Ghysebert Jacobs
van Twiller, de oudste stamvader?
Geschiedenis van
het wapen van Twiller
Terug naar
Het geslacht van Twiller met o.a. Wouter van Twiller in New Amsterdam
Cleijn Twiller / Twiller
Hoeve te Nijkerk
Familie
wapen op het weeshuis in Nijkerk
publicatie uit Bun Historiael van Willem
van Twillert Wzn (.doc file)
Het wapen
op de deur van het postkantoor in Nijkerk
Herkomst van de
namen Willaer en Twiller
In het Gelders Archief ( inventaris 288)
van het archief van het Huis Hackfort bevinden zich 4 documenten tezamen.
Met dank aan Peter van den Born, Bibliothecaris van de
Vereniging Veluwse Geslachten die zeer behulpzaam was in het verzorgen
van de transcriptie van deze stukken.
Het doel van het onderzoek was te achterhalen waar het
wapen van Twiller zijn oorsprong vindt.
Het eerste document is een oorkonde dat de relatie
weergeeft van Ghiselbert van Twiller en zijn tynsgenoot Johan van Scherpenzeel.
Ghyselbert beschrijft hoe onder andere Johan de
betreffende akte zegelt omdat hij in die tijd zelf (nog) niet over een zegel
beschikte en Johan zodoende “voor Ghiselbert zegelde daar hij zelf (nog) geen
zegel had”.
Ongewis is of hij op dat tijdstip al wel een wapen
voerde.
Het wapen van Twiller dat later in Nijkerk door Rycker van Twiller werd gevoerd
toont de afbeelding van 6 lelies welke ook in het wapen van Scherpenzeel wordt
gevoerd. Van dit wapen zijn vele andere wapens afgeleidt zoals
bijvoorbeeld van de latere gemeente Hoevelaken (nu in de rechterbovenhoek van
de gemeente Nijkerk) en verder ook in het wapen van de heren van Stoutenburg.
Ghysebert had de functie van hof, afkorting voor tijnshof. Aan het hoofd stond dan een tijnsheer, de eigenaar van het gerecht.
De tijnsheer was Ghysebert en gezien zijn achternaam was hij dus de eigenaar van t'Willaer, een gerecht op het
grondgebied van de heerlijkheid Scherpenzeel
waarmee de verhouding met het huis nogmaals is aangetoond.
De andere tijnsgenoten hebben ook bezittingen in het gerecht zoals Colvenscoten, Orel en Glashorst.
Johan van Scherpenzeel was ook aanwezig maar alleen als zegeldrager omdat Ghysebert die toen bljkbaar niet, of nog niet, beschikbaar had.
In ieder geval staat vast dat een eeuw later Wolter
Gysberts van 1568 tot 1583 eigenaar was van
Klein Twillaer (of t’ kleine Willaer)
in Scherpenzeel, een gebied dat tot op de huidige dag nog steeds met die naam
wordt aangeduid.
Wolters zoon, Rycker van Twiller, woonde in Nijkerk
waar hij het wapen voerde en waarvan de afbeeldingen in Nijkerk
herinneren zoals bijvoorbeeld in het voormalig weeshuis en op de deur van het
postkantoor.
Aelt, de zoon van Wolters broer Segher, kocht op 4
augustus 1550 het herengoed Twiller op de Slichtenhorst. Aan te nemen is
dat hij de naam gaf aan het goed zoals zich dat tot op de huidige dag nog
steeds in Nijkerk bevindt.
Alle nog in leven zijnde Twiller’s en Twillert’s zijn nazaten
van deze Segher van Twiller. Zijn voorgeslacht gaat terug tot Ghijsbert
van Twiller ca 1470 . De in het 1st document genoemde Ghiselbert zou dus
heel goed zijn betovergrootvader kunnen zijn maar vast staat dit niet.
De boerderij ’t Willaer ligt pal ten noorden van het dorp
Scherpenzeel. Het goed werd al vroeg gesplitst in Groot Willaer en KleinWillaer
of de Weerthof. Groot Willaer werd op haar beurt ook weer gesplitst.
