hof te verschijnen ten einde tegen pastoor, kerkmeesters en kerspelslieden van Putten gehoord te worden in zake hun geschil over de Kleefsche penningen.
Reyner van Arler (ook wel genoemd Reiner Schult) beleend met het goed tot Wullinck (1531), schout te Putten vermeld 1522-1530; drost op Hulckestein; nog vermeld 1547, overleden voor 10 maart 1550; trouwde le met N.N.; trouwde 2e Harderwijk 8 (morgengave 9) november 1530 met Eva van Brienen, zuster van Johan van Brienen, beleend met de hof tot Emse maart 1550 onder Epe en Larysgoed (10 maart 1550), is dood 1571.
Henrick van Arler schout te Putten (1539), nog vermeld 1541, overleden vóór 3 juni 1547; trouwde in of vóór 1533 met Naete van Hoeckelom (vermoedelijk een zuster van Griet van Hoeckelom, want deze noemt in 1539 Henrick van Arler haar zwager, overleden na 3 maart 1580. Op 25 juli 1547 is er een Missive van de Stadhouder aan Reyner van Arler en de weduwe van Henrick van Arler, met last om op 6 augustus a.s. voor het Hof te verschijnen ten einde tegen pastoor, kerkmeesters en kerspelslieden van Putten gehoord te worden in zake hun geschil over de Kleefsche penningen.
Verpacht in 1574 het schoutambt van Putten, als behorende tot denalatenschap van haar maan Reynier van Arler.
Nale van Arler, vermeld 1554, overleden na 28 juni 1617; trouwde 1e vóór 18 oktober 1568 met Mauritius Pannekoeck; trouwde 2e vóór 31 juli 1582 met Johan Slodt (of Jan Slootse), overleden tussen 9 september - 23 november 1582; trouwde 3e (huwelijkse voorwaarden) 23 juli 1586 met Evert Schrassert Philipsz. maalman van 't Appelrevelt, beleend met het goed Borrink (1581), kerkmeester te Nijkerk (1590 en 1596), overleden tussen 28 juli 1617 - mei 1620, zoon van Philips Ottensz. Schrassert en Elisabeth van Estvelt.
vvg 2014/ 55
Verpacht in 1574 het schoutambt van Putten, als behorende tot denalatenschap van haar maan Reynier van Arler.
4941 Wolter Henrickss. van Wenckum contra Willem van Haeften Ottenss., Leengoed. Datering:
1559 Procesdossiernummer:
1559/22 Eiser:
Wolter Henrickss. van Wenckum Gedaagde:
Willem van Haeften Ottenss. Feit:
Leengoed. Vindplaats:
Gelders Archief
Met zijn vrouw bezitters van abstgoed "Cleyn Hellengoed" in 1532.
Kocht zih in 1532 met zijn vrouw vrij van verplichting zich horig te maken naar het goed.
Zij bezat, zonder horig te zijn, in 1532 "Cleyn Hellegoed"
Gijsbert wordt genoemd als leenman in de leenboeken uit 1520.
DNL 1940 P.V. Inv. 14, deel 1607-09, proces no. 25
een dochter van Gijsbert Wolters en Elisabeth (Scholten van Vanevelt;
zie C.P.H. 1608 I I ) .
Haar broeder Wolter Gijsberts tr. Alijdt van Wenckum Bycketsdr.
(C.P.H. 1627 V, Henrick van Nulde contra Goetschalck Claessen; zie hierboven
aant. 94),
uit welk huwelijk drie zonen, Gijsbert, Amelis, en Rvkct, die den naam Van Twiller aannamen,
Wolter Gijsbert en Segher Gijsberts zijn volgens WvT en HvT broers. Dot blijkt uit onderoek naar meerdere bronnen.
Segher woonde op de hoeve genaamd Twiller, Twijlre of Twilre of ook Cleyn Twiller waaruit ook blijkt dat er verwantschap is met het geslacht van Wolter Gijsbert dat afkomstig is van t'Willaer uit Scherpenzeel.
Wolter was beleend met groot Twillaer in Scherpenzeel en later Watergoor in Nijkerk.
(Peter van de Born)
Tynsboek 101 Nijkerk (1467-1485)
Fol.4
Goude seger gysbertsoins wyff myt hoeren kynderen alleer
It Thomas blome
Fol. 5 Goude seger gysberts soin huisfrou weduwe alleer It maes henrics van IIII mergen veens
In der Columpnen van putten inder prochien van nyekerck van dat hietet grawenveen daer aff den Thyns van elliken mergen IIII d
fol. 22 Aelt Seger gysberts soin alleer It Aelt van morsseler van III mergen
Grawenveen Fol 29vso Griet Arnt brantss wyff ende pueris alleer It Aernt henrich westvelincs van lande gecoft tegen gertruyd rensen alleer bessel henrics wyff van aller IIII alde gr ende van erve alleer maes andries blomens VIII gr tsamen VIII mergen gelegen op slichtenhorsterbroick maict tsamen XVI s So blyft op Arnt VIII s
It Seger gysberts sal betalen van den voirss summe van IIII mergen VIII s
Fol 205vso Item goude zeger gysbertss wyff mit oeren kynderen alleer Thomas blomen XXII s
Fol 206 Item henrick Reynerss alleer goude zeger gysbertss huysfrou wedue alleer maes henricks van IIII mergen veens XVI d
fol 241 Item Aelt zeger gysberts alleer peter van hoirssenvoirde van VIII mergen veens II s VIII d alleer hermans van staveren
Tynsboek 103 (1502-1555) Fol 15 Aelt Zeger Ghysberts,(Arys Aelts),alleer Thomas Blome 22 st.(Aris Aelts). (Henrick v Henneckeler sall betailen van Gijsbert Henricxs somme die hyr vanc doirgedain ys. 1 alt gr). (Peel Rant sal oich betailen van Gysbert Henrixs somme vurs. die vanc doirgedain ys. 1 alt gr.).
fol 24
Henrick Reyners,(Arrys Aelts),alleer Goude,Zeger Ghysberts wedue,alleer Maes Henricks van 4 mrg veens 16 den. (Reyner Goertss).
Fol 122 Aelt Zeger Ghijsberts,(nb.Andries Aelts),van 4 mrg gelegen op Slichtenhorsterbroick, alleer Arnt Henrick Westvelincks 8 st. (Hz.Andries Aeltzs).
Fol 159 Aelt Zeger Gijsbertz,(Arys Ailts),alleer Peter v Horssenvoirde van 8 mrg veens alleer Hermans v Staveren 2 st. 8 den. (Arys Ailtss).
documenten Twiller en historie...
Tijnsgoed_Twiller.htm
Tynsboek 101 Nijkerk (1467-1485)
Fol.4 Goude seger gysbertsoins wyff myt hoeren kynderen alleer
It Thomas blome
Fol. 5 Goude seger gysberts soin huisfrou weduwe alleer
It maes henrics van IIII mergen veens
Wegens wangedrag in 1551 te Arnhem gevangen gezet.Eigenaar van het goed Roeckeswerff
1553 uit ambt van Schout van Nijkerk ontslagen
Vermeld in 1529. Wegens wangedrag in 1551 te Arnhem gevangen gezet.
Eigenaar van het goed Roeckeswerff. Nog vermeld met zijn vruw in 1558.
Ook vermeld in leenboek Scherpenzeel 30-3-1583: Wouter Gijsbertsz. bij dode van Hendrik Scholten Hendriksz. met ledige hand, 141 fol. 51v
Gijsbert van Domseler, ook wel Gijsbert van Emeler genoemd. Overleden na 1500 en begraven naast zijn broer Mor. Was verheven in de ridderschap van de Veluwe in 1471 en 1484.
Jan van Schaffelaar (van Dompseler sprong in Barneveld van de door de Hoeken belegerde kerk.
Jan van Dompseler noemde zich was van Schaffelaar na zijn huweleijk met Aleid van Schaffelaar. Zij kwam van de hoeve De Schaffelaar bij Barneveld.
Als één van de bekendste nazaten van Evert Lubberts van Domselaar mag worden genoemd Jan van Schaffelaar.
Het onderzoek, gedaan door Dr. A.H.J. Prins en beschreven in "Jan van Schaffelaar, Requiem van een Gelderse ruiter"(Schaffelaarreeks nr. 12) geeft aan met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid dat Jan een zoon was van Gijsbert van
Volle naam is: Evert van Domseler van Emeler van Schoonderbeek.(Oude Evert te Amersfoort) Draagt als erfgenaam van Margriet van Doornick van Wijnbergen de Begraven Hof te Harderwijk op aan hertog Karel op 15 maart 1526. Trouwt 1e Bartraet, van wier nalatenschap hij in 1484 afstand doet tegen betaling van 32 Rijnlandse Guldens door Jan van Zulen. Trouwt 2e Abraham
.
Koopt Quickborn van de heer Voorst van Keppel
Gegoed aldaar 1501, 1511
Verwerft in 1436 het burgerschap van Amersfoort
Voor het eerst vermeld in 1464
De Ned leeuw 1940 kol 52
10 Januari 1563 verkochten Peel van Hennekeler en zijn vrouw Geertruid twee morgen land met dijk en thins, gelegen in den Arkemheen ! (onder Nijkerk) aan Henrick Scholten Aeltsz en Arntgen zijn ! huisvrouw0 ) . Vóór hem had dit goed behoord tot het bezit van Henrick van Hennekeler, die het van Wolff van Hennekeler geörven had7 ) .
Wolff, ook wel genoemd Wulffganck, had het goed in 1464 met vergunning van de abdis van Elten gelost. Dat wij hier met drie verschillende generaties te doen i hebben, blijkt uit de verklaring, dat: „nae Wulff van ' Hennekeler gedessendeert is een Henrick van Hennekeler, daernae eenen Peell van Hennekeler" die het goed (in 1563) verkocht.
'Wij meenen te mogen aannemen, dat Wulfganck voornoemd Peel's grootvader was. Hij komt in de gerichtssignaten der Veluwe van 1485-1494 voor, en was een tijdgenoot van Heiman van Hennekeler (gehuwd met Geertruits) , in genoemde signaten vermeld 1484-1501 .
Mogelijk — doch niet onomstootelijk bewezen — is, dat hij de vader was óók van Henrick's tijdgenoot Wulff (of Wolff er) van Hennekeler, vermeld 1528-1530, eigenaar van ,'t Harsstuck" onder Nijkerk (1530), vóór 3 Juli 1544 overleden, wiens erfgenaam (en zoon?) was Wulff er van Hennekeler (de Jonge1 ) , van wien Casijn Wuffsz van Hennekeler in 1550 land verkreeg, en die Casijn's vader is geweest.
Voor genealogischen samenhang van Wulfganck (Peel's grootvader) en Wulff er van Hennekeler de Jonge pleit ook de bezitsopvolging ten aanzien van het goed Hennekeler
DDe ned Leeuw 1940 Kol 53
Het goed Hennekeler.
Nog in den huidigen tijd komen Van Hennekelers te Nijkerk voor. De naam is in oorsprong ontleend aan het goed
(Groot en Klein) Hennekeler, gelegen Noord-Oostelijk van Nijkerk in de buurtschap Wullenhoven. Oorspronkelijk behoorde het tot de volschuldige-eigen goederen van de Abdijvan Elten, waarvan al die luede die die guede hebben man en wiif na den guede horen en eygen (sullen) wesen".
Het goed to Hennekeler" was einde 14e eeuw in gebruik bij Wolphart (ook genaamd Wolfert van Hennekeler) die jaarlijks een malder rogge en een malder gerst (grondcijns) uit het goed opbracht, en tevens tiendplichtig was in den Hoff to Appel. Omstreeks 1320 werd reeds herfstbede of brevinge (een hoorige schatting) geheven van een Wolfgher van Henninclair, en siin broder Rutgher, hoorigen in die cloft van Putten van ander heren (dan nl. van 's Graven) lude"
Als in 1622 over den eigendom van twee morgen polderland geprocedeerd wordt, wordt de stelling opgeworpen, dat Wulffganck van Hennekeler, die o.m. deze morgens in 1464 loste, zulks deed in zijn hoedanigheid van gebruiker van het goed Hennekeler. In 1475 wordt dat goet tot Hennecler en heeft Wolphart uitdrukkelijk nogmaals vermeld onder die eigen en hoorige goederen van de Abdij van Elten, waarvan diegene,'t zij man off vrouw, die (die goederen) hebben willen sullen wesen horig ende ledigh eigen nae den goede.
Ruim een halve eeuw later blijken de Van Hennekelers zich van de hoorigheid ontslagen te hebben.Het erf is dan in het bezit van Wulff van Hennekeler de Jonge, en het is op deze bezitsopvolging dat wij hierboven doelden. De verplichting zich naar het goed te qualificeeren (d.w.z. zich van vrij man hoorig (volschuldig-eigen) te maken) kocht Wulff voor zich en zijn zoon Casijn in 1547 voor een som ineens af.
Laatstgenoemde woonde later te Harderwijk, en deed het erf door pachters bebouwen. Na zijn dood kregen bij magescheid van 28 Juli 1590 zijn zoon Ernst van Hennekeler en zijn vrouw Geertruid (van Oldenbarneveld) den saelweer (de horige hoeve), waar zij zich vestigden na beëindiging der loopende pachten; zijn zoon Aelt van Hennekeler en diens vrouw kregende rest. Laatstgenoemde woonde zelf elders op het goed, later te Nijkerk; zijn broer Ernst voldeed mede te zijnen behoeve de noodzakelijke oprukking.
Merkwaardig is, dat Ernst's zoon Wulff, die het goed na zijn vaders dood verkregen zal hebben, zich eerst nog naar het goed gequalificeerd schijnt te hebben. Een in het archief der Geldersche Rekenkamer op hét Rijksarchief te Arnhem aanwezige lijst van onder meer de hoorige Eltensche (of vrouwen-) goederen op de Veluwe noemt Wulffer van Hennekeler vrauwenman ind guet, dienstwiiff. Uit deze aanteekening blijkt, dat de toen malige hoorige gebruiker gehuwd was met een vrije vrouw, voor wie,om haar tegen hoorigheid te vrijwaren, uiteraard oprukking zal zijn gedaan.
Van eenige hoorigheid van zijn vader Ernst blijkt niet,integendeel was deze een grootgrondbezitter in den Arkemheen, die 5 Februari 1618 genoemd wordt onder de dan gekozen sestien vrije knaepen"van dien polder en als bezitter van het goed Hennekeler nog in 1611 oprukking verkreeg De ualificatie van Wulff als volschuldig-eigene van de Abdij te Elten in ± 1620 plaatst ons dan ook voor een raadsel, te meer daar een tegen hem aangespannen proces van twee zijner zwagers om staat en inventaris van de erfhuisschulden (erfhuis van zijn vader Ernst?) in 1622 op niets uitloopt, daar van burgerschap toe Enckhuysen" blijkt Dit burgerschap dankte Wulff waarschijnlijk aan zijn huwelijk met een uit Enkhuizen afkomstige vrouw.
De oplossing van het raadsel bleek ons niet. Zeker is dat niet lang daarna het goed definitief van de hoorigheid is ontslagen. De bezitters moeten van een meer dan normalen stand of rijkdom geweest zijn, want in 1631 blijkt het goed bij de vrijing tot een (pand)leen verheven te zijn. Nadat i in dat jaar een in de acte niet met name genoemde Van Hennekeler met het goed is beleend volgt in 1649 als leenvolger diens zoon Ernst van Hennekeler hem op. Wulff zelf (die immers Ernst's vader was) moet dus de eerste leenman zijn geweest.
Na Ernst's overlijden komt het goed bij beleening van 7 Maart 1675 aan diens zuster Joffer Geertruyt van Hennekeler.Nog in 1703 behoorde haar het goed met de daarop staande schuren toe; deels was het echter ook eigendom van haar neven (zusterskinderen), de gebroeders Coornbreecker te Amersfoort.
In 1716 kwam het geheele goed bij erfenis aan de weduwe van Andreas Coornbreecker. Zij verkocht het 31 October 1716 aan Sr. Henrick Snoeck en zijn vrouw, die daarmede beleend werden 1 Maart 1717. Het goed wordt dan omschreven als Groot- en Klein Hennekeler met syn huysingen, bergen, tabax en andere schuyren en verdere getimmer, item hoven en hofsteden, mitsgaders plantagie van opgaende bomen met alle die onderhorige landeryen, bossen, en velde en houtgewassen, leenroerig aan de abdisse van Elten en bracht de kapitale som van 18.500 op.
Klein Hennekeler is voor ongeveer twintig jaren geleden door brand geheel verwoest, en niet
weer herbouwd.
Tekende de verbondsbrieven tussen Ridderschap, knechten en steden van Gelre in 1435 en 1436.
Het oudst bekende wapen van de Schrasserts is van Johan de Olden Schrasser, voorkomende op zegels uit 1435 - 1436 (overeenkomsten tussen steden, ridderschap, knechten van Gelre, aanwezig in het oud archief der gemeente Arnhem). Het zegel vertoont geheel boven in een effen schild naast elkander 3 vijfpuntige sterren, de bovenrand rakende.
Herman Schrassert, vermeld 1495 (kwijtschelding wegens zijn doodslag van Jan van Dompseler) , burger van Tiel (1499) , verloor in dienst van Gelre twee paarden, in 1529 in de Bende van Ordonnantie van den hertog van G e l r e (uit den adel gevormd), dijkgraaf (1507), krijgt de Duystiende onder Nijkerk in pand
Reyner Henricksz dienstman en herbergier te Putten, ontvangt 1437 het schoutambt Nijkerk in pand en op 9 juni 1438 (tezamen met Gerrit Snapper) de breuken in het dijkgraafschap van Putten en Nijkerk; schout te Putten, en als zodanig in 1443 vermeld als „die oudste peynder van den ampt 'van Putten"; neef van Reyner Berntz en zwager van Bernt Crede; overste-peynder te Nijkerk (1445) en Putten (1457); herhaaldelijk vermeld als „ordelwyser" in de bank van het Veluwsche landgericht te Putten en Nijkerk; trouwde in of voor 1450.
Gerrit Reynersz schout te Putten (1446) vermoedelijk optredend namens zijn vader (den „over-peinder), immers hij komt in 1447 aldaar voor als onder-peinder; zegelt (als zoon van Reyner Henricksz) 9 October 1460.
Vermeld in 1444 en in 1458
Eigenaar van het goed Arler
Henrick Reynersz schout te Putten (vermeld 1470-1486) en te Nijkerk (vermeld 1481-1486), eigenaar van het goed Arler, bouwde Het huis Arler in het laatste kwart van de 15e eeuw als een eenvoudig herenhuis van het type 'spijker', is dood 1492; trouwde [morgengave Harderwijk Quasimodo) 1466 Beerte (of Bye), vermeld te Nijkerk 1474, overleden vóór 1492
Eigenaar van het goed Arler
Henrick Reynersz schout te Putten (vermeld 1470-1486) en te Nijkerk (vermeld 1481-1486), eigenaar van het goed Arler, bouwde Het huis Arler in het laatste kwart van de 15e eeuw als een eenvoudig herenhuis van het type 'spijker', is dood 1492; trouwde [morgengave Harderwijk Quasimodo) 1466 Beerte (of Bye), vermeld te Nijkerk 1474, overleden vóór 1492
Peinder te Nijkerk 1488 en te Putten 1492.
Machtigt zijn schoonzoon Gerrit van Speulder, eigenaar van het goed Arler (DNL)
Reiner Henricksz van Arler peinder te Nijkerk (vermeld 1488-1499) en te Putten (vermeld 1492-1499), machtigt 1492 zijn zwager ( = schoonzoon) Gerrit van Spetade, eigenaar van het goed Arler, leeft nog 1506, doch is dood 1510, trouwde ( le?) in of voor 1484 mt Jan N.N.; tr. (2e?) in of voor 1498 met Katharina van Scherpenzeel, zij stichtte 9 februari 1510 als weduwe een vicarie bij het altaar van het H. Kruis te Putten, beleend met het goed tot Wullinck onder Zelhem (1522), zij is dood 11 december 1531
Hendrik van Wisch, heer van Wisch, overleden voor 1448. In 1390 voor het eerst als heer van Wisch vermeld. Aangezien hij nog onmondig was, zegelde toen zijn oom Robert voor hem. In 1395 zegelde hij zelfstandig. Wordt op 12.9.1386 en 20.5.1424 als knaap vermeld, en op 4.5.1427 en 13.6.1447 als ridder. Tr. Irmgard van Wittgenstein. Hendrik van Wisch had een bastaardzoon:
Aerend Henricksz van Arler met wie zijn vader Henrick in 1492 een magescheid maakte betreffende de boedel van hun ouders; deze Arend werd in 1507 (vermoedelijk na de dood van zijn broeder) schout te Putten.
Met zijn broers trad hij op als gastheer op de ridderdag te Scherpenzeel rond 1460. In 1460 blijkt hij het voorwerp te zijn van een reddingsoperatie vanuit de stad "als die burgemeisters mit een deell der burgeren hadden inghen Veluwen gesocht Gairt van Scerpenzeel ende sijngesellen". Op 2 dec. 1462 beloofden de broers Van Scherpenzeel enerzijdsen Jan van Byler anderzijds elkander bijstand in de moeilijkheden naar aanleiding van de doodslag door zijn knecht op Morken Philipsz. en de strijd met de familie Van Dompseler.
Godert lijkt in de voetsporen van zijn vader te hebben willen treden: drie jaren achtereen, van 1469 tot 1471, nam hij plaats in de Gruijthuisfractie van de schepenbank van Arnhem, onder het richterschap van zijn jongere broer Garcelis. Beiden waren zij aanhangers van hertog Adolf, die zich tegen de Bourgondiërs was gaan opstellen en na de vrede met Kleef de stad weer in handen had gekregen. De beëindiging van zijn schepenschap te Arnhem viel samen met zijn gevangenschap in de kerker van Hendrik van Ghemen, die bij de latere tweede bezetting tot plaatsvervanger van de Bourgondische stadhouder-generaal, graaf Adolf van Nassau, en tot landdrost van Zutphen zou worden aangesteld. Deze politieke tegenstander had ook nog persoonlijke grieven tegen Godert.Hij verweet hem, dat hij hem jaren tevoren van Gelderse inkomsten had beroofd. In 1474 is Godert in ieder geval weer in vrijheid, want hij en zijn echtgenote worden dan vermeld als borgen voor Bartholomeus van Eck.In 1476 verwierf hij goederen in het Sticht van Utrecht. Hij had toen kennelijk ook zijn intrek genomen in het Huys Scherpenzeel, op zijn voorvaderlijk goed.
In de zogenoemde "Utrechtse Oorlog (1481‑1483) wordt op 22 sept. 1481 een Slag bij Scherpenzeel vermeld. Bij die veldtocht werden het Huys Scherpenzeel, met alles wat er zich in bevond, en het dorp Scherpenzeel, waarvan de heer als alle Van Scherpenzeels fel anti-Bourgondisch was, verwoest en platgebrand en raakte Godert in gevangenschap. De hertog zou Godert daarom kwijtschelding verlenen van een jaar Batenburger tiend, de novaaltiend en de tiend voor het bos dat ook verbrand was. We beschikken nog over de tekst waarin Zweder, bastaard van Glashorst, vergiffenis vraagt voor zijn collaboratie in de verwoesting en plundering van zijn eigen dorp. De brief is ook interessant wegens de namen van Godert's bondgenoten en familieleden: behalve natuurlijk zijn drie broers worden Baerent van Wyesch, zijn schoonvader, Johan en Jasper van Wyesch, zijn beide zwagers, genoemd.
Een van Godert's laatste daden was het doen opstellen van een acte in 1497 waarin hij namens zijn echtgenote afstand doet van het goed Willinck onder Zelhem, dat zijn schoonvader Berend van Wisch, en schoonmoeder Margarete van Camphusen en zwager Jasper van Wisch, aan het convent van IJzendoorn hadden geschonken.
Op 7 aug. 1478 had hij zijn echtgenote Henrica, dochter van heer Berend, bastaard van Wisch, nog getocht met het goed Renes, in 1501 opnieuw bevestigd, maar toen was Godert overleden en Henrica alweer opnieuw getrouwd met Johan van Vianen van Rijsenborch.
Henrica van Wisch hetrouwde met Johan van Vianen van Rijsenborch.
Henrica van Wisch, op 7 aug. 1478 werd zij door haar echtgenote Godert getocht met het goed Renes, hetgeen in 1501 werd bevestigd, bij welke gelegenheid haar echtgenoot reeds overlijden blijkt te zijn. Tr. 1462 Godert van Scherpenzeel, geboren voor 1430, overleden tussen 1497 en 1501, zoon van Otto van Scherpenzeel en Stijne van den Gruijthuijs .
Hendrik van Wisch, heer van Wisch, overleden voor 1448. In 1390 voor het eerst als heer van Wisch vermeld. Aangezien hij nog onmondig was, zegelde toen zijn oom Robert voor hem. In 1395 zegelde hij zelfstandig. Wordt op 12.9.1386 en 20.5.1424 als knaap vermeld, en op 4.5.1427 en 13.6.1447 als ridder. Tr. Irmgard van Wittgenstein. Hendrik van Wisch had een bastaardzoon:
Peinder te Nijkerk 1488 en te Putten 1492.
Machtigt zijn schoonzoon Gerrit van Speulder, eigenaar van het goed Arler (DNL)
Reiner Henricksz van Arler peinder te Nijkerk (vermeld 1488-1499) en te Putten (vermeld 1492-1499), machtigt 1492 zijn zwager ( = schoonzoon) Gerrit van Spetade, eigenaar van het goed Arler, leeft nog 1506, doch is dood 1510, trouwde ( le?) in of voor 1484 mt Jan N.N.; tr. (2e?) in of voor 1498 met Katharina van Scherpenzeel, zij stichtte 9 februari 1510 als weduwe een vicarie bij het altaar van het H. Kruis te Putten, beleend met het goed tot Wullinck onder Zelhem (1522), zij is dood 11 december 1531
Hertog Karel van Gelre voegde het Reemsterveld bij het domein Rozendaal. In 1516 droeg hij deze domeinen, samen met het door brand aangetaste kasteel Rozendaal, over aan zijn onderdrost Gerrit van Scherpenzeel, genoemd Palick.
Scherpenzeels Leenboek Een rente van ƒ 5.- Karolus op het erf Groot Willaer. ..-.-14..: Jacob van ‘t Willaer, als getuige vermeld 1485, 107 fol. 19v.
Jacob had een Hofstede in Arnhem
2090 Burgerweeshuis te Arnhem Inventaris 9. Regesten Bookmark Delen Reageren Archiefdienst 40 Winant Ridder en Gelis ingen Nuwelant, schepenen te Arnhem, oorkonden dat Johan van Wetten en zijn vrouw Aleit aan Derick van Wetten, Johans vader, een jaarrente van 2 oude schilden hebben overgedragen, te betalen met Pasen, uit hun thans door henzelf bewoonde huis en hofstede, gelegen in de Overstrate tussen huis en hofstede van Jacob van Twiller en huis en hofstede van Metken Scheeres Datering:
1439 februari 6 [des vridaegs na Sente-Agathendach, der heiliger joncfrouwen] NB:
a) Oorspr., inv.nr. 392; met de enigszins geschonden zegels der oorkonders in groene was. b) Afschrift, inv.nr. 501, folio 89 verso. c) Afschrift, inv.nr. 502, folio 108. In dorso van het oorspr.: "Jan van Raetyngen, in der Overstraete van tween schilden", "Modo Hermen van Schevichaven", "1439, N 67, Oeverstraat" en, in potlood "LB" en "N 61". Boven afschrift b) staat dat het hier het huis van Jan van Ratynghen betreft. Boven afschrift c) onder meer: "No. 67" en "... uuijt der weeduwe van zaliger Jan van Schevichaven huijs in der Oeverstraet staende, modo Arndt van Schevichaven, brouwer". Vindplaats: Gelders Archief
Jacob wordt genoemd als leenman in de leenboeken uit 1521. brief van J.W van Maren Scherpenzeel-1979
Scherpenzeels Leenboek
5-8-1530: Bertout Willemsz. voor Grietje, zijn vrouw, natuurlijke dochter, bij overdracht door Jacob van ‘t Willaer, haar vader, te lossen, 141 fol. 51.
Gijsbert wordt genoemd als leenman in de leenboeken uit 1520.
Wegens wangedrag in 1551 te Arnhem gevangen gezet.Eigenaar van het goed Roeckeswerff
I n het jaar 1772 stond ruim honderd roeden ten westen van de kerk te Overlaugbroek nabij W i j k bij Duurstede het huis Dompselaer, het stamhuis van het oud adellijk ge- slacht van Dompselaer, Dompselaar of Dompzelaar, welk huis eertijds ook op de lijst der riddermatige hofsteden heeft gestaan en i n het bezit is.geweest van de geslachten van Dompselaer, 'van Wijnbergen en van Eeede van Draakestein.
http://www.malkenhorst.nl/familiegeschiedenis/genealogie.html
Wordt vermeld in 1411, 1428, 1430 en 1440. Zegelt met zijn zoon Evert het verbond der Ridderschap van Veluwe in 1436. Raad van Hertog Reinald van Gelre. Bron: Genealogie van Malkenhorst. Johan is overleden na 14 maart 1452. Hij was gerichtsman te Barneveld; Raad van Hertog Arnold van Gelder. Hij krijgt van Hertog Arnold op of omstreeks 1430 het buitenhuis in het kerspel Voorthuizen, buurtschap Harselen. Hij bezit de helft van de "Brieler"
Johan van Domselaar had 28 kleinkinderen en 57 achterkleinkinderen die de naam van Domseler droegen........" Bron: DNL 09/1962 blz 266."......peinder in Barneveld (o.a. 1434). Jan van Koet belooft 4 september 1436 hem het goed Oteler binnen 4 maanden op te leveren en draagt hem de bediening van het ambt Doornspijk over. Beleend met het Stichtse leen de tienden van het goed Bryler en Schoonhorst als leenvolger van zijn vader(1425). Vernieuwt de eed 11 maart 1434; krijgt 1 augustus 1430 met zijn vrouw van hertog Arnold van Gelre het goed Buitenhuis, dat vroeger horig was, als vrij en riddermatig voor hem en zijn kinderen uit zijn tweede huwelijk; zijn goed Schoonderbeek wordt in 1435 van de schatbaarheid ontslagen. Zijn halve goed Bryler (=Byler hvt) in 1436 van de horigheid gevrijd en tot tynsgoed gemaakt. Trouwt voor de eerste keer met Margriet van Deelen, 2e keer met Mechteld van Emeler......" Toegelicht wordt in voetnoten dat de kinderen uit het 2e huwelijk "inderdaad", in tegenstelling tot die uit zijn eerste huwelijk, riddermatig waren. Die uit het eerste huwelijk komen alleen voor als dienstlieden.
Raad van Hertog Arnold van Gelre, zegelt met zijn vader het verbond der Ridderschap van Veluwe 1436.
van 1441-1457 Gerichtsman te Barneveld, bezweert de verbondsbrief van 1436; zijn goed Malckenhorst van de horigheid gevrijd in 1435
Raad van Hertog Arnold, die hem zijn goed Malkenhorst, "dat Rijckwijn van Malkenhorst te wesen plag" van hoorig tot een edel vrij huisgoed maakt, 1434. Hij zegelt met zijn vader het verbond der Landschap uit de Ridderschap van Veluwe, 1436. Hij is Hertog Arnold trouw gebleven en werd deswege door Adolf uit het land verdreven, maar komt na Arnold’s herstelling terug.
In 1436 was zijn goed "Malckenhorst" vrij van belastingen.
Eigenaar van huis ter Hell 1453
Soms Gerrit Mor (gewoonlijk alleen als Mor vermeld) van Domseler genoemd. Staat op een ridderceduul ca. 1460; gerichtsman. Opgeroepen voor een vergadering over bijstand aan de hertog tegen Venlo 1461; bezit het halve goed Byler en Schoonderbeek; zijn broeder Gerrit het land het Barrebroek of Bernevelderbroek op 28 november 1464.
Hans van Veen
. In de ridderschap van Overbetuwe 1539. Ook is aangegeven dat hij in 1510 is overleden, begraven ca 1510 te Barneveld, begraven naast zijn broer Gijsbert voor het St. Anna altaar in de kerk, staat op een ridderceduul ca 1460, op landdagen 1471, 1474, 1494, gerichtsman te Ede 1485, Barneveld 1456 1458, 1474, 1484, 1492, 1501, Nijkerk 1474, Putten, 1488, 1493, Elburg 1491, Heerde 1488, Ermelo 1506 en Apeldoorn 1499. Opgeroepen voor een vergadering over bijstand aan de hertog tegen Venlo 161. Bezat het halve goed Bryler en Schoonderbeek. Klaagde in 1463 over de geweldadigheden van de hertog aan zijn goed Bryler. Kocht de Vedelaerskamp te Doorn in 1478 en transporteerde dat in 1492 aan zijn dochter Margriet, verpande met zijn vrouw Fye en zijn broeder Gerrit het land Barrebroek of Barnevelderbroek op 28 11 1464.
Gijsbert van Domseler, ook wel Gijsbert van Emeler genoemd. Overleden na 1500 en begraven naast zijn broer Mor. Was verheven in de ridderschap van de Veluwe in 1471 en 1484.
Gijsbert van Domseler, ook wel Gijsbert van Emeler genoemd. Overleden na 1500 en begraven naast zijn broer Mor. Was verheven in de ridderschap van de Veluwe in 1471 en 1484.
Hij kreeg in 1435 van de Bisschop van Utrecht het Schoutambt over Bunschoten en later over de Duyst en de Haer
Het ambt bleef 8 generaties in de familie
Zijn aanstelling in 1435 is gezien de situatie van toen logisch: het Stichtse lag ingeklemd tussen de belangen van de graaf van Holland en het hertogdom Gelre; schermutselingen vonden herhaaldelijk plaats. De toenmalige bisschop van Utrecht, Rudolf van Diepholt, moest lippendienst bewijzen aan met name de graaf van Holland, Filips de Goede en het is bekend dat Filips zich in die periode wijdde aan het verbeteren van de rechtspraak in de regio. Normaal gesproken zou de rechtspraak van Bunschoten onder Amersfoort hebben geressorteerd, maar juist vanwege die spanningen tussen Holland en Gelre had Bunschoten al stadsrechten gekregen en kon dus een aarden verdedigingswal opwerpen. Het aanstellen van een schout in dat o zo kleine Bunschoten was derhalve logisch.
Waar kwam die Volcken Saab dan vandaan? Als het niet uit het Stichtse was, misschien uit Vollenhove, de geboortegrond van Rudolf? Of anders Keulen, waar Rudolf voor zijn bisschops-aanstelling als kannunik vertoefde? De naam lijkt niet echt Nederlands en waarschijnlijk ook niet Duits of Frans. Tegenwoordig komt de naam vooral in de Libanees-Arabische wereld voor maar het lijkt vergezocht dat de bisschop in die tijd iemand van Arabische origine in Bunschoten zou aanstellen.
Aldus Frank Koelewijn
Gegoed aldaar 1501, 1511
Tekende de verbondsbrieven tussen Ridderschap, knechten en steden van Gelre in 1435 en 1436.
Het oudst bekende wapen van de Schrasserts is van Johan de Olden Schrasser, voorkomende op zegels uit 1435 - 1436 (overeenkomsten tussen steden, ridderschap, knechten van Gelre, aanwezig in het oud archief der gemeente Arnhem). Het zegel vertoont geheel boven in een effen schild naast elkander 3 vijfpuntige sterren, de bovenrand rakende.
Wordt genoemd in lijst van leenmannen in De lenen van Wijk 1355-1664(1667) (Wijk bij Duurstede) onder Scherpenzeel:
1-4-1377: Jan van Scherpenzeel, 109-a fol. 4. ..-.-13..: Jan van Scherpenzeel met lijftocht van Elisabeth, zijn moeder, 109-b fol. 37. 30-5-1408: Jan van Scherpenzeel, 110-1 fol. 39.
Tekende de verbondsbrieven tussen Ridderschap, knechten en steden van Gelre in 1435 en 1436.
Het oudst bekende wapen van de Schrasserts is van Johan de Olden Schrasser, voorkomende op zegels uit 1435 - 1436 (overeenkomsten tussen steden, ridderschap, knechten van Gelre, aanwezig in het oud archief der gemeente Arnhem). Het zegel vertoont geheel boven in een effen schild naast elkander 3 vijfpuntige sterren, de bovenrand rakende.
Wordt genoemd in lijst van leenmannen in De lenen van Wijk 1355-1664(1667) (Wijk bij Duurstede) onder Scherpenzeel:
3-8-1422: Otto van Scherpenzeel, 110-1 fol. 39.
Gelders Archief, Archief Huis Hackfort, Toegang 0520, InvNr 29, d.d. 29 nov 1422:
Ghiisbert van Mekeren, Tydeman Quint en Zweder van Wagensvelde namens Otto van Scerpenzeell, en Petrus van den Gruuthuyts , kannunik van St. Walburg te Arnhem, Arnt van den Gruuthuys Goesensz. en Henrick van Aller, voor Goedert van den Gruuthuys Bartoltsz. en diens dochter Stynre, maken huwelijksvoorwaarden.)
Hendrik van Aller, die in 1424 beleend werd met half Watergoor, behoordetot de huwelijksvrienden van Stijne van den Gruijthuijs.
De Ned Leeuw 1912 kol 38.
Heyn van Aller, 1330. (Van Wiemen.) In de veertiende eeuw komt de naam Heyn voor Hendrik meer- \ malen voor. Hendrik van Aller, richter van Veluwe, 1342. (d'Ablaing van Giessenburg, de Ridderschap van Veluwe, blz. XXXII.) Henricus Servatii de Aller betaalt in 1379 tins namens Henric van Aller, den broeder van Servatius en namens Reiner van Blerinchorst
De ned Leeuw 1912 kol 38.
Claes van Aller, knape 1327. (Archief van Rhenen te Arnhem.) is mogelijk deze. Hij is tins verschuldigd wegens de hoeve Hengsier in 1379 en wegens de communitas de Wyese. ( Hengsier, Henxsler, Henkslaer is niet Harselaar, maar Hennekeler bij Luxool (Luxhale), in de nabijheid van Nijkerk.
Reyner Henricksz dienstman en herbergier te Putten, ontvangt 1437 het schoutambt Nijkerk in pand en op 9 juni 1438 (tezamen met Gerrit Snapper) de breuken in het dijkgraafschap van Putten en Nijkerk; schout te Putten, en als zodanig in 1443 vermeld als „die oudste peynder van den ampt 'van Putten"; neef van Reyner Berntz en zwager van Bernt Crede; overste-peynder te Nijkerk (1445) en Putten (1457); herhaaldelijk vermeld als „ordelwyser" in de bank van het Veluwsche landgericht te Putten en Nijkerk; trouwde in of voor 1450.
Wordt genoemd in lijst van leenmannen in De lenen van Wijk 1355-1664(1667) (Wijk bij Duurstede) onder Scherpenzeel:
3-8-1422: Otto van Scherpenzeel, 110-1 fol. 39.
Gelders Archief, Archief Huis Hackfort, Toegang 0520, InvNr 29, d.d. 29 nov 1422:
Ghiisbert van Mekeren, Tydeman Quint en Zweder van Wagensvelde namens Otto van Scerpenzeell, en Petrus van den Gruuthuyts , kannunik van St. Walburg te Arnhem, Arnt van den Gruuthuys Goesensz. en Henrick van Aller, voor Goedert van den Gruuthuys Bartoltsz. en diens dochter Stynre, maken huwelijksvoorwaarden.)
Hendrik van Aller, die in 1424 beleend werd met half Watergoor, behoordetot de huwelijksvrienden van Stijne van den Gruijthuijs.
Met zijn broers trad hij op als gastheer op de ridderdag te Scherpenzeel rond 1460. In 1460 blijkt hij het voorwerp te zijn van een reddingsoperatie vanuit de stad "als die burgemeisters mit een deell der burgeren hadden inghen Veluwen gesocht Gairt van Scerpenzeel ende sijngesellen". Op 2 dec. 1462 beloofden de broers Van Scherpenzeel enerzijdsen Jan van Byler anderzijds elkander bijstand in de moeilijkheden naar aanleiding van de doodslag door zijn knecht op Morken Philipsz. en de strijd met de familie Van Dompseler.
Godert lijkt in de voetsporen van zijn vader te hebben willen treden: drie jaren achtereen, van 1469 tot 1471, nam hij plaats in de Gruijthuisfractie van de schepenbank van Arnhem, onder het richterschap van zijn jongere broer Garcelis. Beiden waren zij aanhangers van hertog Adolf, die zich tegen de Bourgondiërs was gaan opstellen en na de vrede met Kleef de stad weer in handen had gekregen. De beëindiging van zijn schepenschap te Arnhem viel samen met zijn gevangenschap in de kerker van Hendrik van Ghemen, die bij de latere tweede bezetting tot plaatsvervanger van de Bourgondische stadhouder-generaal, graaf Adolf van Nassau, en tot landdrost van Zutphen zou worden aangesteld. Deze politieke tegenstander had ook nog persoonlijke grieven tegen Godert.Hij verweet hem, dat hij hem jaren tevoren van Gelderse inkomsten had beroofd. In 1474 is Godert in ieder geval weer in vrijheid, want hij en zijn echtgenote worden dan vermeld als borgen voor Bartholomeus van Eck.In 1476 verwierf hij goederen in het Sticht van Utrecht. Hij had toen kennelijk ook zijn intrek genomen in het Huys Scherpenzeel, op zijn voorvaderlijk goed.
In de zogenoemde "Utrechtse Oorlog (1481‑1483) wordt op 22 sept. 1481 een Slag bij Scherpenzeel vermeld. Bij die veldtocht werden het Huys Scherpenzeel, met alles wat er zich in bevond, en het dorp Scherpenzeel, waarvan de heer als alle Van Scherpenzeels fel anti-Bourgondisch was, verwoest en platgebrand en raakte Godert in gevangenschap. De hertog zou Godert daarom kwijtschelding verlenen van een jaar Batenburger tiend, de novaaltiend en de tiend voor het bos dat ook verbrand was. We beschikken nog over de tekst waarin Zweder, bastaard van Glashorst, vergiffenis vraagt voor zijn collaboratie in de verwoesting en plundering van zijn eigen dorp. De brief is ook interessant wegens de namen van Godert's bondgenoten en familieleden: behalve natuurlijk zijn drie broers worden Baerent van Wyesch, zijn schoonvader, Johan en Jasper van Wyesch, zijn beide zwagers, genoemd.
Een van Godert's laatste daden was het doen opstellen van een acte in 1497 waarin hij namens zijn echtgenote afstand doet van het goed Willinck onder Zelhem, dat zijn schoonvader Berend van Wisch, en schoonmoeder Margarete van Camphusen en zwager Jasper van Wisch, aan het convent van IJzendoorn hadden geschonken.
Op 7 aug. 1478 had hij zijn echtgenote Henrica, dochter van heer Berend, bastaard van Wisch, nog getocht met het goed Renes, in 1501 opnieuw bevestigd, maar toen was Godert overleden en Henrica alweer opnieuw getrouwd met Johan van Vianen van Rijsenborch.
Henrica van Wisch hetrouwde met Johan van Vianen van Rijsenborch.
Henrica van Wisch, op 7 aug. 1478 werd zij door haar echtgenote Godert getocht met het goed Renes, hetgeen in 1501 werd bevestigd, bij welke gelegenheid haar echtgenoot reeds overlijden blijkt te zijn. Tr. 1462 Godert van Scherpenzeel, geboren voor 1430, overleden tussen 1497 en 1501, zoon van Otto van Scherpenzeel en Stijne van den Gruijthuijs .
Henrica van Wisch, op 7 aug. 1478 werd zij door haar echtgenote Godert getocht met het goed Renes, hetgeen in 1501 werd bevestigd, bij welke gelegenheid haar echtgenoot reeds overlijden blijkt te zijn. Tr. 1462 Godert van Scherpenzeel, geboren voor 1430, overleden tussen 1497 en 1501, zoon van Otto van Scherpenzeel en Stijne van den Gruijthuijs .
Met zijn broers trad hij op als gastheer op de ridderdag te Scherpenzeel rond 1460. In 1460 blijkt hij het voorwerp te zijn van een reddingsoperatie vanuit de stad "als die burgemeisters mit een deell der burgeren hadden inghen Veluwen gesocht Gairt van Scerpenzeel ende sijngesellen". Op 2 dec. 1462 beloofden de broers Van Scherpenzeel enerzijdsen Jan van Byler anderzijds elkander bijstand in de moeilijkheden naar aanleiding van de doodslag door zijn knecht op Morken Philipsz. en de strijd met de familie Van Dompseler.
Godert lijkt in de voetsporen van zijn vader te hebben willen treden: drie jaren achtereen, van 1469 tot 1471, nam hij plaats in de Gruijthuisfractie van de schepenbank van Arnhem, onder het richterschap van zijn jongere broer Garcelis. Beiden waren zij aanhangers van hertog Adolf, die zich tegen de Bourgondiërs was gaan opstellen en na de vrede met Kleef de stad weer in handen had gekregen. De beëindiging van zijn schepenschap te Arnhem viel samen met zijn gevangenschap in de kerker van Hendrik van Ghemen, die bij de latere tweede bezetting tot plaatsvervanger van de Bourgondische stadhouder-generaal, graaf Adolf van Nassau, en tot landdrost van Zutphen zou worden aangesteld. Deze politieke tegenstander had ook nog persoonlijke grieven tegen Godert.Hij verweet hem, dat hij hem jaren tevoren van Gelderse inkomsten had beroofd. In 1474 is Godert in ieder geval weer in vrijheid, want hij en zijn echtgenote worden dan vermeld als borgen voor Bartholomeus van Eck.In 1476 verwierf hij goederen in het Sticht van Utrecht. Hij had toen kennelijk ook zijn intrek genomen in het Huys Scherpenzeel, op zijn voorvaderlijk goed.
In de zogenoemde "Utrechtse Oorlog (1481‑1483) wordt op 22 sept. 1481 een Slag bij Scherpenzeel vermeld. Bij die veldtocht werden het Huys Scherpenzeel, met alles wat er zich in bevond, en het dorp Scherpenzeel, waarvan de heer als alle Van Scherpenzeels fel anti-Bourgondisch was, verwoest en platgebrand en raakte Godert in gevangenschap. De hertog zou Godert daarom kwijtschelding verlenen van een jaar Batenburger tiend, de novaaltiend en de tiend voor het bos dat ook verbrand was. We beschikken nog over de tekst waarin Zweder, bastaard van Glashorst, vergiffenis vraagt voor zijn collaboratie in de verwoesting en plundering van zijn eigen dorp. De brief is ook interessant wegens de namen van Godert's bondgenoten en familieleden: behalve natuurlijk zijn drie broers worden Baerent van Wyesch, zijn schoonvader, Johan en Jasper van Wyesch, zijn beide zwagers, genoemd.