Als Jan Sandersz en zijn vrouw zijn gestorven verdelen de
beide zoons de boerderij in
Van de drie boerdrijen bestaat alleen Oud Willaer nog.
Archief
Het eerste document betreft
een bekendmaking van de overdracht van het goed Wittenborch
of Wittenberg een boerderij op de heerlijkheid Scerpenzeele, waar later het
geslacht Glashorst woonde
(nu is daar nog het buurtschaap Glashorst) beschreven in het jaar 1372 door
Ghiselbert van Twiller welke is gezegeld door onder andere Johan van
Scherpenzeel.
Het tweede document betreft een
bevel van de drost van de Veluwe aan Jacob Abelen dat hij lospenningen moet
betalen aan de kinderen van Aelt Zeghers over het gebruik van 4 morgen land op
het herengoed Twiller.
Het derde document betreft
weer een bevel nu van de schout van Nijkerk aan Evert Jans dat hij Bessel Jans
afdeling moet doen van het hem toekomende gedeelte van het goed Cleyn
Twiller.
Het vierde document bevond zich in dezelfde locatie als
de andere documenten.
Het is een zg maagescheid, een akte van
boedelscheiding van de gebroeders van Scherpenzeel
Het eerste stuk anno 1372
Overdracht van het goed Wittenborch verzorgd door
Ghisebert van Twiller als hof
Inventaris 288 Transcriptie door Peter van den Born Alle den ghenen die desen brief sullen sien of horen
lesen doe ic verstaen Ghiselbert
van Twyller Jacobs zoon als een hof van den erve toe Wittenborch dat
ghecomen syn Gode van Wyttenborch ende Lubborch syn echte wyff vor nu
vor den richter ende vor tynsgenoten die hier na bescreven staen ende hebben
nu opghedraghen den rechten eyghendom van den erve to Wyttenberch eghen ende
eyndenA alst gheleghen is ende syt van nu helden to tynse jarlix om
enen groten te tynse op sinte Mertensdach daer men bier ende broet mede
copen mach welke vorss[eide] Wyttenberch ic hier verliet hebbeB ende verlie den rechten eyghendom Rutger Jacobs zoen ende
Matgriten syne wive behouden? nu ende mine nacomelinghe enen tynd als
vorss[eid] is daer die gheseide minen vier tynsghenoten als Johan van Scerpenzel Claes
van Colvenscoten Evert van Arler Zweder van Glashorst ende
ander vele gude lude in ord de des briefs besegelen want ic Ghisebert
vorss[eid] als een hof op desen tyt ghene segel en hebbe daerom hebbe ic
gebeden Johan van Scerpenzel als een tynghenote desen brief over nu te
besegelen ende ic Johan vorss[eid] om beden will Ghiselbert vorghenoemt ende
ic daer mede over sat als een tynsghenoet daerom soe hebbe ic desen brief
besegelt mit minen segel want ic Meus van den Broke hier mede over sat als een richter daerom heb
ic desen brief mede besegelt mit minen segel mit den hof ghegheven int jaer
onses Heren dusent driehondert twe ende tseventich op sinte Katherienen dach. |
|
Inventaris 988 Transcriptie door Peter van den Born Den Erentfesten ende fromen
Willem van Scherpenzeel
drosten op Veluwen onser besunder gueden vrundt
Erentfeste ende frome
besunder guede vrundt wy fe(r)suken v heer Inne besloten zekere supplicatie
instatt der Co(ninklike) Ma(jesteit) tho h…van onser heere ons overgegeven
ende gepresenteert durch Aris beltz? als momboir der naegelaten kinderen van Aelt Zegersz ende is van
hoichstvernempter Co(ninklijke) Ma(jesteit) wegen onse gesynnen dat ghy die
angelegen Jacob Abelen ende margarete syn huysfrou mit gantzen ernste1 veneholt? die lospenningen der aengeslagen vier morgen
landts in den guede Twiller
twesende een vryheer guedt gesvoren? t’averste endt onweygerlick
achtervolliglick 1b die alhier by presente den vurs(eide) margarete opten XVIen
January lestleden opgerechte vereffeninge to entfangen van der selve vier morgen
landts # to neyens van de heer Aris daer mit? bewerden
ende die ae..ligen saelweer verteyn to laeten ende dairen teyndens
se holtgewas ende sunst (andere) is geso…?? neyt? sy daer van Recesses
gesach to restitueren ende wer sy des weygersch oft naelatensch blyven dat in
die gevallen ghy die vurss(eide) lospenningen onder v gerichtelick
versigneert overlegghen laeten ende aven wael den suppliant stilt?