Een van Godert's laatste daden was het doen opstellen van een acte in 1497 waarin hij namens zijn echtgenote afstand doet van het goed Willinck onder Zelhem, dat zijn schoonvader Berend van Wisch, en schoonmoeder Margarete van Camphusen en zwager Jasper van Wisch, aan het convent van IJzendoorn hadden geschonken.
Op 7 aug. 1478 had hij zijn echtgenote Henrica, dochter van heer Berend, bastaard van Wisch, nog getocht met het goed Renes, in 1501 opnieuw bevestigd, maar toen was Godert overleden en Henrica alweer opnieuw getrouwd met Johan van Vianen van Rijsenborch.
Henrica van Wisch hetrouwde met Johan van Vianen van Rijsenborch.
Jacob wordt genoemd als leenman in de leenboeken uit 1439. brief van J.W van Maren Scherpenzeel-1979
In het Nedersticht zijn drie judicialen van de bisschop van Utrecht bewaard gebleven:
op blz 99 : jaar 1435 Item Jacob van Twijlre is Fijen Moeijen soen ende is gecomen van Aernhem tot desen tuyghe ende vermet hem erffgenaam van desen guede nae sijn dode.
op blz 96: jaar 1442. Item aldus tuycht Jacob van Twijlre, out ommethrent van 50 jaeren, dat hem kundich is dat Fije voerscreven geboeren waert in den jair doe men screeff negen des iersten jairs na den couden wijnter voerscreven omthrent alle Goits heyligen dage ende dat hem dyt te gehoegen is dat coemt toe want hem op die selve tijt een zuster geboeren waert dair he hoer ouder van weet. Ende Jacob voerscreven seecht dat Fije sijne ooms dochter is.
Scherpenzeels Leenboek Een rente van ƒ 5.- Karolus op het erf Groot Willaer. ..-.-14..: Jacob van ‘t Willaer, als getuige vermeld 1485, 107 fol. 19v.
Jacob had een Hofstede in Arnhem
2090 Burgerweeshuis te Arnhem Inventaris 9. Regesten Bookmark Delen Reageren Archiefdienst 40 Winant Ridder en Gelis ingen Nuwelant, schepenen te Arnhem, oorkonden dat Johan van Wetten en zijn vrouw Aleit aan Derick van Wetten, Johans vader, een jaarrente van 2 oude schilden hebben overgedragen, te betalen met Pasen, uit hun thans door henzelf bewoonde huis en hofstede, gelegen in de Overstrate tussen huis en hofstede van Jacob van Twiller en huis en hofstede van Metken Scheeres Datering:
1439 februari 6 [des vridaegs na Sente-Agathendach, der heiliger joncfrouwen] NB:
a) Oorspr., inv.nr. 392; met de enigszins geschonden zegels der oorkonders in groene was. b) Afschrift, inv.nr. 501, folio 89 verso. c) Afschrift, inv.nr. 502, folio 108. In dorso van het oorspr.: "Jan van Raetyngen, in der Overstraete van tween schilden", "Modo Hermen van Schevichaven", "1439, N 67, Oeverstraat" en, in potlood "LB" en "N 61". Boven afschrift b) staat dat het hier het huis van Jan van Ratynghen betreft. Boven afschrift c) onder meer: "No. 67" en "... uuijt der weeduwe van zaliger Jan van Schevichaven huijs in der Oeverstraet staende, modo Arndt van Schevichaven, brouwer". Vindplaats: Gelders Archief
Evert Lubberts werd beleend met het goed Bryler als leenvolger van Ghise van Brijler met wiens dochter hij was gehuwd en die hem ook het goed Schoonhorst, by Bryler gelegen, zal hebben aangebracht. Zijn (enige ?) zoon Johan verwierf, mogelijk door zijn huwelijk met Margriet van Delen, het goed Malckenhorst, terwijl zijn tweede vrouw, Mechteld van Emeler, het goed Emeler aan de van Domseler’s bracht........" DNL 09/1962, Blz 265:"Beleend met het Stichtse leen de tienden van het landgoed Bryler als leenvolger van Ghise van Bryler: verkoopt in 1387 8 morgen land en koopt 16 morgen land bij Schothorst(Rijks Archief Gelderland). Heeft in 1387 een "neef" Bronis Peterszoon (mogelijk een Van Meerveld); komt in de domeinrekeningen van de Veluwe ook voor als Everhardus Lubberti. Trouwt NN, mogelijk een dochter van Ghise van Bryler, wiens leenvolger hij is. Uit dit huwelijk Johan. DNL 08/1912, blz 289: ......Vermeld in eene door hem aangenomen uitdaging met de handschoen 1386.(G. van Hasselt, Gelders Maandwerk 1, blz 285)......... Hij wordt 10 februari ......beleend met "die tiende van den goede to Brilaer, geleghen in den kerspel van Barnevelde........."
I n het jaar 1772 stond ruim honderd roeden ten westen van de kerk te Overlaugbroek nabij W i j k bij Duurstede het huis Dompselaer, het stamhuis van het oud adellijk ge- slacht van Dompselaer, Dompselaar of Dompzelaar, welk huis eertijds ook op de lijst der riddermatige hofsteden heeft gestaan en i n het bezit is.geweest van de geslachten van Dompselaer, 'van Wijnbergen en van Eeede van Draakestein.
http://www.malkenhorst.nl/familiegeschiedenis/genealogie.html
Wordt vermeld in 1411, 1428, 1430 en 1440. Zegelt met zijn zoon Evert het verbond der Ridderschap van Veluwe in 1436. Raad van Hertog Reinald van Gelre. Bron: Genealogie van Malkenhorst. Johan is overleden na 14 maart 1452. Hij was gerichtsman te Barneveld; Raad van Hertog Arnold van Gelder. Hij krijgt van Hertog Arnold op of omstreeks 1430 het buitenhuis in het kerspel Voorthuizen, buurtschap Harselen. Hij bezit de helft van de "Brieler"
Johan van Domselaar had 28 kleinkinderen en 57 achterkleinkinderen die de naam van Domseler droegen........" Bron: DNL 09/1962 blz 266."......peinder in Barneveld (o.a. 1434). Jan van Koet belooft 4 september 1436 hem het goed Oteler binnen 4 maanden op te leveren en draagt hem de bediening van het ambt Doornspijk over. Beleend met het Stichtse leen de tienden van het goed Bryler en Schoonhorst als leenvolger van zijn vader(1425). Vernieuwt de eed 11 maart 1434; krijgt 1 augustus 1430 met zijn vrouw van hertog Arnold van Gelre het goed Buitenhuis, dat vroeger horig was, als vrij en riddermatig voor hem en zijn kinderen uit zijn tweede huwelijk; zijn goed Schoonderbeek wordt in 1435 van de schatbaarheid ontslagen. Zijn halve goed Bryler (=Byler hvt) in 1436 van de horigheid gevrijd en tot tynsgoed gemaakt. Trouwt voor de eerste keer met Margriet van Deelen, 2e keer met Mechteld van Emeler......" Toegelicht wordt in voetnoten dat de kinderen uit het 2e huwelijk "inderdaad", in tegenstelling tot die uit zijn eerste huwelijk, riddermatig waren. Die uit het eerste huwelijk komen alleen voor als dienstlieden.
Het wapen is identiek aan dat van de Heren en Heerlijkheid Scherpenzeel, die afstammen van het geslacht van Amersfoort (zie ook o.a. Leusden en Hoevelaken).
Het wapen komt zover bekend het eerst voor op zegels van Elynus van Scherpenzeel, die in 1402 schepen van Woudenberg was. Het wapen had als helmteken een zilveren lelie uit een blauwe vlucht. Tegen het einde van de 18e eeuw sterft het geslacht uit doordat Hendrik Jan Francois, baron van Scherpenzeel in 1765 kinderloos overlijdt. Het wapen blijft dan echter wel als heerlijkheidswapen bestaan. De eerste vermelding van de heerlijkheid dateert uit 1342, wanneer ene Tyman van Scherpenzeel als heer benoemd wordt.
Het wapen komt ook voor als dorpswapen van Rumpt, een heerlijheid die in bezit was van de Van Scherpenzeels.
De gelijknamige heerlijkheid werd door de Hoge Raad van Adel bevestigd in het gebruik van hetzelfde wapen.
Het wapen was eerst verleend op 20 juli 1816, maar is nooit officieel geworden door het niet ophalen van het wapendiploma en het niet betalen van de bijbehorende leges (destijds een paar gulden).
Wordt genoemd in lijst van leenmannen in De lenen van Wijk 1355-1664(1667) (Wijk bij Duurstede) onder Scherpenzeel:
1-4-1377: Jan van Scherpenzeel, 109-a fol. 4. ..-.-13..: Jan van Scherpenzeel met lijftocht van Elisabeth, zijn moeder, 109-b fol. 37.
Wordt genoemd in lijst van leenmannen in De lenen van Wijk 1355-1664(1667) (Wijk bij Duurstede) onder Scherpenzeel:
1-4-1377: Jan van Scherpenzeel, 109-a fol. 4. ..-.-13..: Jan van Scherpenzeel met lijftocht van Elisabeth, zijn moeder, 109-b fol. 37. 30-5-1408: Jan van Scherpenzeel, 110-1 fol. 39.
De Ned Leeuw 1911 Kol 366 note 1
Vermoedelijk Arnoldus de Aleir. Lijstbezittingen van Herbern van Putten,1313
Vermeld in 1313 op de Lijst bezittingen Herbern van Putten. In de "Tegenwoordigen staat van Gelderland", pag. 496/497, lezen we: In het Landdrostampt van Veluwe, onder het schoutampt van Putten, een groot uur gaans bewesten Putten, ontmoet men een Heerenhuis en Hofstede "Ouden-Aller" genaamd. Men moet deze Hofstede onderscheiden van het oud adelijk goed "den Aller" het welk een weinig zuidoostwaarts van Ouden Aller ligt. Op het zelve staat behalve een oud Heerenhuis, het welk eene drooge graft ligt, een slechte boerenwoning. Aan dit goed "den Aller" heeft het geslacht Van Aller, voerende in sinopel eenen ossekop van zilver, gehoornd van goud, gewis zijnen naam ontleed.
De Ned Leeuw 1912 kol 38.
Heyn van Aller, 1330. (Van Wiemen.) In de veertiende eeuw komt de naam Heyn voor Hendrik meer- \ malen voor. Hendrik van Aller, richter van Veluwe, 1342. (d'Ablaing van Giessenburg, de Ridderschap van Veluwe, blz. XXXII.) Henricus Servatii de Aller betaalt in 1379 tins namens Henric van Aller, den broeder van Servatius en namens Reiner van Blerinchorst
De ned leeuw 1912 kol 38.
Servaes van Aller, ambtman van Paderborn, 1332 en in 1334. Servaes van Arleir en zijn zoon Bessel getuigen, 4 October 1340. Servaas van Aller moet het zijn, daar een geslacht van Arler geen Servaas of Bussel kent, en zegelende met een visch, eerst later in de landstreek opkomt. Mogelijk heeft Servaas van Aller op Arler, niet ver van Aller gewoond. Van Servaesgoede van Aller i n Kortenbusch betaalt later Reiner Germans van Blerinckhorst tins. (Thinsboek van Veluwe.) Hij zal in 1352 dood zijn, daar toen Arnoldus de Herten als ambtman van Paderborn voorkomt
Uit C.L. Verkerk's Coulissen van de macht, vinden we een Bartoldus (Bertout) van den Gruthuus, die in 1373, '74 en '75 schepen van Arnhem was. Mogelijk was hij dezelfde die als één van de vijf broers Gercelys, Bertout, Arnt, Goedert en Goessen van den Gruuthuys vermeld wordt.
Wellicht dat Stijnre's vader dezelde is als Goedert van den Gruuthuys Bertouts soen, die vermeld wordt in 1422 als bezitter van het goed Broekhuizen in Velp en wellicht ook als Godert Barteltsoon van den Gruuthuys, oom van Johan van Gruuthuys, die gehuwd was met Johanna, en zoon was van Herman van den Gruuthuys en diens vrouw Aleyde. Dat zou betekenen dat voornoemde Herman een broer zou zijn van Godert Barteltsoon van den Gruuthuys.
NOTE: Verslagen en mededelingen van de vereniging Gelre, 1962:
Het patronaatsrecht van de St. Salvator-vicarie (in de Grote kerk teArnhem) behoorde in het begin van de 15de eeuw toe aan Gercelis vd G.'skleinzoon Godert Bartoldsz. van den Gruithuijs, gedurende vele jaren lidvan de Arnhemse stadsregering. Hij had bij zijn vrouw Lubbe van Baerminstens één zoon, Gercelis, en één dochter, Stijne.
Gelders Archief, Archief Huis Hackfort, Toegang 0520, InvNr 29, d.d. 29 nov 1422:
Ghiisbert van Mekeren, Tydeman Quint en Zweder van Wagensvelde namens Otto van Scerpenzeell, en Petrus van den Gruuthuyts , kannunik van St. Walburg te Arnhem, Arnt van den Gruuthuys Goesensz. en Henrick van Aller, voor Goedert van den Gruuthuys Bartoltsz. en diens dochter Stynre, maken huwelijksvoorwaarden.)
Hendrik van Aller, die in 1424 beleend werd met half Watergoor, behoordetot de huwelijksvrienden van Stijne van den Gruijthuijs.
Wordt genoemd in lijst van leenmannen in De lenen van Wijk 1355-1664(1667) (Wijk bij Duurstede) onder Scherpenzeel:
3-8-1422: Otto van Scherpenzeel, 110-1 fol. 39.
Hendrik van Wisch, heer van Wisch, overleden voor 1448. In 1390 voor het eerst als heer van Wisch vermeld. Aangezien hij nog onmondig was, zegelde toen zijn oom Robert voor hem. In 1395 zegelde hij zelfstandig. Wordt op 12.9.1386 en 20.5.1424 als knaap vermeld, en op 4.5.1427 en 13.6.1447 als ridder. Tr. Irmgard van Wittgenstein. Hendrik van Wisch had een bastaardzoon:
Gijsbert wordt genoemd als leenman in de leenboeken uit 1429. brief van J.W van Maren Scherpenzeel-1979
Leeftijd aangenomen nav analogie van zoon Jacob gedocumenteerd als Item aldus tuycht Jacob van Twijlre, out ommethrent van 50 jaeren in het jaar 1442
Jacob wordt genoemd als leenman in de leenboeken uit 1439. brief van J.W van Maren Scherpenzeel-1979
In het Nedersticht zijn drie judicialen van de bisschop van Utrecht bewaard gebleven:
op blz 99 : jaar 1435 Item Jacob van Twijlre is Fijen Moeijen soen ende is gecomen van Aernhem tot desen tuyghe ende vermet hem erffgenaam van desen guede nae sijn dode.
op blz 96: jaar 1442. Item aldus tuycht Jacob van Twijlre, out ommethrent van 50 jaeren, dat hem kundich is dat Fije voerscreven geboeren waert in den jair doe men screeff negen des iersten jairs na den couden wijnter voerscreven omthrent alle Goits heyligen dage ende dat hem dyt te gehoegen is dat coemt toe want hem op die selve tijt een zuster geboeren waert dair he hoer ouder van weet. Ende Jacob voerscreven seecht dat Fije sijne ooms dochter is.
NOg vermeld in 1375
I n het jaar 1772 stond ruim honderd roeden ten westen van de kerk te Overlaugbroek nabij W i j k bij Duurstede het huis Dompselaer, het stamhuis van het oud adellijk ge- slacht van Dompselaer, Dompselaar of Dompzelaar, welk huis eertijds ook op de lijst der riddermatige hofsteden heeft gestaan en i n het bezit is.geweest van de geslachten van Dompselaer, 'van Wijnbergen en van Eeede van Draakestein.
Evert Lubberts werd beleend met het goed Bryler als leenvolger van Ghise van Brijler met wiens dochter hij was gehuwd en die hem ook het goed Schoonhorst, by Bryler gelegen, zal hebben aangebracht. Zijn (enige ?) zoon Johan verwierf, mogelijk door zijn huwelijk met Margriet van Delen, het goed Malckenhorst, terwijl zijn tweede vrouw, Mechteld van Emeler, het goed Emeler aan de van Domseler’s bracht........" DNL 09/1962, Blz 265:"Beleend met het Stichtse leen de tienden van het landgoed Bryler als leenvolger van Ghise van Bryler: verkoopt in 1387 8 morgen land en koopt 16 morgen land bij Schothorst(Rijks Archief Gelderland). Heeft in 1387 een "neef" Bronis Peterszoon (mogelijk een Van Meerveld); komt in de domeinrekeningen van de Veluwe ook voor als Everhardus Lubberti. Trouwt NN, mogelijk een dochter van Ghise van Bryler, wiens leenvolger hij is. Uit dit huwelijk Johan. DNL 08/1912, blz 289: ......Vermeld in eene door hem aangenomen uitdaging met de handschoen 1386.(G. van Hasselt, Gelders Maandwerk 1, blz 285)......... Hij wordt 10 februari ......beleend met "die tiende van den goede to Brilaer, geleghen in den kerspel van Barnevelde........."
Beleend met Byler, zoal zijn vader Heyn te halden placht...
Evert Lubberts werd beleend met het goed Bryler als leenvolger van Ghise van Brijler met wiens dochter hij was gehuwd en die hem ook het goed Schoonhorst, by Bryler gelegen, zal hebben aangebracht. Zijn (enige ?) zoon Johan verwierf, mogelijk door zijn huwelijk met Margriet van Delen, het goed Malckenhorst, terwijl zijn tweede vrouw, Mechteld van Emeler, het goed Emeler aan de van Domseler’s bracht........" DNL 09/1962, Blz 265:"Beleend met het Stichtse leen de tienden van het landgoed Bryler als leenvolger van Ghise van Bryler: verkoopt in 1387 8 morgen land en koopt 16 morgen land bij Schothorst(Rijks Archief Gelderland). Heeft in 1387 een "neef" Bronis Peterszoon (mogelijk een Van Meerveld); komt in de domeinrekeningen van de Veluwe ook voor als Everhardus Lubberti. Trouwt NN, mogelijk een dochter van Ghise van Bryler, wiens leenvolger hij is. Uit dit huwelijk Johan. DNL 08/1912, blz 289: ......Vermeld in eene door hem aangenomen uitdaging met de handschoen 1386.(G. van Hasselt, Gelders Maandwerk 1, blz 285)......... Hij wordt 10 februari ......beleend met "die tiende van den goede to Brilaer, geleghen in den kerspel van Barnevelde........."
beleend met tienden van Wessel, 4 october 1340
Het wapen is identiek aan dat van de Heren en Heerlijkheid Scherpenzeel, die afstammen van het geslacht van Amersfoort (zie ook o.a. Leusden en Hoevelaken).
Het wapen komt zover bekend het eerst voor op zegels van Elynus van Scherpenzeel, die in 1402 schepen van Woudenberg was. Het wapen had als helmteken een zilveren lelie uit een blauwe vlucht. Tegen het einde van de 18e eeuw sterft het geslacht uit doordat Hendrik Jan Francois, baron van Scherpenzeel in 1765 kinderloos overlijdt. Het wapen blijft dan echter wel als heerlijkheidswapen bestaan. De eerste vermelding van de heerlijkheid dateert uit 1342, wanneer ene Tyman van Scherpenzeel als heer benoemd wordt.
Het wapen komt ook voor als dorpswapen van Rumpt, een heerlijheid die in bezit was van de Van Scherpenzeels.
De gelijknamige heerlijkheid werd door de Hoge Raad van Adel bevestigd in het gebruik van hetzelfde wapen.
Het wapen was eerst verleend op 20 juli 1816, maar is nooit officieel geworden door het niet ophalen van het wapendiploma en het niet betalen van de bijbehorende leges (destijds een paar gulden).
Wordt genoemd in lijst van leenmannen in De lenen van Wijk 1355-1664(1667) (Wijk bij Duurstede) onder Scherpenzeel:
1-4-1377: Jan van Scherpenzeel, 109-a fol. 4. ..-.-13..: Jan van Scherpenzeel met lijftocht van Elisabeth, zijn moeder, 109-b fol. 37.
Schepen van Arnhem 1373,1374,1375
Uit C.L. Verkerk's Coulissen van de macht, vinden we een Bartoldus (Bertout) van den Gruthuus, die in 1373, '74 en '75 schepen van Arnhem was. Mogelijk was hij dezelfde die als één van de vijf broers Gercelys, Bertout, Arnt, Goedert en Goessen van den Gruuthuys vermeld wordt.
Wellicht dat Stijnre's vader dezelde is als Goedert van den Gruuthuys Bertouts soen, die vermeld wordt in 1422 als bezitter van het goed Broekhuizen in Velp en wellicht ook als Godert Barteltsoon van den Gruuthuys, oom van Johan van Gruuthuys, die gehuwd was met Johanna, en zoon was van Herman van den Gruuthuys en diens vrouw Aleyde. Dat zou betekenen dat voornoemde Herman een broer zou zijn van Godert Barteltsoon van den Gruuthuys.
NOTE: Verslagen en mededelingen van de vereniging Gelre, 1962:
Het patronaatsrecht van de St. Salvator-vicarie (in de Grote kerk teArnhem) behoorde in het begin van de 15de eeuw toe aan Gercelis vd G.'skleinzoon Godert Bartoldsz. van den Gruithuijs, gedurende vele jaren lidvan de Arnhemse stadsregering. Hij had bij zijn vrouw Lubbe van Baerminstens één zoon, Gercelis, en één dochter, Stijne.
Hendrik, heer van Wisch, overleden tussen 15.7.1387 en 1390, zoon van Dirk, heer van Wisch, en van Agnes van Apeltern. Voor het eerst vermeld op 5.9.1372 als heer van Wisch. Daar blijkt uit dat hij met de heer van Borculo en Peter van Steenbergen Arnhem voor Willem van Gulik had ingenomen. Uit een oorkonde d.d. 21.2.1372 blijkt dat hij met zijn broers Robrecht en Dirk en met de heren van Bronhorst en Borculo tot de Gulikse partij behoorde. Hendrik, heer van Wisch, zegelde voor het laatst op 15.7.1387 (voor hertog Willem). Zijn gelijknamige zoon Hendrik, wordt in 1390, voor het eerst als heer van Wisch vermeld en is dan nog onmondig zodat zijn oom Robert voor hem zegelde. In 1395 zegelde hij zelfstandig. Vader Hendrik zal dus overleden zijn tussen 15.7.1387 en 1390.
Hendrik van Wisch, heer van Wisch, overleden voor 1448. In 1390 voor het eerst als heer van Wisch vermeld. Aangezien hij nog onmondig was, zegelde toen zijn oom Robert voor hem. In 1395 zegelde hij zelfstandig. Wordt op 12.9.1386 en 20.5.1424 als knaap vermeld, en op 4.5.1427 en 13.6.1447 als ridder. Tr. Irmgard van Wittgenstein. Hendrik van Wisch had een bastaardzoon:
Het Willaer in Scherpenzeel
De naam t’ Willaer wordt voor het eerst genoemd in een document uit 1357.
Domarchief Utrecht nr 1378; 17-06-1357 (St Adolfsdag).
Daarin ruilt de dom-
proost van Utrecht een tijns met ridder Diederick van Lienden uit het goed Podelpoel in IJzerdoorn.