haldet ende handthavet in der possessye6 der vurss(eide) vier mergen landts . Wie? met den aenhang?
dat ingevallen is Soe sye dat sy zedert dato des vurss(eide) Recesses
derselven vier mergen van holt gebloetet hebben ghy syluyden? daer voir
versiet ? ende straffe …….. ? dat besaet end ghy te doen schuldigen ende wy
be…….? v des almechtigen Geschreven tho arnhem
den IIen Marty XVcLXVI Cantzlery #tot behoeff des
vurss(eide) Aris in qualiteyt als boven zedert dato des vors volharding 2 tot stand brengen van
een zoen of vergelijk 3 bekleden met een
waardigheid of ambt 4 afstand
doen van 5 beslaglegging
|
Het vierde stuk is een zogenaamde
magescheid uit 1467, een boedelverdeling tussen de erfgenamen de
gebroeders van Scherpenzeel.
Document uit gelders Archief welke samen met het
Ghiselbert van Twiller document is opgeslagen magescheid
Transcriptie
van Peter van den Born.
Wij heer Willem Inge Nuwelant Duytscher oude
Basrtholomeus van Eck Wilhem vander Horst Beerndt van Wisch alle maege ende
vrunde van beiden zijden ende Rechte gekoren gebeden gescheitslude doet
kont allerluden die dit tegenwoerdich maethghescheit sullen sien off horen
lesen in desen openen brieff daer Gadert van Scherpenzell vruntlick ende een drechtlick off geguet
heefft Dirck van
Scherpenzeell Goissen van Scherpenzeell ende Gerselis van Scherpenzeell
gebrueder van eenen vaderlicken ende moederlicken versterff in
vorwerden ende manieren hyrna beschreven staen dat is to weten dat Dirck van
Scherpenzeell ende sine erven erfflicken hebbe sall tot enen Rechten
affgescheit syns vaderlicken ende moederlicken erffs ende gaets dat
aling erve ende guet to Wittenberch komende van? sonder scholt mit
eggen mit einden (met lusten en lasten) ende mit alle sine toebehoren
alst gelegen is in den kerspell
van Scherpenzeell Ende daer toe hondert averlantsche koirfursten (munteenheden
uit die tijd) Rynss gulden off quet ander payment gelick quet inder thyt
der betaling welck voirst[seid] hondert Rynss gulden Gaidert
voirss[eid] Dirck voirss[eid] synen brueder vestigen sall to lantrecht
ende to leenrecht daer Derck voirss[eid] ende syne erven vast is wt den
land?? gehevet? den omloep met dair van wt gescheiden vyff Rynss gulden
payments …….. jairlix jaerlicker Renthen te betalen alle jair op sente
Martijnsdach in den wynter off bynnen den …….? vierthien dagen
onbegrepen ingaende ten naeste sente Martyne voirss[eid] naest komende
nae datum des brieffs Ende Gaidert voirss[eid] off syn erven moigen
loiffenen tenden Sess jaeren? Den hoiffstall mit hondert Rynss gulden
payments voirss[eid] ende metter jair Renth op sente Martyns dach als
voirs[eid] is Ende dit voirgenoemde guet en de erff sal Dirck ende syn
erven voirscreven hebben komende vry buten arge scholt syns vaders ende
moeders seliger gedachten to betalen Item voirt is to weten dat Goissen
van Scherpenzeell ende syn erven gebroect? Goissens voirss[eid] houwen
ende hebben sall dat Alinck holt inden Bosch to Scherpenzeell wt
gesacht den groit ende dat holt dair op staende dat meer? wt recten?