Het wordt geruild tegen een aantal tijnsen in Maarn en Scherpenzeel. Éen van die tijnzen in Scherpenzeel betreft een tijns van twee schellingen uit het goed ‘t Willaer, dat eigendom is van ridder Gijsbrecht van Sterckenberch die zelf op kasteel de Sterkenburg in Driebergen woonde.
http://www.vantwillert.net/album/geneafo/HuisHackfort.htm
Inventaris 288
Transcriptie (Peter van den Born) Alle den ghenen die desen brief sullen sien of horen lesen doe ic verstaen Ghiselbert van Twyller Jacobs zoon als een hof van den erve toe Wittenborch dat ghecomen syn Gode van Wyttenborch ende Lubborch syn echte wyff vor nu vor den richter ende vor tynsgenoten die hier na bescreven staen ende hebben nu opghedraghen den rechten eyghendom van den erve to Wyttenberch eghen ende eyndenA alst gheleghen is ende syt van nu helden to tynse jarlix om enen groten te tynse op sinte Mertensdach daer men bier ende broet mede copen mach welke vorss[eide] Wyttenberch ic hier verliet hebbeB ende verlie den rechten eyghendom Rutger Jacobs zoen ende Matgriten syne wive behouden? nu ende mine nacomelinghe enen tynd als vorss[eid] is daer die gheseide minen vier tynsghenoten als Johan van Scerpenzel Claes van Colvenscoten Evert van Arler Zweder van Glashorst ende ander vele gude lude in ord de des briefs besegelen want ic Ghisebert vorss[eid] als een hof op desen tyt ghene segel en hebbe daerom hebbe ic gebeden Johan van Scerpenzel als een tynghenote desen brief over nu te besegelen ende ic Johan vorss[eid] om beden will Ghiselbert vorghenoemt ende ic daer mede over sat als een tynsghenoet daerom soe hebbe ic desen brief besegelt mit minen segel want ic Meus van den Broke hier mede over sat als een richter daerom heb ic desen brief mede besegelt mit minen segel mit den hof ghegheven int jaer onses Heren dusent driehondert twe ende tseventich op sinte Katherienen dach.
BEWERKT UIT "SCHERPENZEELSE BOERDERIJEN EN HUN BEWONERS" door Henk van Woudenberg.
Hofstede Wittenberg van 1372-1933. De boerderij Wittenberg ligt al eeuwenlang te noordweste van Scherpenzeel. Van deze boerderij bestaat een heel oude akte uit 1372. Een bijzondere akte die een kijkje geeft in de situatie vaneen groot deel van Scherpenzeel in die tijd. Wat is er aan de hand? Wittenberg is verkocht en deze verkoop moet worden geregistreerd. Dat doet men in die tijd voor "een hof van den erve toe Wittenborch", het zogenaamde tijnshof met aan het hoofd de tijnsheer, de eigenaar van het gerecht waartoe Wittenberg behoort. Die tijnsheer heet Gijsbert Jacobsz van Twiller. Gezien zijn achternaam is hij eigenaar van ´t Willaer. Bij zo´n registratie zijn er ook getuigen aanwezig. Deze zogenaamde tijnsgenoten hebben ook bezittingen in hetzelfde gerecht. Het zijn in dit geval Elias van Colvenscoten, Ernst van Orlo (Orel), Sweder van Glashorst en Johan van Scherpenzeel. Als we aannemen dat deze mannen zich ook naar hun bezit hebben genoemd; Kolfschoten, Orel en Glashorst, dan blijkt dat de tijnshof Twiller in ieder geval ongeveer een derde deel van het huidige Scherpenzeel omvatte. Johan van Scherpenzeel speelt een aparte rol. Gijsbert Jacobsz van Twiller heeft op dat moment zijn zegel niet bij de hand. Daarom vraagt hij Johan van Scherpenzeel om namens hem te zegelen. De bezittingen van Johan van Scherpenzeel binnen dit gerecht zijn niet bekend. Geschiedschrijvers vermoedden al dat er vroeger kleinere gerechten geweest moeten zijn, die op een gegeven moment samengevoegd worden. Zo is Scherpenzeel waarschijnlijk ook ontstaan en één van de gerechten heette Twiller. De naam Wittenberg staan in de akte als Wyttenborch. Dus borch in plaats van berg. Het woord borch komt terug in het woord burcht dat erop zou kunnen duiden dat er een versterkt huis heeft gestaan.
Tot zover de achtergrond van de akte. Want wie verkochten en wie kochten Wittenberg? Hun namen staan ook in de akte. Gode van Wittenborch en zijn vrouw Lubborch verkopen het aan Rutger Jacobsz en zijn vrouw Margriet. Achternamen hebben de vrouwen in die tijd nog niet. De nieuwe eigenaren moeten jaarlijks op St. Maarten (11 nov.) een bedrag, een tijns, aan de tijnsheer betalen. In dit geval "enen groten"" daer men bier ende broet mee copen mach. "Enen groten" is een geldstuk met de naam "een grote konings toernooi". Blijkbaar mag men in plaats van geld ook betalen met bier en brood. In deze akte wordt ook de eerst bekende schout van Scherpenzeel genoemd: richter Meus van den Broke. In 1416 komt ´Wittenberch´ voor in een lijst van de erven die tiend moeten betalen aan de St. Paulusabdij uit Utrecht. In 1467 moet de nalatenschap van Otto, heer van Scherpenzeel verdeeld worden 3 . Zijn oudste zoon Godert/Gerrit erft de heerlijkheid Scherpenzeel en nu moet de rest gedeeld worden met zijn drie broers Dirck, Goosen en Carcelis van Scherpenzeel. Dirck van Scherpenzeel krijgt Wittenberg toebedeeld met honderd Averlandse Keurvorsten Rijnsgulden. Dit geld wordt omgezet in een hypotheek die niet binnen zes jaar mag worden afgelost. Godert/Gerrit moet zijn broer elk jaar 5 Rijnsgulden rente betalen. Broer Goosen krijgt twee jaar lang de opbrengst van het hout uit de Scherpenzeelse bossen. Broer Carcelis krijgt het geld dat zijn vader tegoed had van de Hertog van Gelre. In 1476 blijkt Godert/Gerrit van Scherpenzeel eigenaar te zijn in plaats van zijn broer Dirck.
Gijsbert wordt genoemd als leenman in de leenboeken uit 1429. brief van J.W van Maren Scherpenzeel-1979
Leeftijd aangenomen nav analogie van zoon Jacob gedocumenteerd als Item aldus tuycht Jacob van Twijlre, out ommethrent van 50 jaeren in het jaar 1442
Beleend met Byler, zoal zijn vader Heyn te halden placht...
Wordt genoemd in lijst van leenmannen in De lenen van Wijk 1355-1664(1667) (Wijk bij Duurstede) onder Renswoude
17-3-1417: Elias van Scherpenzeel Eliasz. met lijftocht van Beatrijs, zijn vrouw, bevestigd door Adolf van Ruitenberg, 110-1 fol. 40.
Door nog onbekende oorzaak was Woudenberg uit het bezit van het gelijknamige geslacht geraakt. Waarschijnlijk is deze Elias dezelfde die we later in de veertiende eeuw tegenkomen in Woerden en omgeving. Deze komt in 1369 als knaap voor onder de leenmannen van Ghyote, vrouwe van Egmond, en wordt vermeld als "neef van de leenheer". In 1376, tijdens de Utrechtse oorlog, houdt hij, in opdracht van hertog Aelbrecht, met 20 gewapende mannen het huis Woerden. Voor iedere dag zal hij 4 oude schilden ontvangen, hetgeen neekwam op een bedrag van 804 oude schilden. Elias en zijn mannen weten het dus 201 dagen uit te houden. De hertog beleent hem op 17.1.1376 voor dat bedrag met 12 morgen te Alphen, 8 morgen in Hedikendorp, 8 morgen aan de Linschoten en 4 morgen in Cattenbroek.
In 1383 worden Elias van Woudenberg en zijn medeplichtigen door de paus veroordeeld om de door hen sedert 1378 toege eigende goederen Engbroek en Ten Horst aan het kapittel ten Dom terug te geven, op straffe van excommunicatie. In het jaar daarop verbindt Elias zich om het kapittel niet meer te hinderen in het bezit van voornoemde goederen, waarna bisschop Florens, als scheidsrechter de goederen aan het kapiottel toewijst. Elias wordt op 7.5.1398 opgeroepen voor de tocjt naar Friesland en overlijdt na 13.12.1399. Waarschijnlijk is hij dezelfde die van 1367 tot 1397 als getuige wordt vermeld in de leenregisters van IJsselstein. Hij bouwt het huis Woudenberg te Woerden, dat heeft gestaan op Geestdorp nr. 33, waar zich thans nog een boerderij bevindt met de naam
Hendrik, heer van Wisch, overleden tussen 15.7.1387 en 1390, zoon van Dirk, heer van Wisch, en van Agnes van Apeltern. Voor het eerst vermeld op 5.9.1372 als heer van Wisch. Daar blijkt uit dat hij met de heer van Borculo en Peter van Steenbergen Arnhem voor Willem van Gulik had ingenomen. Uit een oorkonde d.d. 21.2.1372 blijkt dat hij met zijn broers Robrecht en Dirk en met de heren van Bronhorst en Borculo tot de Gulikse partij behoorde. Hendrik, heer van Wisch, zegelde voor het laatst op 15.7.1387 (voor hertog Willem). Zijn gelijknamige zoon Hendrik, wordt in 1390, voor het eerst als heer van Wisch vermeld en is dan nog onmondig zodat zijn oom Robert voor hem zegelde. In 1395 zegelde hij zelfstandig. Vader Hendrik zal dus overleden zijn tussen 15.7.1387 en 1390.
Ghisebert wordt genoemd in Gelders Archief 0520 Huis Hackfort als zijnde Jacobszoon.
Inv 11 Ghiselbert van Twiller Jacobszoon, als "hof" van het goed te Wittenborch, oorkondt, dat Gode van Wittenborch en zijn vrouw Lobborch mede ten overstaan van richter en tynsgenoten, het goed te Wittenborch overdragen aan Rutgher Jacobsz. en diens vrouw Margryte.
Het Willaer in Scherpenzeel
De naam t’ Willaer wordt voor het eerst genoemd in een document uit 1357.
Domarchief Utrecht nr 1378; 17-06-1357 (St Adolfsdag).
Daarin ruilt de dom-
proost van Utrecht een tijns met ridder Diederick van Lienden uit het goed Podelpoel in IJzerdoorn.
Het wordt geruild tegen een aantal tijnsen in Maarn en Scherpenzeel. Éen van die tijnzen in Scherpenzeel betreft een tijns van twee schellingen uit het goed ‘t Willaer, dat eigendom is van ridder Gijsbrecht van Sterckenberch die zelf op kasteel de Sterkenburg in Driebergen woonde.
http://www.vantwillert.net/album/geneafo/HuisHackfort.htm
Inventaris 288
Transcriptie (Peter van den Born) Alle den ghenen die desen brief sullen sien of horen lesen doe ic verstaen Ghiselbert van Twyller Jacobs zoon als een hof van den erve toe Wittenborch dat ghecomen syn Gode van Wyttenborch ende Lubborch syn echte wyff vor nu vor den richter ende vor tynsgenoten die hier na bescreven staen ende hebben nu opghedraghen den rechten eyghendom van den erve to Wyttenberch eghen ende eyndenA alst gheleghen is ende syt van nu helden to tynse jarlix om enen groten te tynse op sinte Mertensdach daer men bier ende broet mede copen mach welke vorss[eide] Wyttenberch ic hier verliet hebbeB ende verlie den rechten eyghendom Rutger Jacobs zoen ende Matgriten syne wive behouden? nu ende mine nacomelinghe enen tynd als vorss[eid] is daer die gheseide minen vier tynsghenoten als Johan van Scerpenzel Claes van Colvenscoten Evert van Arler Zweder van Glashorst ende ander vele gude lude in ord de des briefs besegelen want ic Ghisebert vorss[eid] als een hof op desen tyt ghene segel en hebbe daerom hebbe ic gebeden Johan van Scerpenzel als een tynghenote desen brief over nu te besegelen ende ic Johan vorss[eid] om beden will Ghiselbert vorghenoemt ende ic daer mede over sat als een tynsghenoet daerom soe hebbe ic desen brief besegelt mit minen segel want ic Meus van den Broke hier mede over sat als een richter daerom heb ic desen brief mede besegelt mit minen segel mit den hof ghegheven int jaer onses Heren dusent driehondert twe ende tseventich op sinte Katherienen dach.
BEWERKT UIT "SCHERPENZEELSE BOERDERIJEN EN HUN BEWONERS" door Henk van Woudenberg.
Hofstede Wittenberg van 1372-1933. De boerderij Wittenberg ligt al eeuwenlang te noordweste van Scherpenzeel. Van deze boerderij bestaat een heel oude akte uit 1372. Een bijzondere akte die een kijkje geeft in de situatie vaneen groot deel van Scherpenzeel in die tijd. Wat is er aan de hand? Wittenberg is verkocht en deze verkoop moet worden geregistreerd. Dat doet men in die tijd voor "een hof van den erve toe Wittenborch", het zogenaamde tijnshof met aan het hoofd de tijnsheer, de eigenaar van het gerecht waartoe Wittenberg behoort. Die tijnsheer heet Gijsbert Jacobsz van Twiller. Gezien zijn achternaam is hij eigenaar van ´t Willaer. Bij zo´n registratie zijn er ook getuigen aanwezig. Deze zogenaamde tijnsgenoten hebben ook bezittingen in hetzelfde gerecht. Het zijn in dit geval Elias van Colvenscoten, Ernst van Orlo (Orel), Sweder van Glashorst en Johan van Scherpenzeel. Als we aannemen dat deze mannen zich ook naar hun bezit hebben genoemd; Kolfschoten, Orel en Glashorst, dan blijkt dat de tijnshof Twiller in ieder geval ongeveer een derde deel van het huidige Scherpenzeel omvatte. Johan van Scherpenzeel speelt een aparte rol. Gijsbert Jacobsz van Twiller heeft op dat moment zijn zegel niet bij de hand. Daarom vraagt hij Johan van Scherpenzeel om namens hem te zegelen. De bezittingen van Johan van Scherpenzeel binnen dit gerecht zijn niet bekend. Geschiedschrijvers vermoedden al dat er vroeger kleinere gerechten geweest moeten zijn, die op een gegeven moment samengevoegd worden. Zo is Scherpenzeel waarschijnlijk ook ontstaan en één van de gerechten heette Twiller. De naam Wittenberg staan in de akte als Wyttenborch. Dus borch in plaats van berg. Het woord borch komt terug in het woord burcht dat erop zou kunnen duiden dat er een versterkt huis heeft gestaan.
Tot zover de achtergrond van de akte. Want wie verkochten en wie kochten Wittenberg? Hun namen staan ook in de akte. Gode van Wittenborch en zijn vrouw Lubborch verkopen het aan Rutger Jacobsz en zijn vrouw Margriet. Achternamen hebben de vrouwen in die tijd nog niet. De nieuwe eigenaren moeten jaarlijks op St. Maarten (11 nov.) een bedrag, een tijns, aan de tijnsheer betalen. In dit geval "enen groten"" daer men bier ende broet mee copen mach. "Enen groten" is een geldstuk met de naam "een grote konings toernooi". Blijkbaar mag men in plaats van geld ook betalen met bier en brood. In deze akte wordt ook de eerst bekende schout van Scherpenzeel genoemd: richter Meus van den Broke. In 1416 komt ´Wittenberch´ voor in een lijst van de erven die tiend moeten betalen aan de St. Paulusabdij uit Utrecht. In 1467 moet de nalatenschap van Otto, heer van Scherpenzeel verdeeld worden 3 . Zijn oudste zoon Godert/Gerrit erft de heerlijkheid Scherpenzeel en nu moet de rest gedeeld worden met zijn drie broers Dirck, Goosen en Carcelis van Scherpenzeel. Dirck van Scherpenzeel krijgt Wittenberg toebedeeld met honderd Averlandse Keurvorsten Rijnsgulden. Dit geld wordt omgezet in een hypotheek die niet binnen zes jaar mag worden afgelost. Godert/Gerrit moet zijn broer elk jaar 5 Rijnsgulden rente betalen. Broer Goosen krijgt twee jaar lang de opbrengst van het hout uit de Scherpenzeelse bossen. Broer Carcelis krijgt het geld dat zijn vader tegoed had van de Hertog van Gelre. In 1476 blijkt Godert/Gerrit van Scherpenzeel eigenaar te zijn in plaats van zijn broer Dirck.
Heer GYSBERT, Heer van Bronckhorst; volgens de deeling van 1328. zal hij Bronckhorst hebben. — Hij Ridder en Raed van Hertog REYNALD is getuige bij de Privilegien van Harderwyk 1348. (Schrabbert Hard.). Hij ontset den Bisschop van Utrecht JAN van Arckel, en brandt Goor af, door den Hertog van Gelre en den Graaf van Holland geholpen; (Monen Deventer) Heer van Bronckhorst en van Batenburg 1351. (Orig. mihi.). Hij sterft 1356. Zijne vrouw was CATHARINA van Leefdael, dochter van Heer ROGIER van Leefdael, Heer van Oorschot en Beeck, en van AGNES Gravin van Cleef, die hem veele Goederen in Braband ten Huwelijk bragt. Zij is 1361. gestorven.”
Heer GYSBERT, Heer van Bronckhorst; volgens de deeling van 1328. zal hij Bronckhorst hebben. — Hij Ridder en Raed van Hertog REYNALD is getuige bij de Privilegien van Harderwyk 1348. (Schrabbert Hard.). Hij ontset den Bisschop van Utrecht JAN van Arckel, en brandt Goor af, door den Hertog van Gelre en den Graaf van Holland geholpen; (Monen Deventer) Heer van Bronckhorst en van Batenburg 1351. (Orig. mihi.). Hij sterft 1356. Zijne vrouw was CATHARINA van Leefdael, dochter van Heer ROGIER van Leefdael, Heer van Oorschot en Beeck, en van AGNES Gravin van Cleef, die hem veele Goederen in Braband ten Huwelijk bragt. Zij is 1361. gestorven.”
Diederik VI (Diederik IV volgens een andere telling)[1] (1185-1260) was de oudste zoon van graaf Diederik V van Kleef en Margaretha van Holland. Rond 1198 volgde hij zijn vader op als minderjarige en werd de echte stichter van de staat Kleef. Diederik bevorderde de nederzettingen en stichtte vele gemeenten en steden, zoals Kleef, Kalkar en Wesel. In de Loonse oorlog koos hij in 1203 partij voor zijn nicht Ada. Hij stelde zich op als een trouw aanhanger van de keizer Frederik II. In de Vlaams-Henegouwse Successieoorlog van 1248, koos hij partij tegen het Huis Dampierre en verwierf zo Gehlen, Castrop, Mengede, Hülchrat, het bosgraafschap Wesel en de voogdij van Willibrord in Wesel en Dinslaken en verstevigde zijn positie aan de Beneden-Rijn.
Diederik VII (Diederik V volgens een andere telling)[1] (-1275) was een zoon van graaf Diederik VI van Kleef en diens tweede echtgenote Hedwig van Meißen. In 1245 volgt hij zijn stiefbroer Diederik op als graaf van Dinslaken en in 1260 zijn vader als graaf van Kleef. Zoals zijn voorgangers leefde hij op gespannen voet met de aartsbisschoppen van Keulen en de graven van Berg, Holland en Gelre. Hij zette ook de nederzettingspolitiek en de stedenpolitiek van zijn voorganger voort en verwierf o.m. Saffenberg en Kervenheim.
Raad van de Bisschop van Utrecht
Diederik VI (Diederik IV volgens een andere telling)[1] (1185-1260) was de oudste zoon van graaf Diederik V van Kleef en Margaretha van Holland. Rond 1198 volgde hij zijn vader op als minderjarige en werd de echte stichter van de staat Kleef. Diederik bevorderde de nederzettingen en stichtte vele gemeenten en steden, zoals Kleef, Kalkar en Wesel. In de Loonse oorlog koos hij in 1203 partij voor zijn nicht Ada. Hij stelde zich op als een trouw aanhanger van de keizer Frederik II. In de Vlaams-Henegouwse Successieoorlog van 1248, koos hij partij tegen het Huis Dampierre en verwierf zo Gehlen, Castrop, Mengede, Hülchrat, het bosgraafschap Wesel en de voogdij van Willibrord in Wesel en Dinslaken en verstevigde zijn positie aan de Beneden-Rijn.
Hij sloot zich in de politiek bij Holland aan, en komt ook later voor onder de ‘fideles et familiares’ van de rooms-koning Willem II van Holland. Vermoedelijk is onder zijn bewind de dam in de Amstel gelegd, waaraan Amsterdam zijn naam ontleent. Eind 1251 komt hij samen met omstreekse boeren in opstand tegen Hendrik van Vianden, de bisschop van Utrecht. Volgens (H. Brugmans en W.A. van Spaen) werd hij op 16 juni van dat jaar niet ver van Utrecht door de Stichtse troepen verslagen, en met zijn bondgenoot Herman V van Woerden gevankelijk, aan de bisschops paard gebonden, te Utrecht binnengebracht. Op aandrang van de roomsche-koning, die dezelfden dag in de stad was aangekomen, werden de gevangenen in vrijheid gesteld en werd de vrede gesloten
Gijsbrecht smaen met Gerard van Velsen en Herman van Woerden vermoordden hun leenheer Graaf Floris V
Gijsbrecht was rond 1290 een van de belangrijkste Hollandse edellieden. In 1291 nam hij de eerste plaats in de raad, die 's Graven gemalin Beatrix, tijdens de afwezigheid van haren gemaal, ter zijde stond. Kort daarna beraamde hij samen met de leenmannen Gerard van Velsen en Herman VI van Woerden het plan om hun leenheer, graaf Floris V van Holland, te ontvoeren en op te sluiten in het Muiderslot. Na de doodslag van Floris V (in 1296), wist Gijsbrecht te ontsnappen. Tijdens zijn ontsnapping wist lijf en goed te verbeuren, hij vluchtte naar Vlaanderen, vertoonde zich nog te Veere om graaf Jan van Avesnes zijne opwachting te maken, toch moest hij opnieuw vluchten. De rest van zijn leven bracht hij in ballingschap door in het hertogdom Brabant. Later was hij in de Betuwe gevestigd (de omgeving van Oss). Na 1303 wordt hij niet meer genoemd. De motieven van Gijsbrecht voor de ontvoering zijn nooit helemaal duidelijk geworden, maar houden naar alle waarschijnlijkheid verband met de politieke keuzes (plotseling het Engelse kamp verlaten en de Franse zijde kiezen n.a.v. onenigheid met Vlaanderen) van Floris V
Floris overleed aan de pest tijdens een kruistocht
Hij sloot zich in de politiek bij Holland aan, en komt ook later voor onder de ‘fideles et familiares’ van de rooms-koning Willem II van Holland. Vermoedelijk is onder zijn bewind de dam in de Amstel gelegd, waaraan Amsterdam zijn naam ontleent. Eind 1251 komt hij samen met omstreekse boeren in opstand tegen Hendrik van Vianden, de bisschop van Utrecht. Volgens (H. Brugmans en W.A. van Spaen) werd hij op 16 juni van dat jaar niet ver van Utrecht door de Stichtse troepen verslagen, en met zijn bondgenoot Herman V van Woerden gevankelijk, aan de bisschops paard gebonden, te Utrecht binnengebracht. Op aandrang van de roomsche-koning, die dezelfden dag in de stad was aangekomen, werden de gevangenen in vrijheid gesteld en werd de vrede gesloten
Hij sloot zich in de politiek bij Holland aan, en komt ook later voor onder de ‘fideles et familiares’ van de rooms-koning Willem II van Holland. Vermoedelijk is onder zijn bewind de dam in de Amstel gelegd, waaraan Amsterdam zijn naam ontleent. Eind 1251 komt hij samen met omstreekse boeren in opstand tegen Hendrik van Vianden, de bisschop van Utrecht. Volgens (H. Brugmans en W.A. van Spaen) werd hij op 16 juni van dat jaar niet ver van Utrecht door de Stichtse troepen verslagen, en met zijn bondgenoot Herman V van Woerden gevankelijk, aan de bisschops paard gebonden, te Utrecht binnengebracht. Op aandrang van de roomsche-koning, die dezelfden dag in de stad was aangekomen, werden de gevangenen in vrijheid gesteld en werd de vrede gesloten
Floris overleed aan de pest tijdens een kruistocht
Otto IV/ I van Bentheim, graaf/Burggraaf van Coevorden, geboren rond 1135, overleden rond 1207/08. Otto vergezelt zijn moeder op haar tweede tocht naar Jeruzalem in 1173 waar zij ook ook is overleden,
Hij is op 23 en 27 Mei 1182 aan het hof van de Duitse Keizer te Mainz, hij neemt deel aan de derde Kruistocht in 1189. Tr. voor 1172, Alveradis van Arnsberg, geboren rond 1140, overleden na 1205.
volgde zijn vader Dirk V op als graaf van Holland 1091, voerde als eerste de titel graaf van Holland 1101 als leenman van de Utrechtse bisschop, nam geen deel aan de eerste kruistocht 1096 maar stimuleerde nieuwe veenontginningen bij de grote rivieren
Gerard I is de stamvader van de graven van Gelre uit het huis Wassenberg, dat in 1371 in mannelijke lijn uitstierf. Gerard vernoemde zich zowel naar Wassenberg als naar Gelre. Hij had één zoon, die hem opvolgde als Gerard II van Gelre.
Hij wordt in 1096 ook als landgraaf geattesteerd in een keizerlijke oorkonde: MGH Diplomata Henrici IV nr. 459: Gerardus lantgrave, waarschijnlijk met betrekking tot een rijksleen in de Teisterbant.
vermeld 1121-1167; vermoordt de Zwarte Floris (broer van de Hollandse Graaf), wegens belediging van zijn nichtje, de erfdochter van Rode; wordt verbannen en zijn bezittingen worden verwoest, maar uiteindelijk bouwer van het kasteel van Grave.
In de jaren '30 van de twaalfde eeuw vochten Herman, Godfried en hun oom Andries van Cuijk, een conflict uit met Floris de Zwarte en zijn broer Dirk VI van Holland. Dit is beschreven in het artikel over Godfried. Als gevolg daarvan werd Herman verdreven uit zijn kasteel bij Lexmond en bouwde hij een nieuw kasteel op veilige afstand van Holland, aan de Maas. Op die plaats is later het stadje Grave ontstaan. Naast heer van Cuijk werd Herman uiteindelijk stadsgraaf van Utrecht en voogd van het kapittel van Sint-Servatius te Maastricht
onder voogdij van zijn stiefvader Robrecht de Fries 1061-1071, zag zijn landen bij Rijnland en Westflinge vervallen verklaard aan Utrecht bij oorkonde van keizer Hendrik IV 30 apr. 1064, verdreven uit Kennemerland 1071 doch werd opnieuw aangesteld tot graaf na de moord op hertog Godfried II 'met de Bult' 1076, onttrok de Zuid-Hollandse eilanden aan de macht van de Utrechtse bisschop en nam de sterkte IJsselmonde in juni 1076, steunde in de Constituurstrijd de pauselijke partij (1078)
volgde zijn vader Dirk V op als graaf van Holland 1091, voerde als eerste de titel graaf van Holland 1101 als leenman van de Utrechtse bisschop, nam geen deel aan de eerste kruistocht 1096 maar stimuleerde nieuwe veenontginningen bij de grote rivieren
vermeld 1121-1167; vermoordt de Zwarte Floris (broer van de Hollandse Graaf), wegens belediging van zijn nichtje, de erfdochter van Rode; wordt verbannen en zijn bezittingen worden verwoest, maar uiteindelijk bouwer van het kasteel van Grave.
In de jaren '30 van de twaalfde eeuw vochten Herman, Godfried en hun oom Andries van Cuijk, een conflict uit met Floris de Zwarte en zijn broer Dirk VI van Holland. Dit is beschreven in het artikel over Godfried. Als gevolg daarvan werd Herman verdreven uit zijn kasteel bij Lexmond en bouwde hij een nieuw kasteel op veilige afstand van Holland, aan de Maas. Op die plaats is later het stadje Grave ontstaan. Naast heer van Cuijk werd Herman uiteindelijk stadsgraaf van Utrecht en voogd van het kapittel van Sint-Servatius te Maastricht
Godfried was neef van bisschop Andries van Cuijk van Utrecht en werd door hem tot burggraaf van Utrecht benoemd. Samen met zijn moeder en zijn broer stichtte hij de Norbertijnerabdij van Mariënweerd. Hij trouwde met Ida, de erfdochter van Frederik van Werl-Arnsberg, en werd zo graaf van Arnsberg. Toen Godfrieds familie een huwelijk van een van hun nichten met Floris de Zwarte blokkeerde, verzamelde Floris een leger en viel het bisdom Utrecht binnen. Hij bezette de stad Utrecht en plunderde de Cuijkse bezittingen. Godfried en zijn broer Herman van Cuijk (1100-1170) verzamelden op hun beurt een leger een trokken naar Utrecht. Buiten de stad stuitten ze bij Abstede op Floris die daar aan het jagen was. Floris probeerde te vluchten maar zijn paard viel, waarna hij werd gegrepen en gedood (1133). Floris' broer Dirk VI van Holland en zijn neef keizer Lotharius III van Supplinburg hadden nu een persoonlijke vete met het huis van Cuijk. Dirk verwoestte de Cuijkse bezittingen en Lotharius bezette Arnsberg en nam Godfried en zijn broers al hun titels af.
In 1136 stelden twaalf edelen zich borg voor de leden van het huis van Cuijck en werd hun straf verzacht. Ze kregen hun persoonlijke bezittingen terug maar niet hun leengoederen. Lotharius overleed in 1137 en zijn opvolger Koenraad III van Hohenstaufen herstelde Andries als bisschop van Utrecht en gaf Godfried en Herman ook hun leengoederen terug. Door de bemiddeling van Andries werd de vrede tussen Dirk en Herman en Godfried ook weer hersteld. Herman moest Dirk voortaan als zijn heer erkennen. De kloosterlingen van Mariënweerd moesten iedere dag voor het zielenheil van Floris de Zwarte bidden. De kinderen van Dirk en Godfried, Otto I van Bentheim en Alveradis van Cuijck, trouwden met elkaar. Godfried maakte carrière aan het hof, eerst onder Koenraad en daarna onder Frederik I van Hohenstaufen. Hij vergezelde deze keizers onder andere op reizen naar Italië.
vermeld 1121-1167; vermoordt de Zwarte Floris (broer van de Hollandse Graaf), wegens belediging van zijn nichtje, de erfdochter van Rode; wordt verbannen en zijn bezittingen worden verwoest, maar uiteindelijk bouwer van het kasteel van Grave.
In de jaren '30 van de twaalfde eeuw vochten Herman, Godfried en hun oom Andries van Cuijk, een conflict uit met Floris de Zwarte en zijn broer Dirk VI van Holland. Dit is beschreven in het artikel over Godfried. Als gevolg daarvan werd Herman verdreven uit zijn kasteel bij Lexmond en bouwde hij een nieuw kasteel op veilige afstand van Holland, aan de Maas. Op die plaats is later het stadje Grave ontstaan. Naast heer van Cuijk werd Herman uiteindelijk stadsgraaf van Utrecht en voogd van het kapittel van Sint-Servatius te Maastricht
volgde zijn broer Dirk IV op als graaf van Holland 1049-1061, trachtte zijn macht uit te breiden in de Bommelerwaard doch werd vermoord bij Nederhemert 28 juni 1061 door een handlanger van bisschop Willem van Cuijk
onder voogdij van zijn stiefvader Robrecht de Fries 1061-1071, zag zijn landen bij Rijnland en Westflinge vervallen verklaard aan Utrecht bij oorkonde van keizer Hendrik IV 30 apr. 1064, verdreven uit Kennemerland 1071 doch werd opnieuw aangesteld tot graaf na de moord op hertog Godfried II 'met de Bult' 1076, onttrok de Zuid-Hollandse eilanden aan de macht van de Utrechtse bisschop en nam de sterkte IJsselmonde in juni 1076, steunde in de Constituurstrijd de pauselijke partij (1078)
De Heren van Cuijk komen van oorsprong uit de Betuwe. Vanaf de 11e eeuw zijn zij ‘historisch aantoonbaar’. De naam Cuijk (Henricus de Kuc of Kuyc) wordt voor het eerst in 1096 in een oorkonde vermeld. De leenmannen noemden zich naar de hoofdplaats Cuijk in hun leengebied "van Cuijk". Het geslacht van Cuijk is afkomstig uit de gouw Teisterbant. Vooral rondom Geldermalsen en Meteren had de familie veel goederen. De gouw Teisterbant is helaas niet precies aan te wijzen. Ze wordt al in 850 genoemd met als graaf "Balderik". Vanaf circa 1050 geven de schriftelijke bronnen meer duidelijkheid over de plaats Cuijk en de heersende familie. Vanaf die tijd wordt de naam Cuijk namelijk toegevoegd aan de persoonsnamen, genoemd naar het stamgoed. Voor die tijd noemde men zich van Malsen. De familie had veel bezittingen en nauwe banden met de Graven van Holland, Gelre en Vlaanderen, de Hertog van Brabant, de Koning van Engeland en de bisschoppen van Keulen en Utrecht. In de 13e eeuw werd de gouw Teisterbant verdeeld tussen Cuijk, Gelder en het Stichtse bisdom. De oorspronkelijke heren van Cuijk zijn aan het bewind geweest van 1096 tot 1400 en vooral Jan I van Cuijk nam een voorname plaats in. Een beeld van hem stond bij het viaduct in de Maasstraat, in 2008 ter gelegenheid van 700 jaar Jan van Cuijk is er een bronzen afgietsel gemaakt. Het stenen origineel gaat naar binnen en de bronzen kopie komt voor het gemeentehuis te staan. Wel was het zo dat hun kasteel vanaf 1137 niet meer in Cuijk zelf stond maar in Grave. In die plaats kwam toen ook het bestuurscentrum, maar een aantal zaken bleef in de plaats Cuijk zelf. De Hoofdbank (het huis voor onder andere rechtspraak) bleef in Cuijk en ook de Landdag (een soort dorpenvertegenwoordiging) kwam jaarlijks in de Cuijkse kerk bijeen. Bij de Hoofdbank konden niet alleen de dorpsbanken van Escharen tot Maashees in beroep gaan, maar ook die van het vrijwel onafhankelijke Boxmeer. Het leven van Jan I van Cuijk. Heel belangrijk voor het Land van Cuijk was Heer Jan I van Cuijk (1230 - 1308). Jan werd geboren omstreeks 1230 en volgde in 1254 zijn vader Hendrik III op als Heer van Cuijk. Omstreeks 1260 trouwde hij met Jutta van Nassau. Zij was een dochter van Hendrik van Nassau, een rechtstreekse voorvader van Prins Willem van Oranje. Er zijn negen kinderen uit dit huwelijk bekend. Heer Jan I van Cuijk ‘regeerde’ van 1254 tot 1308 en verbleef meestal op zijn kasteel in Grave. Hij was een bijzondere ridder en regeerder uit een beroemd geslacht. Met in zijn wapen de nog steeds gebruikte acht ‘merletten’ vocht hij aan de kant van Hertog Jan van Brabant tegen de Geldersen, de Limburgers en de Keulsen. Jan I van Cuijk nam deel aan veel veldtochten in de omgeving, waaronder de slag bij Woeringen nabij Keulen in 1288. Deze slag bracht een historisch keerpunt in degeschiedenis van de Nederlanden en het Nederrijn gebied. Hij wordt uitvoerig vermeld in de ‘Yeeste van den slag bij Woeronc’ van Jan van Heelu, een enorm heldendicht op hertog Jan I van Brabant, de grote overwinnaar in de slag tegen onder anderen de aartsbisschop Siegfried van Keulen, Graaf Reinoud van Gelre en Graf Hendrik van Luxemburg. De inzet was de erfelijke rechten op Limburg en de uitslag: Jan van Brabant met aanhang won. Een minder fraaie rol speelde Jan in 1296 echter in de samenzwering van de edelen tegen graaf Floris V van Holland. Deze zou op verzoek van de Engelse koning gevangen genomen worden tijdens een jachtfeest en daarna naar Engeland gebracht. Het liep echter uit op moord. In 1308, kort voor zijn dood heeft hij echter een daad gesteld die van groot belang is geweest voor de bevolking. Hij besloot om de zogenaamde ‘gemeynten’, de gemeentegronden in het Neder- en Overampt, aan de parochiedorpen en onderhorigen daaraan, over te dragen. Deze gronden, die over het geheel nog woest waren (totaal ca. 7.000 hectare), stelde hij daardoor gratis ter beschikking van de inwoners van de dorpen om er de paarden, vee en schapen op te weiden en er heideplaggen van te halen voor de potstallen. De kleine boeren vooral waren daar erg mee gebaat. Jan I van Cuijk was ook de stichter van het Graafse Sint Catharinagasthuis. Heer Jan I stierf op 13 juli 1308 en werd met de grootste eer, ‘met voordragen van wapen en schild’ begraven in de St. Elisabethkerk te Grave. Er is geen graf aan te wijzen van Jan van Cuijk. De positie van Cuijk onder de "Heren van Cuijk"" De heerlijkheid van Cuijk, heeft gedurende een lange tijd een belangrijke positie ingenomen, zowel regionaal als internationaal. In diplomatieke kringen speelden de Heren van Cuijk (en indirect ook de dames natuurlijk) een belangrijke rol in de 12e tot en met de 14e eeuw.
Hij was de eerste bisschop van Utrecht sinds het Concordaat van Worms in (1122), waarmee de investituurstrijd tussen de keizer en de paus over de bisschopsbenoemingen werd beslecht in het voordeel van de paus. Hij behoorde dan ook tot de pauselijke partij.
In 1133 raakte Andries in oorlog met graaf Dirk VI van Holland, die gesteund werd door de stad Utrecht en verschillende dienstmannen van de bisschop. Hij kreeg van koning Koenraad III de graafschappen Westergo en Oostergo terug, die keizer Hendrik V onder bisschop Burchard aan het Sticht ontnomen had.
volgde zijn vader op als graaf van Holland onder voogdij van zijn moeder 993, koloniseerde de Riederwaard omstr. 1015, versloeg het keizerlijk leger van Hendrik II bij Vlaardingen 1018, maakte een bedevaart naar Jeruzalem, steunde Koenraad II in de strijd om het Duits koningschap na 1024
volgde zijn broer Dirk IV op als graaf van Holland 1049-1061, trachtte zijn macht uit te breiden in de Bommelerwaard doch werd vermoord bij Nederhemert 28 juni 1061 door een handlanger van bisschop Willem van Cuijk
Trok met Willem de Veroveraar naar Engeland
De Heren van Cuijk komen van oorsprong uit de Betuwe. Vanaf de 11e eeuw zijn zij ‘historisch aantoonbaar’. De naam Cuijk (Henricus de Kuc of Kuyc) wordt voor het eerst in 1096 in een oorkonde vermeld. De leenmannen noemden zich naar de hoofdplaats Cuijk in hun leengebied "van Cuijk". Het geslacht van Cuijk is afkomstig uit de gouw Teisterbant. Vooral rondom Geldermalsen en Meteren had de familie veel goederen. De gouw Teisterbant is helaas niet precies aan te wijzen. Ze wordt al in 850 genoemd met als graaf "Balderik". Vanaf circa 1050 geven de schriftelijke bronnen meer duidelijkheid over de plaats Cuijk en de heersende familie. Vanaf die tijd wordt de naam Cuijk namelijk toegevoegd aan de persoonsnamen, genoemd naar het stamgoed. Voor die tijd noemde men zich van Malsen. De familie had veel bezittingen en nauwe banden met de Graven van Holland, Gelre en Vlaanderen, de Hertog van Brabant, de Koning van Engeland en de bisschoppen van Keulen en Utrecht. In de 13e eeuw werd de gouw Teisterbant verdeeld tussen Cuijk, Gelder en het Stichtse bisdom. De oorspronkelijke heren van Cuijk zijn aan het bewind geweest van 1096 tot 1400 en vooral Jan I van Cuijk nam een voorname plaats in. Een beeld van hem stond bij het viaduct in de Maasstraat, in 2008 ter gelegenheid van 700 jaar Jan van Cuijk is er een bronzen afgietsel gemaakt. Het stenen origineel gaat naar binnen en de bronzen kopie komt voor het gemeentehuis te staan. Wel was het zo dat hun kasteel vanaf 1137 niet meer in Cuijk zelf stond maar in Grave. In die plaats kwam toen ook het bestuurscentrum, maar een aantal zaken bleef in de plaats Cuijk zelf. De Hoofdbank (het huis voor onder andere rechtspraak) bleef in Cuijk en ook de Landdag (een soort dorpenvertegenwoordiging) kwam jaarlijks in de Cuijkse kerk bijeen. Bij de Hoofdbank konden niet alleen de dorpsbanken van Escharen tot Maashees in beroep gaan, maar ook die van het vrijwel onafhankelijke Boxmeer. Het leven van Jan I van Cuijk. Heel belangrijk voor het Land van Cuijk was Heer Jan I van Cuijk (1230 - 1308). Jan werd geboren omstreeks 1230 en volgde in 1254 zijn vader Hendrik III op als Heer van Cuijk. Omstreeks 1260 trouwde hij met Jutta van Nassau. Zij was een dochter van Hendrik van Nassau, een rechtstreekse voorvader van Prins Willem van Oranje. Er zijn negen kinderen uit dit huwelijk bekend. Heer Jan I van Cuijk ‘regeerde’ van 1254 tot 1308 en verbleef meestal op zijn kasteel in Grave. Hij was een bijzondere ridder en regeerder uit een beroemd geslacht. Met in zijn wapen de nog steeds gebruikte acht ‘merletten’ vocht hij aan de kant van Hertog Jan van Brabant tegen de Geldersen, de Limburgers en de Keulsen. Jan I van Cuijk nam deel aan veel veldtochten in de omgeving, waaronder de slag bij Woeringen nabij Keulen in 1288. Deze slag bracht een historisch keerpunt in degeschiedenis van de Nederlanden en het Nederrijn gebied. Hij wordt uitvoerig vermeld in de ‘Yeeste van den slag bij Woeronc’ van Jan van Heelu, een enorm heldendicht op hertog Jan I van Brabant, de grote overwinnaar in de slag tegen onder anderen de aartsbisschop Siegfried van Keulen, Graaf Reinoud van Gelre en Graf Hendrik van Luxemburg. De inzet was de erfelijke rechten op Limburg en de uitslag: Jan van Brabant met aanhang won. Een minder fraaie rol speelde Jan in 1296 echter in de samenzwering van de edelen tegen graaf Floris V van Holland. Deze zou op verzoek van de Engelse koning gevangen genomen worden tijdens een jachtfeest en daarna naar Engeland gebracht. Het liep echter uit op moord. In 1308, kort voor zijn dood heeft hij echter een daad gesteld die van groot belang is geweest voor de bevolking. Hij besloot om de zogenaamde ‘gemeynten’, de gemeentegronden in het Neder- en Overampt, aan de parochiedorpen en onderhorigen daaraan, over te dragen. Deze gronden, die over het geheel nog woest waren (totaal ca. 7.000 hectare), stelde hij daardoor gratis ter beschikking van de inwoners van de dorpen om er de paarden, vee en schapen op te weiden en er heideplaggen van te halen voor de potstallen. De kleine boeren vooral waren daar erg mee gebaat. Jan I van Cuijk was ook de stichter van het Graafse Sint Catharinagasthuis. Heer Jan I stierf op 13 juli 1308 en werd met de grootste eer, ‘met voordragen van wapen en schild’ begraven in de St. Elisabethkerk te Grave. Er is geen graf aan te wijzen van Jan van Cuijk. De positie van Cuijk onder de "Heren van Cuijk"" De heerlijkheid van Cuijk, heeft gedurende een lange tijd een belangrijke positie ingenomen, zowel regionaal als internationaal. In diplomatieke kringen speelden de Heren van Cuijk (en indirect ook de dames natuurlijk) een belangrijke rol in de 12e tot en met de 14e eeuw.
graaf van Holland 988-993, vergezelde keizer Otto II van Duitsland naar Rome 983, breidt zijn gebied uit naar het zuiden, overl. (gesneuveld) 18 sept. 993 (vermoedelijk aan de mond van de Maas), begr. Egmond (abdijkerk), later als heilige vereerd
schenkt het bezit Rugge aan de St.Pieterskerk van Gent voor het zieleheil van haar gemaal 20 sept. 993, verzoende zich met de opstandige West-Friezen juni 1005, overl. 13 mei (na 1005), begr. Egmond (abdijkerk).
volgde zijn vader op als graaf van Holland onder voogdij van zijn moeder 993, koloniseerde de Riederwaard omstr. 1015, versloeg het keizerlijk leger van Hendrik II bij Vlaardingen 1018, maakte een bedevaart naar Jeruzalem, steunde Koenraad II in de strijd om het Duits koningschap na 1024
graaf van Namen ter opvolging van zijn oudere (in 1018 voor het laatst vermelde) broer Robert II, is aanwezig bij de stichting van de kapittelkerk St. Barthélemy te Luik en wordt in de daarop betrekking hebbende oorkonde onder de leke-getuigen als tweede, direkt na Gozelo I van Lotharingen, vermeld (1031), is eveneens aanwezig bij de wijding van het klooster St. Laurent te Luik 3.11.1034 en wordt dan belast met de voogdij van het daaraan geschonken grote, oud-karolingische domein Wasseiges, neemt waarschijnlijk met zijn schoonvader deel aan de slag bij Bar-le_Duc tegen graaf Eudes van Champagne 15.11.1037, is voogd van Ardenne, sticht de collegiale kerk van St. Aubin te Namen (1047), waaraan hij na het overlijden van zijn moeder zijn domein van Glons-sur-le-Geer schenkt, voor het laatst vermeld in 1062, overl. tussen juli 1063 en juli 1064
Trok met Willem de Veroveraar naar Engeland
Trok met Willem de Veroveraar naar Engeland
Dirk II, geb. omstr. 932 (zoon van Dirk I (Bis), vermeld 936-941, en Gerberga (Geva) van Hamalant), graaf in het WestFriese gebied tussen Maas en Vlie 962-988, schonk ter ere van de bijzetting van St.Adalbertus Egmond een stenen kerk 15 juni 950, nam de grafelijke burcht in Gent in (965), bood de Egmondse abdij een evangeliarium aan 975, kreeg zijn lenen in Maasland, Kennemerland en op Texel van koning Otto III in vrij eigendom 25 aug. 985
graaf van Holland 988-993, vergezelde keizer Otto II van Duitsland naar Rome 983, breidt zijn gebied uit naar het zuiden, overl. (gesneuveld) 18 sept. 993 (vermoedelijk aan de mond van de Maas), begr. Egmond (abdijkerk), later als heilige vereerd
schenkt het bezit Rugge aan de St.Pieterskerk van Gent voor het zieleheil van haar gemaal 20 sept. 993, verzoende zich met de opstandige West-Friezen juni 1005, overl. 13 mei (na 1005), begr. Egmond (abdijkerk).
schenkt het bezit Rugge aan de St.Pieterskerk van Gent voor het zieleheil van haar gemaal 20 sept. 993, verzoende zich met de opstandige West-Friezen juni 1005, overl. 13 mei (na 1005), begr. Egmond (abdijkerk).
graaf van Holland 988-993, vergezelde keizer Otto II van Duitsland naar Rome 983, breidt zijn gebied uit naar het zuiden, overl. (gesneuveld) 18 sept. 993 (vermoedelijk aan de mond van de Maas), begr. Egmond (abdijkerk), later als heilige vereerd
Dirk II, geb. omstr. 932 (zoon van Dirk I (Bis), vermeld 936-941, en Gerberga (Geva) van Hamalant), graaf in het WestFriese gebied tussen Maas en Vlie 962-988, schonk ter ere van de bijzetting van St.Adalbertus Egmond een stenen kerk 15 juni 950, nam de grafelijke burcht in Gent in (965), bood de Egmondse abdij een evangeliarium aan 975, kreeg zijn lenen in Maasland, Kennemerland en op Texel van koning Otto III in vrij eigendom 25 aug. 985
Arnulf I, bijgenaamd de Grote (889 - 27 maart 965), graaf van Vlaanderen van 918 tot 965, was de oudste zoon van Boudewijn II en van Aelfryth van Wessex.