sall jairlix metten b…ges? na der older gewointe Ende den grove
van den Scherpenzeelsche bosch voirss metten baege? maten holts
sall Gaedertz voirss[eid] ende sytn erven erfflicken bliven Oick synt
vorwerden dat Goissen van Scherpenzeell off syn erven den hou vanden
voirss[eide] bosch hebben sall twe jair lanck ingaende nu sente
Philips ende Jacobsdach geheiten mey dach naest komende na datum sbrieffs
yerst? an Ende verder? oms? wtgaende opten selven
voirss[eide] Mey dach over tween jaeren in sulken vorwerden dat Goissen
voirss[eid] ende syn erven dat holt sall laten houwen bynnen der thyt voirss[eid] opter mynsten schade
ende Goissen voirss[eid] syn erven magen byten desen teen jaren een Maendt
tyts welker Mey houwen ende met lang opten mynsten voirss Welck
holt goissen ende syn erven voirs sullen gebruken Rustlicken ende vredelicken
to syne nut ende orbar kommen buten enige scholt syns vaders ende maders
selige gedachten voirscreven to betalen Item voirtan ist to weten dat
Gerselis van Scherpenzeell ende syn erven erfflicke hebben sall tot enen
Rechten affscheit syns vaderlicke ende maederlicke erffs ende guets al
alsulck gelt als Otto van
Scherpenzeell bewesen is van onss genedige olden heren hertoch Arnolt van Gelre
van synre nederlagen ende
verliess die he had to Amersfoirdt inder Stichtsche vrede dat inder
stadtskist van Arnhem gelacht is tot behoiff Otten voirss[eid] ende syn erven
Valck? gelt voirss[eid[ Gerselis off syn erven voirss[eid] mach manen
ende vorderen tot sinen nut ende orbair Dair Gaidert voirss[eid] oer
behulplick in wesen sall ende kommen vry hebben sall buten scholt syns vaders
ende maeders seliger gedachten te betalen ende met desen voirg erff ende
guede So hebben wij Dirck Goissen ende Gerselis van Scherpenzeell
gebrueder vertagen (afstand doen in rechten) ende sff gestaen van al
alsulcke erff ende guet woe off wair dat gelegen is als onss angekommen is
van dode onss vaders ende maders selige gedachten Dat wy dair
Recht noch toe seggen meer an hebben? noch an beholden ten genen dage
toe in egheenre (=volstrekt gene) wys Ende Gadert van
Scherpenzeell ende syn erven dair an gheerft syn erff lick ende
ewentlick Ende bedancken Gaidert van Scherpenzeell onssen brueder ende
sinen erven dair aff guede betaling van den maichghescheit ende aff
guedeniss Sonder argelist woert oick saick datter enich schoell twyst off
gebroeck in enigen puncten voirss[eid] quame? Off geviell dat Got verhoede
tusschen den voirss[eide] gebruederen sal altyt staen tot verclaering onsser
segslude voirssoff die ghene die langste dair aff levendich syn Onder der
gerichtlicker penen (straffen) de vierhondert alde Franckryxsche schilden die een helfft tot behoiff myns
genedigenheren van Gelre ende van die ander helfft tot behoiff der maichghescheits
ende segslude voirss[eid] Ende want (tot, totdat) onss
Gaidert Dirck Goissen ende Gerselis van Scherpenzeell
gebrueders voirss[eid] dat maichghescheit waell to willen ende to danck is so
hebben wy gelaifflick malckanderen gelaifft in gueden trouwen onverbraicklick
dit virss maichghescheit to halden allet sonder argelist Ende hebben
onse segelen an desen maich ghescheits brieff gehangen Ende mede
gebeden heer Wilhem Inge Nuwe lant Duytscher orden? Bartholomeus van
Eck Wilhem van der Horst ende Beerndt van Wisch Want sy dit
maichghescheit aver onss gededingt ende gemaickt hebben dat sy oir? Maich
ghescheit brieff willen hangen Dat wij heer Wilhem
Bartholomeus Wilhem ende Beerndt voirss[eid] om beden will Gaiderts Dirck Goissen ende Gerselis
voirss[eid] gevrieden Ende hebben onss segelen mede an desen openen
brieff gehangen Ghegeven? inden jair onss Heren dusent vierhondert
seven en tsestich des yersten Dynx dagen sente Martens dach ewangelist. |
MAGESCHEID
Akten van boedelscheiding (-deling, (erf)magescheid) werden
opgetekend als de gezamenlijke erfgenamen de nagelaten boedel wilden verdelen.