Van zijn vader erfde hij het grootste (noordelijke) deel van het graafschap. Na de dood van zijn broer Adalolf legde hij wederrechtelijk de hand op diens erfdeel (933), dat de streek van Terwaan en Boulogne omvatte. Hij wist ook Oosterbant, Artesië, Ponthieu en de streek van Amiens te veroveren, waardoor het graafschap Vlaanderen tot voorbij de Somme reikte. Arnulf bereikte deze gebiedsuitbreiding door het listig ombrengen van Willem I van Normandië te Picquigny.
Uit vrees voor de onbestendigheid van zijn territoriale aanwinsten deed Arnulf een beroep op de clerus om zijn veroveringen duurzaam en eenvormig te maken via een sterke religieuze ideologie. Zo wierp hij zich op als verdediger van de hervormingen die Gerardus van Brogne in de abdijen van zijn graafschap wilde doorvoeren. Uit zijn (tweede) huwelijk met Aleidis van Vermandois (910 - Brugge, 10 oktober 958), dochter van Herbert II van Vermandois en van Adela van Frankrijk, had hij een zoon, Boudewijn III, die over een deel van het graafschap regeerde van 958 tot diens vroegtijdige dood in 962.
Een opstand van de zonen van Adalolf veroorzaakte een bestuurlijke crisis die Arnulf dwong het graafschap toe te vertrouwen aan de Franse koning Lotharius tot de meerderjarigheid van zijn kleinzoon Arnulf II van Vlaanderen.
Aleidia werd werd uitgehuwelijkt om de vrede tussen het huis Vlaanderen en de Heribertiner graven te bestendigen
Dirk II, geb. omstr. 932 (zoon van Dirk I (Bis), vermeld 936-941, en Gerberga (Geva) van Hamalant), graaf in het WestFriese gebied tussen Maas en Vlie 962-988, schonk ter ere van de bijzetting van St.Adalbertus Egmond een stenen kerk 15 juni 950, nam de grafelijke burcht in Gent in (965), bood de Egmondse abdij een evangeliarium aan 975, kreeg zijn lenen in Maasland, Kennemerland en op Texel van koning Otto III in vrij eigendom 25 aug. 985
Boudewijn II de Kale (863 - 10 september 918) was van 879 tot 918 graaf van Vlaanderen en Graaf van Boulogne.
Hij erfde het graafschap van zijn vader op een bijzonder moeilijk moment omdat er een inval van de Vikingen plaatsvond. Dezen zouden nog jaren Vlaanderen en het noorden van Frankrijk onveilig maken. Pas bij de Slag bij de Dijle in 892 werden zij voorgoed verslagen. De onrust die ontstond door het onvermogen van de Karolingers iets tegen de inval te doen, zorgde er in 888 voor dat een niet-Karolinger Odo tot koning gezalfd werd. Boudewijn -zelf een Karolinger- wist dat handig te benutten voor de verdere uitbreiding van zijn grafelijke macht. Hij richtte houten versterkingen op in Sint-Omaars (St. Omer), Brugge en Gent en wist zelfs de abdij van St. Vaast en de streek van Artesië (Artois) onder controle te krijgen. In 902 ruimde hij een belangrijke rivaal Herbert I van Vermandois uit de weg door hem te laten vermoorden. Dit gaf hem meer macht aan de Somme. Hij zorgde bovendien voor een belangrijk politiek bondgenootschap door met de dochter van de Angelsaksische koning Alfred de Grote te trouwen. Bij zijn dood in 918 liet hij dan ook een machtig graafschap na aan zijn zoon Arnulf.
Arnulf I, bijgenaamd de Grote (889 - 27 maart 965), graaf van Vlaanderen van 918 tot 965, was de oudste zoon van Boudewijn II en van Aelfryth van Wessex.
Van zijn vader erfde hij het grootste (noordelijke) deel van het graafschap. Na de dood van zijn broer Adalolf legde hij wederrechtelijk de hand op diens erfdeel (933), dat de streek van Terwaan en Boulogne omvatte. Hij wist ook Oosterbant, Artesië, Ponthieu en de streek van Amiens te veroveren, waardoor het graafschap Vlaanderen tot voorbij de Somme reikte. Arnulf bereikte deze gebiedsuitbreiding door het listig ombrengen van Willem I van Normandië te Picquigny.
Uit vrees voor de onbestendigheid van zijn territoriale aanwinsten deed Arnulf een beroep op de clerus om zijn veroveringen duurzaam en eenvormig te maken via een sterke religieuze ideologie. Zo wierp hij zich op als verdediger van de hervormingen die Gerardus van Brogne in de abdijen van zijn graafschap wilde doorvoeren. Uit zijn (tweede) huwelijk met Aleidis van Vermandois (910 - Brugge, 10 oktober 958), dochter van Herbert II van Vermandois en van Adela van Frankrijk, had hij een zoon, Boudewijn III, die over een deel van het graafschap regeerde van 958 tot diens vroegtijdige dood in 962.
Een opstand van de zonen van Adalolf veroorzaakte een bestuurlijke crisis die Arnulf dwong het graafschap toe te vertrouwen aan de Franse koning Lotharius tot de meerderjarigheid van zijn kleinzoon Arnulf II van Vlaanderen.
Aleidia werd werd uitgehuwelijkt om de vrede tussen het huis Vlaanderen en de Heribertiner graven te bestendigen
Hij had een zoon bij een onbekende vrouw
Boudewijn I, ook wel Boudewijn I met de IJzeren Arm genoemd, (Laon?, ca. 837/40 - Sint Bertijns/Arras, 2 januari 879), staat bekend als de eerste graaf van Vlaanderen. Hij was de zoon van Odakar III van de Morinen (ook Audacrus, Odocrus, Audacer, Odoscer "van Laon" genoemd).
Over Boudewijn I is weinig overgeleverd. Er wordt wel aangenomen dat hij de eerste graaf van het graafschap Vlaanderen zou zijn.
Hij was een bekwaam militair leider, die een halt wist toe te roepen aan de invallen van de Noormannen. Boudewijn bouwde onder meer burchten te Gent en Brugge.
Boudewijn I trouwde op 13 december 862 met Judith van West-Francië, dochter van Karel de Kale, West-Frankisch koning van 840 tot 877, en van Ermentrudis van Orléans, nadat hij haar in Senlis rond Kerstmis 861 had geschaakt. Ze vluchtten naar Lotharingen en van daar naar Rome. Na twee jaar briefwisseling met de woedende vader kwam de verzoening er via een huwelijk te Auxerre. Het graafschap Vlaanderen (een aantal gouwen langsheen de Noordzeekust) was waarschijnlijk een huwelijksgeschenk. Karel de Kale wist hiermee zijn noordelijke grenzen te beveiligen.
Boudewijn zou uiteindelijk de grondlegger worden van een grafelijke dynastie die gedurende meer dan 500 jaar Vlaanderen zal bezitten en regeren. Het Vlaanderen waarvan Boudewijn I graaf was, had nog niet zo veel om het lijf; het beperkte zich tot een viertal stadjes met hun omgevende land (de pagus Flandrensis): Torhout, Gistel, Oudenburg en Brugge.
Zij trouwde
858 Eathelwulf van Wessex
856 Aethelbald van Wessex (ivm troonsovernamen door broer van Aethelwulf )
Zij wer in de lente van 862 geschaakt, trouwde te Auxerre 13 dec. 863 Boudewijn I IJserenarm, graaf van Terwaan 866, bestuurder van de gouwen Kortrijk, Aardenburg en West Vlaanderen en mogelijk Mempiscus (tussen Gent en Kortrijk),
verloor na de schaking van Judith van West Francië zijn graafschappen 862 maar verzoende zich met Karel de Kale en werd opnieuw aangesteld tot graaf in de gouwen Vlaanderen, Waas en Gent 864 en na 866 in de streek Sint-Omaars (Ternois), leke-abt St. Pietersabdij te Gent 870, toezichthouder en raadgever van kroonprins Lodewijk (de Stamelaar) bij het vertrek van Karel naar Italië, overl. 21 jan. 879
Boudewijn II de Kale (863 - 10 september 918) was van 879 tot 918 graaf van Vlaanderen en Graaf van Boulogne.
Hij erfde het graafschap van zijn vader op een bijzonder moeilijk moment omdat er een inval van de Vikingen plaatsvond. Dezen zouden nog jaren Vlaanderen en het noorden van Frankrijk onveilig maken. Pas bij de Slag bij de Dijle in 892 werden zij voorgoed verslagen. De onrust die ontstond door het onvermogen van de Karolingers iets tegen de inval te doen, zorgde er in 888 voor dat een niet-Karolinger Odo tot koning gezalfd werd. Boudewijn -zelf een Karolinger- wist dat handig te benutten voor de verdere uitbreiding van zijn grafelijke macht. Hij richtte houten versterkingen op in Sint-Omaars (St. Omer), Brugge en Gent en wist zelfs de abdij van St. Vaast en de streek van Artesië (Artois) onder controle te krijgen. In 902 ruimde hij een belangrijke rivaal Herbert I van Vermandois uit de weg door hem te laten vermoorden. Dit gaf hem meer macht aan de Somme. Hij zorgde bovendien voor een belangrijk politiek bondgenootschap door met de dochter van de Angelsaksische koning Alfred de Grote te trouwen. Bij zijn dood in 918 liet hij dan ook een machtig graafschap na aan zijn zoon Arnulf.
Boudewijn II de Kale (863 - 10 september 918) was van 879 tot 918 graaf van Vlaanderen en Graaf van Boulogne.
Hij erfde het graafschap van zijn vader op een bijzonder moeilijk moment omdat er een inval van de Vikingen plaatsvond. Dezen zouden nog jaren Vlaanderen en het noorden van Frankrijk onveilig maken. Pas bij de Slag bij de Dijle in 892 werden zij voorgoed verslagen. De onrust die ontstond door het onvermogen van de Karolingers iets tegen de inval te doen, zorgde er in 888 voor dat een niet-Karolinger Odo tot koning gezalfd werd. Boudewijn -zelf een Karolinger- wist dat handig te benutten voor de verdere uitbreiding van zijn grafelijke macht. Hij richtte houten versterkingen op in Sint-Omaars (St. Omer), Brugge en Gent en wist zelfs de abdij van St. Vaast en de streek van Artesië (Artois) onder controle te krijgen. In 902 ruimde hij een belangrijke rivaal Herbert I van Vermandois uit de weg door hem te laten vermoorden. Dit gaf hem meer macht aan de Somme. Hij zorgde bovendien voor een belangrijk politiek bondgenootschap door met de dochter van de Angelsaksische koning Alfred de Grote te trouwen. Bij zijn dood in 918 liet hij dan ook een machtig graafschap na aan zijn zoon Arnulf.
Hij had een zoon bij een onbekende vrouw
Vazal van Karel de Kale
Karel II, de Kale, koning, daarna keizer, geb. Frankfurt aan de Main 13.6.823, overl. Maurienne op 6.10.877, begr. klooster Nantua, later Saint-Denis. Vormt reeds vanaf 829 het middelpunt van handelen van zijn ouders om hem (in strijd met de als definitief bedoelde Ordinatio Imperii) een eigen rijk te bezorgen; door zijn vader tot koning gekroond en aangesteld tot hertog van Maine, Quierzy sept. 838 en van Aquitanië 13.12.838; strijdt na de dood van zijn vader samen met zijn halfbroer Lodewijk de Duitser tegen hun oudste broer Lotharius I, welke zij verslaan bij Fontenoy (bij Auxerre) 25.6.841; verkrijgt West-Francië bij het verdelingsverdrag van Verdun aug. 843; wordt na jarenlang verzet van de aristocratie in het hem toebedeelde rijksdeel alsnog door ‘bijna alle’ wereldrijke en geestelijke groten van Aquitanië tot koning gekozen en door de aartsbisschop van Sens gezalfd en gekroond, Orléans 848; weet echter (o.a. door de voortdurende Noormannen-invallen) pas vanaf 860 een zekere consolidering te bereiken; schaart zich van dan af, samen met Lodewijk de Duitser, aan de zijde van Theutberga wier huwelijk met hun neef Lotharius II kinderloos is, wat dus tot een komende verwerving, althans deling van het middenrijk kan leiden; laat zich na de plotselinge dood van Lotharius II (8.8.869) tot koning van Lotharingen wijden Metz 9.9.869, doch moet het oostelijke deel daarvan afstaan aan Lodewijk de Duitser bij het verdrag van Meersen 8.8.870; laat zich na de dood van zijn neef Lodewijk 11 door paus Johannes VIII tot keizer kronen, Rome 25.12.875; geacclameerd door een Italiaanse Rijksverzameling als ‘protector et defensor’ (en daarmee feitelijk tot koning) Pavia febr. 876; tracht na de dood van Lodewijk de Duitser (28.8.876) via een bliksemveldtocht naar Aken alsnog het hele middenrijk te verwerven, maar wordt door Lodewijk de Jonge bij Andernach verslagen 8.10.876; treft op een rijksverzameling te Quierzy (waar voor de duur van zijn afwezigheid de erfelijkheid van lenen per cartularium wordt afgekondigd 14.6.877) voorbereidingen om de paus tegen de Saracenen te hulp te komen, maar ziet daartoe in Italië geen kans. Tr. (1) Quierzy 13.12.842 Ermentrudis, geb. ca. 830; overl. 6-10-869; dr. van graaf Odo van Orléans; tr. 2) 12 .10.869, bevestigd Aix-la-Chapelle 22.1.870, een Bosonide vrouw, overl. tussen 910 en 3 febr. 911, dochter van Bivin, graaf en abt van Gorze en van NN, dochter van Boso de Oude, graaf van Italië, en nicht van koningin Theutberga, echtgenote van Lotharius II.
Zij trouwde
858 Eathelwulf van Wessex
856 Aethelbald van Wessex (ivm troonsovernamen door broer van Aethelwulf )
Zij wer in de lente van 862 geschaakt, trouwde te Auxerre 13 dec. 863 Boudewijn I IJserenarm, graaf van Terwaan 866, bestuurder van de gouwen Kortrijk, Aardenburg en West Vlaanderen en mogelijk Mempiscus (tussen Gent en Kortrijk),
verloor na de schaking van Judith van West Francië zijn graafschappen 862 maar verzoende zich met Karel de Kale en werd opnieuw aangesteld tot graaf in de gouwen Vlaanderen, Waas en Gent 864 en na 866 in de streek Sint-Omaars (Ternois), leke-abt St. Pietersabdij te Gent 870, toezichthouder en raadgever van kroonprins Lodewijk (de Stamelaar) bij het vertrek van Karel naar Italië, overl. 21 jan. 879
Boudewijn I, ook wel Boudewijn I met de IJzeren Arm genoemd, (Laon?, ca. 837/40 - Sint Bertijns/Arras, 2 januari 879), staat bekend als de eerste graaf van Vlaanderen. Hij was de zoon van Odakar III van de Morinen (ook Audacrus, Odocrus, Audacer, Odoscer "van Laon" genoemd).
Over Boudewijn I is weinig overgeleverd. Er wordt wel aangenomen dat hij de eerste graaf van het graafschap Vlaanderen zou zijn.
Hij was een bekwaam militair leider, die een halt wist toe te roepen aan de invallen van de Noormannen. Boudewijn bouwde onder meer burchten te Gent en Brugge.
Boudewijn I trouwde op 13 december 862 met Judith van West-Francië, dochter van Karel de Kale, West-Frankisch koning van 840 tot 877, en van Ermentrudis van Orléans, nadat hij haar in Senlis rond Kerstmis 861 had geschaakt. Ze vluchtten naar Lotharingen en van daar naar Rome. Na twee jaar briefwisseling met de woedende vader kwam de verzoening er via een huwelijk te Auxerre. Het graafschap Vlaanderen (een aantal gouwen langsheen de Noordzeekust) was waarschijnlijk een huwelijksgeschenk. Karel de Kale wist hiermee zijn noordelijke grenzen te beveiligen.
Boudewijn zou uiteindelijk de grondlegger worden van een grafelijke dynastie die gedurende meer dan 500 jaar Vlaanderen zal bezitten en regeren. Het Vlaanderen waarvan Boudewijn I graaf was, had nog niet zo veel om het lijf; het beperkte zich tot een viertal stadjes met hun omgevende land (de pagus Flandrensis): Torhout, Gistel, Oudenburg en Brugge.
Terwijl Karel de Grote in Noord-Spanje op veldtocht was, beviel zijn vrouw Hildegarde hetzij op 11 april hetzij in juni/augustus 778 in de palts van Chasseneuil bij Poitiers van een tweeling. Na Karels terugkeer werden ze als Lodewijk en Lothar gedoopt. De karolingische koningsnamen Karel, Karloman en Pepijn waren reeds aan Karels eerder geboren zonen vergeven, zodat men besloot terug te grijpen naar deze van de belangrijkste Merovingische koningen Chlodowech I ofte Clovis, en Chlotarius I. De kleine Lothar stierf reeds in 779, maar Lodewijk overleefde.
Lodewijk I de Vrome (Chasseneuil bij Poitiers, april, juni of augustus 778 - Ingelheim am Rhein, 20 juni 840) volgde zijn vader Karel de Grote na diens dood in 814 op als koning van de Franken, van 814 tot aan zijn eigen overlijden in 840. Zijn vader Karel de Grote kroonde hem op 11 september 813 in Aken tot medekeizer van het Frankische Rijk en op 5 oktober 816 in Reims kroonde Paus Stefanus IV (V) hem tot keizer van het Westen. Hij huwde een eerste maal in 794 met Ermengarde, met wie hij Lothar, Pepijn en Lodewijk de Duitser had, en een tweede keer met Judith, die hem een vierde zoon Karel schonk.
Lodewijk I streefde er naar de erfenis van zijn beroemde vader te bestendigen, in de eerste plaats via het doorvoeren van geloofshervormingen. Maar zelf regelde hij zijn eigen erfopvolging bijzonder ongelukkig, en zijn regering werd door vernederingen en mislukkingen getekend.
Een toeval zorgde ervoor dat hij na de dood van zijn vader Karel de Grote in 814 alleenheerser werd. Zijn beide oudere broers Pepijn en Karel waren namelijk reeds respectievelijk in 810 en 811 overleden. Daarmee verviel ook een in 806 getroffen regeling die het Frankenrijk in 3 stukken zou hebben opgedeeld; het probleem rond de toekenning van de keizerlijke waardigheid, die op zichzelf als ondeelbaar werd beschouwd, was door meer geluk dan wijsheid toch nog opgelost.
Op 11 september 813 waren de rijksgroten te Aken bijeen en waren getuige van de feestelijke verheffing van de zoon van Karel de Grote tot mederegent en exclusieve erfgenaam van het Rijk, met de daaraan verbonden konings- en keizerstitels. Enkele maanden later overleed Karel en liet aan de 36-jarige Lodewijk een reusachtig rijk na.
Lotharius I, koning der Franken en Lombarden, geb. ca. 795, overl. in de abdij te Prum in de nacht van 28 op 29 sept. 855, begr. in de kerk van Saint-Sauveur van deze abdij. Aangesteld tot (onder)koning in Beieren 814; bij de Ordinatio lmperii als opvolger aangewezen en door zijn vader tot keizer gekroond Aken juli 817; bestuurt Italië sinds de herfst van 822; wordt (als ‘Festkrönung’) nogmaals tot keizer gekroond door paus Paschalis I Rome Pasen (8.4.)823 en regelt het bestuur van de Kerkelijke Staat, als onderdeel van het rijk, via de Constitutio Romana; feitelijk mede-regent van zijn vader van 825 tot aug. 829 wanneer deze samenwerking door diens begunstiging van Karel de Kale abrupt eindigt en hij terugkeert naar Italië; keert zich (na diverse, kortstondige verzoeningen) echter samen met zijn broers Pippijn en Lodewijk tegen hun vader begin 833, die nadat zijn leger op het ‘Leugenveld’ bij Colmar naar hen is overgelopen zich door hen gevangen laat nemen en die hij nadien feitelijk laat afzetten (Compiègne; Sois-sons); houdt ook nadien zijn vader in Aken gevangen en beperkt (strevend naar volle uitvoering van de Ordinatio Imperii) invloed en machtsgebied van zijn broers, waarop deze alsnog de kant van hun vader kiezen; verliest een reeks gevechten tegen hen en wordt wederom op Italië beperkt herfst 834; verzoent zich opnieuw met zijn vader op de rijksdag van Worms juni 839 en wordt op diens sterfbed tot opvolger gedesigneerd; verlaat Italië en herneemt de suprematie over zijn broers naar de (nooit opgeheven) Ordinatio, maar verliest een uiterst bloedige veldslag tegen hen bij Fontenoy (bij Auxerre) 25-6-841, hetgeen als een godsoordeel voor een wezenlijke rij ksdeling wordt gezien ten gunste van zijn broers Lodewijk ‘de Duitser’ en Karel ‘de Kale’, die hun bondgenootschap bevestigen door in de wederzijdse talen voor hun aanhang afgelegde eden bij Straatsburg 14.2.842; sluit na langdurige onderhandelingen met hen het verdelingsverdrag van Verdun aug. 843, waarbij hij bij zijn langgerekte middenrijk wel de keizerstitel behoudt, maar daaraan geen suprematie over het West- en Oostfrankische rijk zal kunnen ontlenen; proclameert met beide broers in ‘fraternitas’ te zullen regeren Thionville okt. 844, maar krijgt een heftig geschil met Karel wanneer diens vazal Giselbert zijn dochter ontvoert 846, waarna pas vrede gesloten wordt (met legitimatie van het voltrokken huwelijk) Péronne jan. 849; verdeelt, ziek geworden, zijn rijk over zijn drie zoons; treedt in het klooster te Prüm 23.9, overl. 29.9.855 en begraven aldaar, tr. okt. 821 Ermengard, sticht uit haar morgengave het klooster Erstein; overl. 20.3.851; dr. van Hugo graaf van Tours en Ava N. Voorts had hij voor april 851 een relatie met Doda, overl. na 9.7.855, van onbekende herkomst en tussen 851 en 853 met een onbekende vrouw.
Stichteres van klooster Erstein
IIIC Pippijn I, koning van Aquitanië, geb. ca. 797, overl. Poitiers 13.12.838, begr. in de kerk Sainte-Radegonde te Poitiers. Tr. sept. 822 Ringardis, dochter van Theodebert, graaf van Madrie. Ze werd bij haar man begraven. Uit dit huwelijk: a. Pippijn II, koning van Aquitanië, geb. ca. 823, overl. Senlis na juni 864. Tr. NN, waaruit geen kinderen werden geboren. b. Carolus, aartsbisschop van Mainz, geb. ca. 825/30, overl. Mainz (Duitsland) 4.6.863, begr. in de kerk St. Albanus in Mainz. c. NN, tr.(?) Gerhard, graaf van Limoges(?), gesneuveld te Fontenoy 25.6.841. d. NN, tr. Rathier, graaf van Limoges, overl. 25.6.841.