Het opmaken van deze akten was meestal noodzakelijk als van de erflater(s) geen
testament bestond of wanneer het wèl aanwezige document niet meer aansloot op
de vermogenspositie van de testateur ten tijde van zijn of haar overlijden.
Vaak deden de erfgenamen dat onderling en legden zij de scheiding en deling
vast in een onderhandse akte. Het aantal boedelscheidingen in de oud-rechterlijke
archieven is vrij gering. Soms gaat aan de boedelscheiding…wikipedea
Glashorst
(vereniging oud Scherpenzeel)
De Buurtschap Glashorst ligt ten westen van het dorp Scherpenzeel. In 1416
wordt hij voor het eerst vermeld. Kort daarna duiken de eerste Van Glashorsten
op. Gijsbert en Sweder van Glashorst, mogelijk broers. Het wordt een
aanzienlijke familie waarvan één telg het zelfs waagt om in 1482 het Huis
Scherpenzeel aan te vallen het huis, de molen, veel huizen en bossen te
verwoesten. Het laatste familielid waarvan iets bekend is, heet Thonis
Hendricksz van Glashorst. In 1491 verkoopt hij de helft van een jaarlijkse
rente van acht Rijnse guldens uit Glashorst aan Arnt Moeij.
Van 1491 tot 1555 laten de archieven ons in de steek. In 1555 wordt Anthonis
Aelbertsz beleend door opdracht van Frederick Hertgert "de verwers
soen" en zijn moeder Aegneta, weduwe van Hertgers de Verwers met de helft
van Glashorst. De andere helft had Anthonis Aelbertsz al gekocht van Jan
Henricksz alias Lunsse en Gijsbert Petersz. Daarmee komt hij in bezit van de
gehele buurtschap. In 1566 overlijdt hij en nemen zijn kinderen de boerderij over.
Uiteindelijk wordt zoon Aelbert Thonisz de enige eigenaar. Ook hij is een grote
boer. In 1592 weet hij de ernaast gelegen boerderij Wittenborch of
Wittenberg er bij te kopen. Als hij rond 1600 overlijdt. is zijn
zoon Thonis Aelbertsz nog onmondig. In 1602 wordt hij formeel eigenaar van
Glashorst. Hij verkoopt Wittenberg in 1625 aan Toenis Hermansz en Petertgen
Aelberts, wellicht zijn zuster.
In 1626 neemt Aelbert Teunisz na de dood van zijn vader de boerderij Glashorst
over. Hij trouwt met de Scherpenzeelse boerendochter Anna Jans Heintjeskamp en heeft zoveel geld dat hij grote stukken van
de boerderij Ruwinkel kan kopen. Dan overlijden Aelbert en zijn oudste zoon en
beoogde opvolger Thonis Aelbertsz van Glashorst kort na elkaar. Thonis is de eerst die de achternaam Glashorst
gaat dragen. Hij is in 1639 nog op de boerderij geboren, maar gaat
waarschijnlijk in een nieuw huis, De Lindenboom, wonen, gelegen op het Hoge
Land tegen het dorp Scherpenzeel.
Omdat de drie dochters en de zoon nog onmondig zijn, worden hun ooms Arris
Aelbertsz, brouwer en Arris Cornelisz van ´t Willaer aangesteld als voogden.
Dat gebeurt in 1674. Hun moeder Hermtje Willemsen van Wolfswinkel hertrouwt met
Cornelis Aelbertsen van ´t Willaer en krijgt nog vier dochters.
terug
ALLE
DOCUMENTEN IN HET ALBUM in beeld
Informatie
over onderstaande beschrijving zoals vermeld in het Gelders Archief |
|
|
|
|
3 treffers |
|
||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||
|
Tynsen, Tynsgenoot, cijnsgenoot, leenman
Gedeeltelijk
overgenomen uit een artikel, gepubliceerd in het vlugschrift van De
Kleine Meijerij, jrg. 44 (1993) afl. 4
Scherpenzeel was een zogenaamde
grondheerlijkheid. Hiervan was sprake als iemand een aanvankelijk groot
grondgebied in eigendom had en er een zeker aantal beperkte overheidsrechten
uitoefende over zijn 'laten' (tynsmannen, cijnsmannen, tynsgenoten,cijnsgenoten,
hoevepachters).
Van de laten inde hij grondcijnzen of tynsen, en
verkreeg hij een aantal andere prestaties (zogenaamde hofrechten).
De tynzen die de heer van zijn tynsgenoten inde waren opgetekend in een tynze-
of cijnsboek.
De tynsgenoten moesten de tynze elk jaar op 1 mei ten huize van heer voldoen.
De bezitter van de heerlijkheid, de zogenaamde lagere heer of smalheer, stond
op zijn beurt weer onder een hogere heer, de hertog van Gelre.
Het ontstaan
van de cijnsheffing op het uitgeven van percelen van de woeste gronden
Wat is de oorsprong van de cijnzen? Aangenomen
wordt dat omstreeks het jaar 1000 veel in cultuur gebrachte grond
eigendom was van elite, die horigen hun land lieten bewerken. Horigen waren
vaak verplicht tot het leveren van goederen of diensten, zoals ploegen, of het
weiden van het vee van de eigenaar van de grond. Met de opkomst van de
geldeconomie in de twaalfde en dertiende eeuw werden de verplichtingen die aan
een horigengoed verbonden waren steeds meer omgezet in een verplichting tot het
betalen van een jaarlijks bedrag, of cijns; een hoofdcijns als de betaling
verbonden was aan de persoon, of een grondcijns als de betaling aan het gebruik
van de grond verbonden was.
Daarnaast konden grondcijnzen
ontstaan doordat de landsheer percelen van de woeste ronden tegen een bedrag
ineens en een jaarlijks te betalen grondcijns uitgaf. In de vroege Middeleeuwen
werden woeste gronden ontgonnen, zonder dat daarvoor aan iemand verantwoording
werd afgelegd. Vanaf de twaalfde eeuw deden landsheren steeds vaker rechten
gelden op voorheen koninklijke rechten (regalen) als de jacht op wild. Deze
wildban impliceerde dat het woongebied van het wild, de bossen en heiden niet
aangetast mocht worden. Boeren die woeste gronden wilden ontginnen, dienden
vanaf een gegeven moment de rechten van de betreffende heer te erkennen door de
betaling van een geringe jaarlijkse vergoeding, een grondcijns, dat ten eeuwige
dage betaald moest worden. Wanneer men een cijnsgoed erfde of kocht, moest men
tevens een eenmalige gewincijns betalen aan de grondheer. Wie deze cijnzen niet
op tijd betaalde, verbeurde een boete.
In de cijnsregisters vindt tevens
recognitiecijnzen voor gemeintes (dat zijn de woeste gronden die voor
gezamenlijk gebruik aan buurtschappen uitgegeven werden), molens, visrechten en
dergelijke, maar de meeste cijnzen zijn grondcijnzen. Soms werd een grondcijns betaald uit een relatief
groot goed, laten we zeggen groter dan 10 bunder, waarvoor slechts een lage
cijns betaald werd. Dit soort bulkgoederen werden uitgegeven voordat de geburen
het gezamenlijke gebruiksrecht van hun gemeintes kregen. Het uitgeven van de
gemeintes beschermde de geburen tegen dergelijk inbreuk op hun woeste gronden.