Lodewijk de Duitser (806 — Frankfurt am Main, 28 september 876) was de zoon van keizer Lodewijk de Vrome en Ermengarde van Haspengouw. Als Lodewijk II was hij koning van Oost-Francië, het latere Duitsland. Later werd hij ook koning van Lotharingen, hier als Lodewijk I. Hij kreeg de bijnaam de Duitser om hem te onderscheiden van zijn neef, Lodewijk II, die koning van Italië was, en ook de keizerskroon droeg.
Bij het Verdrag van Verdun werd het Frankische Rijk van Lodewijk de Vrome verdeeld over zijn drie zonen: Lodewijk de Duitser, Karel de Kale en Lotharius. Lodewijk kreeg Oost-Francië. Na de dood van zijn oudste broer Lotharius I werd diens Middenrijk verder verdeeld onder zijn drie zonen: Lotharius II kreeg Lotharingen, Lodewijk II kreeg Noord-Italië, en Karel de Jonge kreeg Bourgondië. Deze drie neven van Lodewijk bleken niet zo talentrijk te zijn. In 869 pikte Lodewijk ook Lotharingen in. Ook de andere delen zouden via een dynastieke rechtmatige overerving aan Duitsland overgaan, zodat het Middenrijk daarmee helemaal verdwenen was.
Algemeen wordt Lodewijk als de meest bekwame telg van de toenmalige Karolingen beschouwd.
Vazal van Karel de Kale
Karel II, de Kale, koning, daarna keizer, geb. Frankfurt aan de Main 13.6.823, overl. Maurienne op 6.10.877, begr. klooster Nantua, later Saint-Denis. Vormt reeds vanaf 829 het middelpunt van handelen van zijn ouders om hem (in strijd met de als definitief bedoelde Ordinatio Imperii) een eigen rijk te bezorgen; door zijn vader tot koning gekroond en aangesteld tot hertog van Maine, Quierzy sept. 838 en van Aquitanië 13.12.838; strijdt na de dood van zijn vader samen met zijn halfbroer Lodewijk de Duitser tegen hun oudste broer Lotharius I, welke zij verslaan bij Fontenoy (bij Auxerre) 25.6.841; verkrijgt West-Francië bij het verdelingsverdrag van Verdun aug. 843; wordt na jarenlang verzet van de aristocratie in het hem toebedeelde rijksdeel alsnog door ‘bijna alle’ wereldrijke en geestelijke groten van Aquitanië tot koning gekozen en door de aartsbisschop van Sens gezalfd en gekroond, Orléans 848; weet echter (o.a. door de voortdurende Noormannen-invallen) pas vanaf 860 een zekere consolidering te bereiken; schaart zich van dan af, samen met Lodewijk de Duitser, aan de zijde van Theutberga wier huwelijk met hun neef Lotharius II kinderloos is, wat dus tot een komende verwerving, althans deling van het middenrijk kan leiden; laat zich na de plotselinge dood van Lotharius II (8.8.869) tot koning van Lotharingen wijden Metz 9.9.869, doch moet het oostelijke deel daarvan afstaan aan Lodewijk de Duitser bij het verdrag van Meersen 8.8.870; laat zich na de dood van zijn neef Lodewijk 11 door paus Johannes VIII tot keizer kronen, Rome 25.12.875; geacclameerd door een Italiaanse Rijksverzameling als ‘protector et defensor’ (en daarmee feitelijk tot koning) Pavia febr. 876; tracht na de dood van Lodewijk de Duitser (28.8.876) via een bliksemveldtocht naar Aken alsnog het hele middenrijk te verwerven, maar wordt door Lodewijk de Jonge bij Andernach verslagen 8.10.876; treft op een rijksverzameling te Quierzy (waar voor de duur van zijn afwezigheid de erfelijkheid van lenen per cartularium wordt afgekondigd 14.6.877) voorbereidingen om de paus tegen de Saracenen te hulp te komen, maar ziet daartoe in Italië geen kans. Tr. (1) Quierzy 13.12.842 Ermentrudis, geb. ca. 830; overl. 6-10-869; dr. van graaf Odo van Orléans; tr. 2) 12 .10.869, bevestigd Aix-la-Chapelle 22.1.870, een Bosonide vrouw, overl. tussen 910 en 3 febr. 911, dochter van Bivin, graaf en abt van Gorze en van NN, dochter van Boso de Oude, graaf van Italië, en nicht van koningin Theutberga, echtgenote van Lotharius II.
Lotharius I, koning der Franken en Lombarden, geb. ca. 795, overl. in de abdij te Prum in de nacht van 28 op 29 sept. 855, begr. in de kerk van Saint-Sauveur van deze abdij. Aangesteld tot (onder)koning in Beieren 814; bij de Ordinatio lmperii als opvolger aangewezen en door zijn vader tot keizer gekroond Aken juli 817; bestuurt Italië sinds de herfst van 822; wordt (als ‘Festkrönung’) nogmaals tot keizer gekroond door paus Paschalis I Rome Pasen (8.4.)823 en regelt het bestuur van de Kerkelijke Staat, als onderdeel van het rijk, via de Constitutio Romana; feitelijk mede-regent van zijn vader van 825 tot aug. 829 wanneer deze samenwerking door diens begunstiging van Karel de Kale abrupt eindigt en hij terugkeert naar Italië; keert zich (na diverse, kortstondige verzoeningen) echter samen met zijn broers Pippijn en Lodewijk tegen hun vader begin 833, die nadat zijn leger op het ‘Leugenveld’ bij Colmar naar hen is overgelopen zich door hen gevangen laat nemen en die hij nadien feitelijk laat afzetten (Compiègne; Sois-sons); houdt ook nadien zijn vader in Aken gevangen en beperkt (strevend naar volle uitvoering van de Ordinatio Imperii) invloed en machtsgebied van zijn broers, waarop deze alsnog de kant van hun vader kiezen; verliest een reeks gevechten tegen hen en wordt wederom op Italië beperkt herfst 834; verzoent zich opnieuw met zijn vader op de rijksdag van Worms juni 839 en wordt op diens sterfbed tot opvolger gedesigneerd; verlaat Italië en herneemt de suprematie over zijn broers naar de (nooit opgeheven) Ordinatio, maar verliest een uiterst bloedige veldslag tegen hen bij Fontenoy (bij Auxerre) 25-6-841, hetgeen als een godsoordeel voor een wezenlijke rij ksdeling wordt gezien ten gunste van zijn broers Lodewijk ‘de Duitser’ en Karel ‘de Kale’, die hun bondgenootschap bevestigen door in de wederzijdse talen voor hun aanhang afgelegde eden bij Straatsburg 14.2.842; sluit na langdurige onderhandelingen met hen het verdelingsverdrag van Verdun aug. 843, waarbij hij bij zijn langgerekte middenrijk wel de keizerstitel behoudt, maar daaraan geen suprematie over het West- en Oostfrankische rijk zal kunnen ontlenen; proclameert met beide broers in ‘fraternitas’ te zullen regeren Thionville okt. 844, maar krijgt een heftig geschil met Karel wanneer diens vazal Giselbert zijn dochter ontvoert 846, waarna pas vrede gesloten wordt (met legitimatie van het voltrokken huwelijk) Péronne jan. 849; verdeelt, ziek geworden, zijn rijk over zijn drie zoons; treedt in het klooster te Prüm 23.9, overl. 29.9.855 en begraven aldaar, tr. okt. 821 Ermengard, sticht uit haar morgengave het klooster Erstein; overl. 20.3.851; dr. van Hugo graaf van Tours en Ava N. Voorts had hij voor april 851 een relatie met Doda, overl. na 9.7.855, van onbekende herkomst en tussen 851 en 853 met een onbekende vrouw.
Stichteres van klooster Erstein
Vazal van Karel de Kale
Karel II, de Kale, koning, daarna keizer, geb. Frankfurt aan de Main 13.6.823, overl. Maurienne op 6.10.877, begr. klooster Nantua, later Saint-Denis. Vormt reeds vanaf 829 het middelpunt van handelen van zijn ouders om hem (in strijd met de als definitief bedoelde Ordinatio Imperii) een eigen rijk te bezorgen; door zijn vader tot koning gekroond en aangesteld tot hertog van Maine, Quierzy sept. 838 en van Aquitanië 13.12.838; strijdt na de dood van zijn vader samen met zijn halfbroer Lodewijk de Duitser tegen hun oudste broer Lotharius I, welke zij verslaan bij Fontenoy (bij Auxerre) 25.6.841; verkrijgt West-Francië bij het verdelingsverdrag van Verdun aug. 843; wordt na jarenlang verzet van de aristocratie in het hem toebedeelde rijksdeel alsnog door ‘bijna alle’ wereldrijke en geestelijke groten van Aquitanië tot koning gekozen en door de aartsbisschop van Sens gezalfd en gekroond, Orléans 848; weet echter (o.a. door de voortdurende Noormannen-invallen) pas vanaf 860 een zekere consolidering te bereiken; schaart zich van dan af, samen met Lodewijk de Duitser, aan de zijde van Theutberga wier huwelijk met hun neef Lotharius II kinderloos is, wat dus tot een komende verwerving, althans deling van het middenrijk kan leiden; laat zich na de plotselinge dood van Lotharius II (8.8.869) tot koning van Lotharingen wijden Metz 9.9.869, doch moet het oostelijke deel daarvan afstaan aan Lodewijk de Duitser bij het verdrag van Meersen 8.8.870; laat zich na de dood van zijn neef Lodewijk 11 door paus Johannes VIII tot keizer kronen, Rome 25.12.875; geacclameerd door een Italiaanse Rijksverzameling als ‘protector et defensor’ (en daarmee feitelijk tot koning) Pavia febr. 876; tracht na de dood van Lodewijk de Duitser (28.8.876) via een bliksemveldtocht naar Aken alsnog het hele middenrijk te verwerven, maar wordt door Lodewijk de Jonge bij Andernach verslagen 8.10.876; treft op een rijksverzameling te Quierzy (waar voor de duur van zijn afwezigheid de erfelijkheid van lenen per cartularium wordt afgekondigd 14.6.877) voorbereidingen om de paus tegen de Saracenen te hulp te komen, maar ziet daartoe in Italië geen kans. Tr. (1) Quierzy 13.12.842 Ermentrudis, geb. ca. 830; overl. 6-10-869; dr. van graaf Odo van Orléans; tr. 2) 12 .10.869, bevestigd Aix-la-Chapelle 22.1.870, een Bosonide vrouw, overl. tussen 910 en 3 febr. 911, dochter van Bivin, graaf en abt van Gorze en van NN, dochter van Boso de Oude, graaf van Italië, en nicht van koningin Theutberga, echtgenote van Lotharius II.
Picture Keizer Karel de Grote ontmoet Paus Adrianus
Karel de Grote (Duits: Karl der Große; Frans en Engels: Charlemagne; Latijns: Carolus Magnus of Karolus Magnus) (Jupille, (waarschijnlijk) 2 april 742 - Aken, 28 januari 814) was van 771 tot aan zijn dood koning der Franken; daarbovenop werd hij in 800 tot keizer van het Westen gekroond. Karel was de zoon van Pepijn de Korte en Bertrada van Laon bijgenaamd "Bertrada met de grote voeten". Er zijn geen betrouwbaar gelijkende portretten van Karel bekend maar wij weten van zijn biograaf Einhard, en omdat zijn skelet in Aken bewaard bleef, dat hij met een lengte van 1 meter en 93 centimeter - voor die tijd - bijzonder groot van stuk was. Karel was rossig, droeg een snor en had een "vooruitstekende buik". Karel werd in de 12e eeuw officieel zalig verklaard, hoewel hij al langer bij het volk bekendstond als "heilige", maar wordt alleen in Aken als zodanig vereerd; ook in seculiere zin heeft hij door de eeuwen heen tot de verbeelding gesproken, wat geleid heeft tot een zgn. 'karel-epiek'. In de Middelnederlandse literatuur is het voorhoofse ridderverhaal Karel ende Elegast (ca. 1250 op schrift gesteld) hier een voorbeeld van. Karel werd en wordt wel de Vader van Europa genoemd; daarom werd in 1949 de Internationale Karelsprijs Aken in het leven geroepen voor personen die zich verdienstelijk hebben gemaakt voor de Europese eenwording.
Uit gens Nostra:
Karel de Grote, geb. bij Aix-la-Chapelle 2.4.748, gedoopt door Bonefacius aartsbisschop van Mainz
Karel en zijn broer Carloman volgen hun vader Pippijn samen op, waarbij Karel in hoofdzaak Neustrië, Bourgondië en de Provence, en Carloman in hoofdzaak Austrasië krijgen
beiden worden gezalfd op 9.10.768, Karel te Noyon en Carloman te Soissons
Na de dood van Carloman in 771 en onder het passeren van diens minderjarige zonen, wordt Karel de enige koning der Franken; hij wordt dan wederom gezalfd als zodanig te Corbeny; na een geslaagde veldtocht tegen zijn ex-schoonvader de koning der Longobarden, volgt in 774 zijn proclamatie tot koning der Longobarden; Karel was reeds met zijn vader Pippijn gezalfd tot koning, Saint-Denis 28.7.754, en tevens door paus Stephanus II verheven tot ‘patricius Romanorum’, maar deze titel voert hij pas na zijn overwinning op de Longobarden; door paus Leo III tot keizer gekroond, Rome 25.12.800; laat dan zijn ‘patricius’-titel vallen
zijn uiteindelijke titulatuur wordt:
‘Karolus serenissimus augustus a Deo coronatus magnus et pacificus imperator Romanum gubernans imperium et per misericordiam Dei rex Francorum et Longobardorum’
zijn (westers) keizerschap wordt in 812 door de Oostromeinse ‘basileus’ Michael I Rhangabe erkend; overl. Aken 28.1.814, begr. ald. (Dom).
Pepijn met de Bult (770 - 811) was een zoon van Karel de Grote en diens eerste echtgenote Himiltrude. Pepijn was de eerstgeboren zoon van Karel de Grote, maar zou nooit een rol spelen in de erfopvolging. Wanneer in 781 Karel de Grotes zoon, Karloman, ook Pepijn genoemd wordt verliest Pepijn met de Bult zijn rechten en wordt hij als bastaard aangemerkt, omdat het huwelijk van zijn moeder met Karel de Grote in twijfel getrokken werd. Pepijn bleef echter aan het hof van zijn vader en maakte zich daar populair bij een deel van de adel. Nadat hij in 791-792 met de adellijke oppositie gecomplotteerd had tegen Karel de Grote om zijn opvolgingsrechten veilig te stellen, wordt Pepijn voor de rest van zijn dagen in het klooster van Prüm opgesloten. Pepijn bleef ongehuwd. (Wikipedai
Pepijn van Italië, oorspr. Karloman, (april 773 - 8 juli 810) was (na zijn bastaardzoon Pepijn met de Bult) de oudste wettige zoon van Karel de Grote. Zijn moeder was Karels derde vrouw Hildegard.
In 781 bezocht Karel Italië, officieel als bedevaartganger, maar mede om er orde op zaken te stellen en het land beter onder Karolingisch gezag te brengen. Hij stelde er zijn zoon Pepijn aan als koning. Hij brak met opzet met de traditie door hem tot koning van Italië en niet van het nog maar net veroverde Lombardije te maken, hoewel Pepijn zich wel vestigde in de oude hoofdstad van de Langobarden, Pavia. Karel was bezorgd dat hij wanneer hij elders nodig was er weer opstanden zouden komen in dit gebied. Deze vrees bleek niet ongegrond.
In 793 vielen moslimtroepen uit Spanje het gebied rond Narbonne aan en Benevento -van oudsher een Langobardisch hertogdom- nam de gelegenheid te baat om in opstand te komen. Pepijn wist echter de opstand de kop in te drukken. Ook in de oorlog met de Avaren werd Karels aandacht afgeleid door een opstand in Saksen. Het was Pepijn, gesteund door hertog Eric van Friuli en de Kroatische leider Vojnomir die in 795 en 796 door wist te dringen in het gebied tussen Tisa en Donau (nu Hongarije) waar het Avaarse hoofdkwartier de Ring gelegen was. Het werd verwoest. Pepijn keerde terug met zo veel goud en zilver dat Einhard beweert dat dit de meest winstgevende onderneming van de Franken ooit was.
In 806 verdeelde Karel de Grote zijn rijk onder zijn zoons in de Divisio regnorum om na zijn dood onenigheid onder zijn erfgenamen te voorkomen. Aan het al bestaande gebied van het Italiaanse koninkrijk voegde hij Beieren, Karinthië en de helft van Alemannië toe. Vreemd genoeg werd er niet gezegd wat er met de keizerstitel ging gebeuren, mogelijk omdat er daarover met Byzantium nog steeds onenigheid was. Het zou echter allemaal anders lopen.
Pepijn stierf voortijdig in 810. Met instemming van Karel de Grote volgde zijn bastaardzoon Bernard hem op als koning van Italië. Ook Pepijns jongere broer Karel stierf voortijdig. De keizer maakte daarom zijn derde wettige zoon Lodewijk tot zijn enige erfgenaam, met inbegrip van keizerstitel. De bedoeling was dat Bernard van Italië -die dus als opvolger voor de keizerstitel gepasseerd werd- zijn oom net zo trouw zou dienen als Pepijn zijn vader gediend had, maar dat bleek al snel een vrome wens.
Terwijl Karel de Grote in Noord-Spanje op veldtocht was, beviel zijn vrouw Hildegarde hetzij op 11 april hetzij in juni/augustus 778 in de palts van Chasseneuil bij Poitiers van een tweeling. Na Karels terugkeer werden ze als Lodewijk en Lothar gedoopt. De karolingische koningsnamen Karel, Karloman en Pepijn waren reeds aan Karels eerder geboren zonen vergeven, zodat men besloot terug te grijpen naar deze van de belangrijkste Merovingische koningen Chlodowech I ofte Clovis, en Chlotarius I. De kleine Lothar stierf reeds in 779, maar Lodewijk overleefde.
Lodewijk I de Vrome (Chasseneuil bij Poitiers, april, juni of augustus 778 - Ingelheim am Rhein, 20 juni 840) volgde zijn vader Karel de Grote na diens dood in 814 op als koning van de Franken, van 814 tot aan zijn eigen overlijden in 840. Zijn vader Karel de Grote kroonde hem op 11 september 813 in Aken tot medekeizer van het Frankische Rijk en op 5 oktober 816 in Reims kroonde Paus Stefanus IV (V) hem tot keizer van het Westen. Hij huwde een eerste maal in 794 met Ermengarde, met wie hij Lothar, Pepijn en Lodewijk de Duitser had, en een tweede keer met Judith, die hem een vierde zoon Karel schonk.
Lodewijk I streefde er naar de erfenis van zijn beroemde vader te bestendigen, in de eerste plaats via het doorvoeren van geloofshervormingen. Maar zelf regelde hij zijn eigen erfopvolging bijzonder ongelukkig, en zijn regering werd door vernederingen en mislukkingen getekend.
Een toeval zorgde ervoor dat hij na de dood van zijn vader Karel de Grote in 814 alleenheerser werd. Zijn beide oudere broers Pepijn en Karel waren namelijk reeds respectievelijk in 810 en 811 overleden. Daarmee verviel ook een in 806 getroffen regeling die het Frankenrijk in 3 stukken zou hebben opgedeeld; het probleem rond de toekenning van de keizerlijke waardigheid, die op zichzelf als ondeelbaar werd beschouwd, was door meer geluk dan wijsheid toch nog opgelost.
Op 11 september 813 waren de rijksgroten te Aken bijeen en waren getuige van de feestelijke verheffing van de zoon van Karel de Grote tot mederegent en exclusieve erfgenaam van het Rijk, met de daaraan verbonden konings- en keizerstitels. Enkele maanden later overleed Karel en liet aan de 36-jarige Lodewijk een reusachtig rijk na.
Lotharius I, koning der Franken en Lombarden, geb. ca. 795, overl. in de abdij te Prum in de nacht van 28 op 29 sept. 855, begr. in de kerk van Saint-Sauveur van deze abdij. Aangesteld tot (onder)koning in Beieren 814; bij de Ordinatio lmperii als opvolger aangewezen en door zijn vader tot keizer gekroond Aken juli 817; bestuurt Italië sinds de herfst van 822; wordt (als ‘Festkrönung’) nogmaals tot keizer gekroond door paus Paschalis I Rome Pasen (8.4.)823 en regelt het bestuur van de Kerkelijke Staat, als onderdeel van het rijk, via de Constitutio Romana; feitelijk mede-regent van zijn vader van 825 tot aug. 829 wanneer deze samenwerking door diens begunstiging van Karel de Kale abrupt eindigt en hij terugkeert naar Italië; keert zich (na diverse, kortstondige verzoeningen) echter samen met zijn broers Pippijn en Lodewijk tegen hun vader begin 833, die nadat zijn leger op het ‘Leugenveld’ bij Colmar naar hen is overgelopen zich door hen gevangen laat nemen en die hij nadien feitelijk laat afzetten (Compiègne; Sois-sons); houdt ook nadien zijn vader in Aken gevangen en beperkt (strevend naar volle uitvoering van de Ordinatio Imperii) invloed en machtsgebied van zijn broers, waarop deze alsnog de kant van hun vader kiezen; verliest een reeks gevechten tegen hen en wordt wederom op Italië beperkt herfst 834; verzoent zich opnieuw met zijn vader op de rijksdag van Worms juni 839 en wordt op diens sterfbed tot opvolger gedesigneerd; verlaat Italië en herneemt de suprematie over zijn broers naar de (nooit opgeheven) Ordinatio, maar verliest een uiterst bloedige veldslag tegen hen bij Fontenoy (bij Auxerre) 25-6-841, hetgeen als een godsoordeel voor een wezenlijke rij ksdeling wordt gezien ten gunste van zijn broers Lodewijk ‘de Duitser’ en Karel ‘de Kale’, die hun bondgenootschap bevestigen door in de wederzijdse talen voor hun aanhang afgelegde eden bij Straatsburg 14.2.842; sluit na langdurige onderhandelingen met hen het verdelingsverdrag van Verdun aug. 843, waarbij hij bij zijn langgerekte middenrijk wel de keizerstitel behoudt, maar daaraan geen suprematie over het West- en Oostfrankische rijk zal kunnen ontlenen; proclameert met beide broers in ‘fraternitas’ te zullen regeren Thionville okt. 844, maar krijgt een heftig geschil met Karel wanneer diens vazal Giselbert zijn dochter ontvoert 846, waarna pas vrede gesloten wordt (met legitimatie van het voltrokken huwelijk) Péronne jan. 849; verdeelt, ziek geworden, zijn rijk over zijn drie zoons; treedt in het klooster te Prüm 23.9, overl. 29.9.855 en begraven aldaar, tr. okt. 821 Ermengard, sticht uit haar morgengave het klooster Erstein; overl. 20.3.851; dr. van Hugo graaf van Tours en Ava N. Voorts had hij voor april 851 een relatie met Doda, overl. na 9.7.855, van onbekende herkomst en tussen 851 en 853 met een onbekende vrouw.
Stichteres van klooster Erstein
IIIC Pippijn I, koning van Aquitanië, geb. ca. 797, overl. Poitiers 13.12.838, begr. in de kerk Sainte-Radegonde te Poitiers. Tr. sept. 822 Ringardis, dochter van Theodebert, graaf van Madrie. Ze werd bij haar man begraven. Uit dit huwelijk: a. Pippijn II, koning van Aquitanië, geb. ca. 823, overl. Senlis na juni 864. Tr. NN, waaruit geen kinderen werden geboren. b. Carolus, aartsbisschop van Mainz, geb. ca. 825/30, overl. Mainz (Duitsland) 4.6.863, begr. in de kerk St. Albanus in Mainz. c. NN, tr.(?) Gerhard, graaf van Limoges(?), gesneuveld te Fontenoy 25.6.841. d. NN, tr. Rathier, graaf van Limoges, overl. 25.6.841.
Lodewijk de Duitser (806 — Frankfurt am Main, 28 september 876) was de zoon van keizer Lodewijk de Vrome en Ermengarde van Haspengouw. Als Lodewijk II was hij koning van Oost-Francië, het latere Duitsland. Later werd hij ook koning van Lotharingen, hier als Lodewijk I. Hij kreeg de bijnaam de Duitser om hem te onderscheiden van zijn neef, Lodewijk II, die koning van Italië was, en ook de keizerskroon droeg.
Bij het Verdrag van Verdun werd het Frankische Rijk van Lodewijk de Vrome verdeeld over zijn drie zonen: Lodewijk de Duitser, Karel de Kale en Lotharius. Lodewijk kreeg Oost-Francië. Na de dood van zijn oudste broer Lotharius I werd diens Middenrijk verder verdeeld onder zijn drie zonen: Lotharius II kreeg Lotharingen, Lodewijk II kreeg Noord-Italië, en Karel de Jonge kreeg Bourgondië. Deze drie neven van Lodewijk bleken niet zo talentrijk te zijn. In 869 pikte Lodewijk ook Lotharingen in. Ook de andere delen zouden via een dynastieke rechtmatige overerving aan Duitsland overgaan, zodat het Middenrijk daarmee helemaal verdwenen was.
Algemeen wordt Lodewijk als de meest bekwame telg van de toenmalige Karolingen beschouwd.
Stichteres van klooster Erstein
Lotharius I, koning der Franken en Lombarden, geb. ca. 795, overl. in de abdij te Prum in de nacht van 28 op 29 sept. 855, begr. in de kerk van Saint-Sauveur van deze abdij. Aangesteld tot (onder)koning in Beieren 814; bij de Ordinatio lmperii als opvolger aangewezen en door zijn vader tot keizer gekroond Aken juli 817; bestuurt Italië sinds de herfst van 822; wordt (als ‘Festkrönung’) nogmaals tot keizer gekroond door paus Paschalis I Rome Pasen (8.4.)823 en regelt het bestuur van de Kerkelijke Staat, als onderdeel van het rijk, via de Constitutio Romana; feitelijk mede-regent van zijn vader van 825 tot aug. 829 wanneer deze samenwerking door diens begunstiging van Karel de Kale abrupt eindigt en hij terugkeert naar Italië; keert zich (na diverse, kortstondige verzoeningen) echter samen met zijn broers Pippijn en Lodewijk tegen hun vader begin 833, die nadat zijn leger op het ‘Leugenveld’ bij Colmar naar hen is overgelopen zich door hen gevangen laat nemen en die hij nadien feitelijk laat afzetten (Compiègne; Sois-sons); houdt ook nadien zijn vader in Aken gevangen en beperkt (strevend naar volle uitvoering van de Ordinatio Imperii) invloed en machtsgebied van zijn broers, waarop deze alsnog de kant van hun vader kiezen; verliest een reeks gevechten tegen hen en wordt wederom op Italië beperkt herfst 834; verzoent zich opnieuw met zijn vader op de rijksdag van Worms juni 839 en wordt op diens sterfbed tot opvolger gedesigneerd; verlaat Italië en herneemt de suprematie over zijn broers naar de (nooit opgeheven) Ordinatio, maar verliest een uiterst bloedige veldslag tegen hen bij Fontenoy (bij Auxerre) 25-6-841, hetgeen als een godsoordeel voor een wezenlijke rij ksdeling wordt gezien ten gunste van zijn broers Lodewijk ‘de Duitser’ en Karel ‘de Kale’, die hun bondgenootschap bevestigen door in de wederzijdse talen voor hun aanhang afgelegde eden bij Straatsburg 14.2.842; sluit na langdurige onderhandelingen met hen het verdelingsverdrag van Verdun aug. 843, waarbij hij bij zijn langgerekte middenrijk wel de keizerstitel behoudt, maar daaraan geen suprematie over het West- en Oostfrankische rijk zal kunnen ontlenen; proclameert met beide broers in ‘fraternitas’ te zullen regeren Thionville okt. 844, maar krijgt een heftig geschil met Karel wanneer diens vazal Giselbert zijn dochter ontvoert 846, waarna pas vrede gesloten wordt (met legitimatie van het voltrokken huwelijk) Péronne jan. 849; verdeelt, ziek geworden, zijn rijk over zijn drie zoons; treedt in het klooster te Prüm 23.9, overl. 29.9.855 en begraven aldaar, tr. okt. 821 Ermengard, sticht uit haar morgengave het klooster Erstein; overl. 20.3.851; dr. van Hugo graaf van Tours en Ava N. Voorts had hij voor april 851 een relatie met Doda, overl. na 9.7.855, van onbekende herkomst en tussen 851 en 853 met een onbekende vrouw.
Picture Keizer Karel de Grote ontmoet Paus Adrianus
Karel de Grote (Duits: Karl der Große; Frans en Engels: Charlemagne; Latijns: Carolus Magnus of Karolus Magnus) (Jupille, (waarschijnlijk) 2 april 742 - Aken, 28 januari 814) was van 771 tot aan zijn dood koning der Franken; daarbovenop werd hij in 800 tot keizer van het Westen gekroond. Karel was de zoon van Pepijn de Korte en Bertrada van Laon bijgenaamd "Bertrada met de grote voeten". Er zijn geen betrouwbaar gelijkende portretten van Karel bekend maar wij weten van zijn biograaf Einhard, en omdat zijn skelet in Aken bewaard bleef, dat hij met een lengte van 1 meter en 93 centimeter - voor die tijd - bijzonder groot van stuk was. Karel was rossig, droeg een snor en had een "vooruitstekende buik". Karel werd in de 12e eeuw officieel zalig verklaard, hoewel hij al langer bij het volk bekendstond als "heilige", maar wordt alleen in Aken als zodanig vereerd; ook in seculiere zin heeft hij door de eeuwen heen tot de verbeelding gesproken, wat geleid heeft tot een zgn. 'karel-epiek'. In de Middelnederlandse literatuur is het voorhoofse ridderverhaal Karel ende Elegast (ca. 1250 op schrift gesteld) hier een voorbeeld van. Karel werd en wordt wel de Vader van Europa genoemd; daarom werd in 1949 de Internationale Karelsprijs Aken in het leven geroepen voor personen die zich verdienstelijk hebben gemaakt voor de Europese eenwording.
Uit gens Nostra:
Karel de Grote, geb. bij Aix-la-Chapelle 2.4.748, gedoopt door Bonefacius aartsbisschop van Mainz
Karel en zijn broer Carloman volgen hun vader Pippijn samen op, waarbij Karel in hoofdzaak Neustrië, Bourgondië en de Provence, en Carloman in hoofdzaak Austrasië krijgen
beiden worden gezalfd op 9.10.768, Karel te Noyon en Carloman te Soissons
Na de dood van Carloman in 771 en onder het passeren van diens minderjarige zonen, wordt Karel de enige koning der Franken; hij wordt dan wederom gezalfd als zodanig te Corbeny; na een geslaagde veldtocht tegen zijn ex-schoonvader de koning der Longobarden, volgt in 774 zijn proclamatie tot koning der Longobarden; Karel was reeds met zijn vader Pippijn gezalfd tot koning, Saint-Denis 28.7.754, en tevens door paus Stephanus II verheven tot ‘patricius Romanorum’, maar deze titel voert hij pas na zijn overwinning op de Longobarden; door paus Leo III tot keizer gekroond, Rome 25.12.800; laat dan zijn ‘patricius’-titel vallen
zijn uiteindelijke titulatuur wordt:
‘Karolus serenissimus augustus a Deo coronatus magnus et pacificus imperator Romanum gubernans imperium et per misericordiam Dei rex Francorum et Longobardorum’
zijn (westers) keizerschap wordt in 812 door de Oostromeinse ‘basileus’ Michael I Rhangabe erkend; overl. Aken 28.1.814, begr. ald. (Dom).
Picture Keizer Karel de Grote ontmoet Paus Adrianus
Karel de Grote (Duits: Karl der Große; Frans en Engels: Charlemagne; Latijns: Carolus Magnus of Karolus Magnus) (Jupille, (waarschijnlijk) 2 april 742 - Aken, 28 januari 814) was van 771 tot aan zijn dood koning der Franken; daarbovenop werd hij in 800 tot keizer van het Westen gekroond. Karel was de zoon van Pepijn de Korte en Bertrada van Laon bijgenaamd "Bertrada met de grote voeten". Er zijn geen betrouwbaar gelijkende portretten van Karel bekend maar wij weten van zijn biograaf Einhard, en omdat zijn skelet in Aken bewaard bleef, dat hij met een lengte van 1 meter en 93 centimeter - voor die tijd - bijzonder groot van stuk was. Karel was rossig, droeg een snor en had een "vooruitstekende buik". Karel werd in de 12e eeuw officieel zalig verklaard, hoewel hij al langer bij het volk bekendstond als "heilige", maar wordt alleen in Aken als zodanig vereerd; ook in seculiere zin heeft hij door de eeuwen heen tot de verbeelding gesproken, wat geleid heeft tot een zgn. 'karel-epiek'. In de Middelnederlandse literatuur is het voorhoofse ridderverhaal Karel ende Elegast (ca. 1250 op schrift gesteld) hier een voorbeeld van. Karel werd en wordt wel de Vader van Europa genoemd; daarom werd in 1949 de Internationale Karelsprijs Aken in het leven geroepen voor personen die zich verdienstelijk hebben gemaakt voor de Europese eenwording.
Uit gens Nostra:
Karel de Grote, geb. bij Aix-la-Chapelle 2.4.748, gedoopt door Bonefacius aartsbisschop van Mainz
Karel en zijn broer Carloman volgen hun vader Pippijn samen op, waarbij Karel in hoofdzaak Neustrië, Bourgondië en de Provence, en Carloman in hoofdzaak Austrasië krijgen
beiden worden gezalfd op 9.10.768, Karel te Noyon en Carloman te Soissons
Na de dood van Carloman in 771 en onder het passeren van diens minderjarige zonen, wordt Karel de enige koning der Franken; hij wordt dan wederom gezalfd als zodanig te Corbeny; na een geslaagde veldtocht tegen zijn ex-schoonvader de koning der Longobarden, volgt in 774 zijn proclamatie tot koning der Longobarden; Karel was reeds met zijn vader Pippijn gezalfd tot koning, Saint-Denis 28.7.754, en tevens door paus Stephanus II verheven tot ‘patricius Romanorum’, maar deze titel voert hij pas na zijn overwinning op de Longobarden; door paus Leo III tot keizer gekroond, Rome 25.12.800; laat dan zijn ‘patricius’-titel vallen
zijn uiteindelijke titulatuur wordt:
‘Karolus serenissimus augustus a Deo coronatus magnus et pacificus imperator Romanum gubernans imperium et per misericordiam Dei rex Francorum et Longobardorum’
zijn (westers) keizerschap wordt in 812 door de Oostromeinse ‘basileus’ Michael I Rhangabe erkend; overl. Aken 28.1.814, begr. ald. (Dom).
Terwijl Karel de Grote in Noord-Spanje op veldtocht was, beviel zijn vrouw Hildegarde hetzij op 11 april hetzij in juni/augustus 778 in de palts van Chasseneuil bij Poitiers van een tweeling. Na Karels terugkeer werden ze als Lodewijk en Lothar gedoopt. De karolingische koningsnamen Karel, Karloman en Pepijn waren reeds aan Karels eerder geboren zonen vergeven, zodat men besloot terug te grijpen naar deze van de belangrijkste Merovingische koningen Chlodowech I ofte Clovis, en Chlotarius I. De kleine Lothar stierf reeds in 779, maar Lodewijk overleefde.
Lodewijk I de Vrome (Chasseneuil bij Poitiers, april, juni of augustus 778 - Ingelheim am Rhein, 20 juni 840) volgde zijn vader Karel de Grote na diens dood in 814 op als koning van de Franken, van 814 tot aan zijn eigen overlijden in 840. Zijn vader Karel de Grote kroonde hem op 11 september 813 in Aken tot medekeizer van het Frankische Rijk en op 5 oktober 816 in Reims kroonde Paus Stefanus IV (V) hem tot keizer van het Westen. Hij huwde een eerste maal in 794 met Ermengarde, met wie hij Lothar, Pepijn en Lodewijk de Duitser had, en een tweede keer met Judith, die hem een vierde zoon Karel schonk.
Lodewijk I streefde er naar de erfenis van zijn beroemde vader te bestendigen, in de eerste plaats via het doorvoeren van geloofshervormingen. Maar zelf regelde hij zijn eigen erfopvolging bijzonder ongelukkig, en zijn regering werd door vernederingen en mislukkingen getekend.
Een toeval zorgde ervoor dat hij na de dood van zijn vader Karel de Grote in 814 alleenheerser werd. Zijn beide oudere broers Pepijn en Karel waren namelijk reeds respectievelijk in 810 en 811 overleden. Daarmee verviel ook een in 806 getroffen regeling die het Frankenrijk in 3 stukken zou hebben opgedeeld; het probleem rond de toekenning van de keizerlijke waardigheid, die op zichzelf als ondeelbaar werd beschouwd, was door meer geluk dan wijsheid toch nog opgelost.
Op 11 september 813 waren de rijksgroten te Aken bijeen en waren getuige van de feestelijke verheffing van de zoon van Karel de Grote tot mederegent en exclusieve erfgenaam van het Rijk, met de daaraan verbonden konings- en keizerstitels. Enkele maanden later overleed Karel en liet aan de 36-jarige Lodewijk een reusachtig rijk na.
Versloeg het leger van de Saracenen on de slag van Balat Al-Shuhada
Versloeg het leger van de Saracenen on de slag van Balat Al-Shuhada
Flavius Valerius Aurelius Constantinus[2] (Naissus, 27 februari ca. 280[1] - Ancyrona, 22 mei 337), bekend als Constantijn I de Grote, was keizer van Rome. In juli 306 werd hij door zijn troepen uitgeroepen tot imperator en Augustus. Maar pas vanaf 308 werd hij als zodanig erkend. Door zijn militaire overwinningen zou hij een steeds groter deel van het Romeinse Rijk gaan regeren tot hij vanaf 324 alleenheerser werd over heel het uitgestrekte Romeinse Rijk. Hij is vooral bekend als de eerste Romeinse keizer die zich zou hebben uitgesproken voor het christendom (de zogenaamde Constantijnse wende rond 313), want door zijn ondertekening van het edict van Milaan maakte hij een definitief einde aan de christenvervolgingen (die hadden plaats gevonden onder Decius, Diocletianus en Galerius).
De Byzantijnse liturgische kalender, gevolgd door de Oosters-Orthodoxe Kerk en Oosters-Katholieke Kerken met Byzantijnse ritus, nam zowel Constantijn als zijn moeder Helena op als heiligen. Hoewel hij, anders dan een heel aantal andere Constantijnen, niet is opgenomen in de Latijnse lijst van heiligen, wordt hij in de Westerse kerktraditie geëerd met de titel "de Grote" voor zijn bijdrage aan het christendom.
Om de omslag die zijn regering betekende kracht bij te zetten, kondigde Constantijn in 324/326 aan Byzantium om te vormen tot een Nova Roma (Nieuw Rome). Op 11 mei 330 riep hij de stad officieel uit tot nieuwe hoofdstad van het Romeinse Rijk, dit ten nadele van het reeds in verval zijnde Rome. Na Constantijns dood in 337 werd de stad naar hem omgedoopt tot Constantinopel (Constantijns stad). Het zou nog ongeveer duizend jaar de hoofdstad blijven van het Byzantijnse Rijk, slechts kortstondig onderbroken door de val van Constantinopel in 1204 tijdens de Vierde kruistocht, om in 1453 tenslotte weer te vallen en de nieuwe hoofdstad te worden van het Ottomaanse Rijk.
int-Helena of Flavia Julia Helena of Helena van Constantinopel (circa 248 – circa 329) was de moeder van de Romeinse keizer Constantijn de Grote. Zij wordt binnen het Oosters-orthodoxe en rooms-katholieke christendom als heilige vereerd.
Helena wordt waarschijnlijk in Drepanum geboren. Haar zoon Constantijn verandert de naam van die stad later in Helenopolis. Volgens sommigen is ze de dochter van een herbergier. In elk geval stamt ze uit een lage sociale klasse.
Ze maakt kennis met de Romeinse militair Constantius Chlorus en baart diens zoon Constantijn. Constantius trouwt vervolgens met de stiefdochter van keizer Maximianus en wordt later zelf keizer. Na zijn dood in 306 volgt zoon Constantijn hem op en Helena wordt, als moeder van de keizer, een belangrijke figuur aan het keizerlijk hof. In het jaar 324 verkrijgt ze van Constantijn de eretitel Augusta.
Evenals haar zoon bekeert Helena zich tot het christendom. Omstreeks het jaar 325 onderneemt ze een reis door het oosten van het Romeinse Rijk. Volgens de beschrijving die kerkvader Eusebius van haar omzwervingen door Palestina geeft in zijn Vita Constantini houdt ze zich voortdurend bezig met bidden, het uitreiken van aalmoezen, het bezoeken van heilige plaatsen en het stichten van kerken. Verder ontdekt ze het graf van Jezus. En passant neemt ze ook de stoffelijke resten van de Drie Koningen mee terug naar Constantinopel, waarna deze relikwieën aan de stad Milaan worden geschonken in 344. Hoewel de feiten in Vita Constantini de waarheid lijken te spreken, moet niet vergeten worden dat Eusebius een Christenlijke invalshoek had.
Volgens de overlevering brengt Helena tevens het kruis waaraan Jezus stierf mee. De vindplaats van het Heilige Kruis werd haar in een droom aangewezen. Dit kruis krijgt, nog steeds volgens de overlevering, een plaats in de Heilige Grafkerk terwijl de bijbehorende spijkers worden verwerkt in het bit van Constantijns favoriete paard.
Volgens de "Gesta Treverorum" zou Helena de Heilige Rok naar Trier hebben gebracht. Ze had daar een paleis, waarschijnlijk op de plaats waar Constantijn in 326 begon met de bouw van de St. Petersdom.
Kort na haar terugkeer uit het Heilige Land sterft Helena.
Dankzij de verslagen van Eusebius verleent de Kerk haar de status van heilige. Haar naamdag valt op 18 augustus in de Rooms-katholieke Kerk, op 19 en 21 mei in de Lutherse Kerk en op 21 mei in de Orthodoxe Kerk.
Flavius Valerius Aurelius Constantinus[2] (Naissus, 27 februari ca. 280[1] - Ancyrona, 22 mei 337), bekend als Constantijn I de Grote, was keizer van Rome. In juli 306 werd hij door zijn troepen uitgeroepen tot imperator en Augustus. Maar pas vanaf 308 werd hij als zodanig erkend. Door zijn militaire overwinningen zou hij een steeds groter deel van het Romeinse Rijk gaan regeren tot hij vanaf 324 alleenheerser werd over heel het uitgestrekte Romeinse Rijk. Hij is vooral bekend als de eerste Romeinse keizer die zich zou hebben uitgesproken voor het christendom (de zogenaamde Constantijnse wende rond 313), want door zijn ondertekening van het edict van Milaan maakte hij een definitief einde aan de christenvervolgingen (die hadden plaats gevonden onder Decius, Diocletianus en Galerius).
De Byzantijnse liturgische kalender, gevolgd door de Oosters-Orthodoxe Kerk en Oosters-Katholieke Kerken met Byzantijnse ritus, nam zowel Constantijn als zijn moeder Helena op als heiligen. Hoewel hij, anders dan een heel aantal andere Constantijnen, niet is opgenomen in de Latijnse lijst van heiligen, wordt hij in de Westerse kerktraditie geëerd met de titel "de Grote" voor zijn bijdrage aan het christendom.
Om de omslag die zijn regering betekende kracht bij te zetten, kondigde Constantijn in 324/326 aan Byzantium om te vormen tot een Nova Roma (Nieuw Rome). Op 11 mei 330 riep hij de stad officieel uit tot nieuwe hoofdstad van het Romeinse Rijk, dit ten nadele van het reeds in verval zijnde Rome. Na Constantijns dood in 337 werd de stad naar hem omgedoopt tot Constantinopel (Constantijns stad). Het zou nog ongeveer duizend jaar de hoofdstad blijven van het Byzantijnse Rijk, slechts kortstondig onderbroken door de val van Constantinopel in 1204 tijdens de Vierde kruistocht, om in 1453 tenslotte weer te vallen en de nieuwe hoofdstad te worden van het Ottomaanse Rijk.
int-Helena of Flavia Julia Helena of Helena van Constantinopel (circa 248 – circa 329) was de moeder van de Romeinse keizer Constantijn de Grote. Zij wordt binnen het Oosters-orthodoxe en rooms-katholieke christendom als heilige vereerd.
Helena wordt waarschijnlijk in Drepanum geboren. Haar zoon Constantijn verandert de naam van die stad later in Helenopolis. Volgens sommigen is ze de dochter van een herbergier. In elk geval stamt ze uit een lage sociale klasse.
Ze maakt kennis met de Romeinse militair Constantius Chlorus en baart diens zoon Constantijn. Constantius trouwt vervolgens met de stiefdochter van keizer Maximianus en wordt later zelf keizer. Na zijn dood in 306 volgt zoon Constantijn hem op en Helena wordt, als moeder van de keizer, een belangrijke figuur aan het keizerlijk hof. In het jaar 324 verkrijgt ze van Constantijn de eretitel Augusta.
Evenals haar zoon bekeert Helena zich tot het christendom. Omstreeks het jaar 325 onderneemt ze een reis door het oosten van het Romeinse Rijk. Volgens de beschrijving die kerkvader Eusebius van haar omzwervingen door Palestina geeft in zijn Vita Constantini houdt ze zich voortdurend bezig met bidden, het uitreiken van aalmoezen, het bezoeken van heilige plaatsen en het stichten van kerken. Verder ontdekt ze het graf van Jezus. En passant neemt ze ook de stoffelijke resten van de Drie Koningen mee terug naar Constantinopel, waarna deze relikwieën aan de stad Milaan worden geschonken in 344. Hoewel de feiten in Vita Constantini de waarheid lijken te spreken, moet niet vergeten worden dat Eusebius een Christenlijke invalshoek had.
Volgens de overlevering brengt Helena tevens het kruis waaraan Jezus stierf mee. De vindplaats van het Heilige Kruis werd haar in een droom aangewezen. Dit kruis krijgt, nog steeds volgens de overlevering, een plaats in de Heilige Grafkerk terwijl de bijbehorende spijkers worden verwerkt in het bit van Constantijns favoriete paard.
Volgens de "Gesta Treverorum" zou Helena de Heilige Rok naar Trier hebben gebracht. Ze had daar een paleis, waarschijnlijk op de plaats waar Constantijn in 326 begon met de bouw van de St. Petersdom.
Kort na haar terugkeer uit het Heilige Land sterft Helena.
Dankzij de verslagen van Eusebius verleent de Kerk haar de status van heilige. Haar naamdag valt op 18 augustus in de Rooms-katholieke Kerk, op 19 en 21 mei in de Lutherse Kerk en op 21 mei in de Orthodoxe Kerk.