Het merendeel van de grondcijnzen betreft kleine bedragen voor kleine percelen.
het vrij worden van de
horigen en de vrije boeren
Er wordt aangenomen dat
veel grond omstreeks
Bij dood van een horige viel het gebruiksrecht van het goed geheel terug aan de
heer. Later werd dat de helft, en nog later werd het gebruiksrecht helemaal
erfelijk, of beperkte de heer zich tot de keuze van een stuk uit het
nalatenschap, de zogenaamde keurmede.
De horigen kregen geleidelijk meer vrijheden. Door de bevolkingsgroei
werd het voor de elite in de dertiende eeuw aantrekkelijk om hun grond door
pachters, cijns- of leenmannen te laten bewerken.
Vrije boeren worden in oorkonden
van voor ongeveer 1300 niet genoemd, horigen wel. Maar dat zegt niet alles,
want alleen oorkonden van heren en kloosters bleven bewaard. De kleine boeren
lieten geen oorkonden na, maar het kon toch om heel wat boeren gaan.
Met behulp van de cijnsregisters
zijn veel gronduitgiften te localiseren, en daarmee ook de al vóór
Het leenstelsel
Het leenstelsel is ontstaan in de periode van de zesde tot de negende eeuw. In
deze vroege middeleeuwen was de algemene en openbare veiligheid gering. Er was
geen krachtig centraal gezag dat bescherming bood. Dit bracht veel vrije mensen
ertoe bescherming te zoeken bij iemand die wel in staat was deze te bieden. Aan
de andere kant hadden machtige personen vaak de behoefte aan lieden die voor
hen wilden vechten of landarbeid of andere diensten wilden verrichten. De volgeling
van de machtige heer werd vazal genoemd. Iemand kon vazal worden als hij
daartoe verzocht was door de heer en ook bereid was vazal te worden.
De vazal legde daartoe zijn hand in die van de heer en sprak zijn
bereidwilligheid uit. Dit wordt 'manschap' genoemd. De heer omstrengelde de
handen. Daarna volgde de leenkus. Tenslotte zwoer de leenman trouw, ook wel
hulde genoemd. De vazal of leenman moest allerlei diensten verrichten voor zijn
heer. De belangrijkste was de krijgsdienst, het vechten zelf en het leveren van
een paard en/of wapenuitrusting (een zogenaamd heergewaad). Deze dienst kon
later afgekocht worden door geld te betalen. Verder moest de leenman zijn heer
met raad en daad bijstaan. De heer moest op zijn beurt de vazal beschermen en
hem onderhoud verschaffen. Als tegenprestatie voor hun diensten kregen de
vazallen een weldaad, een beneficium. Deze weldaad bestond noodzakelijk uit
onroerend goed daar dit het enige waardeobject was in die tijd. Met de vruchten
uit het onroerend goed kon de vazal dan ook voorzien in zijn onderhoud waarmee
ook de heer aan zijn verplichting had voldaan. Behalve onroerend goed kon de
heer zijn vazal ook belenen met allerlei soorten (overheids)rechten.
Voorbeelden van deze rechten zijn het recht om: belasting te heffen, recht te
spreken, te jagen, te vissen en de tiende te heffen. De leenman werd in het
bezit van zijn goed gesteld door het overgeven van een symbool, de investuur.
Van de overgave van het goed werd meestal een akte opgemaakt, de zogenaamde
verleibrief of leenakte. In deze akte stond vermeld dat hulde en manschap was
gedaan en waaruit het leengoed of recht nu precies bestond. De omschrijving van
het goed word denombrement genoemd. De vazal (leenman) had de goederen
enkel te leen, hij had als het ware de economische eigendom van het goed, en de
heer had de oppereigendom. De vazal had een positie die te vergelijken is met
die van de vruchtgebruiker, de heer die van de blooteigenaar. De vazal mocht
het goed niet veranderen en vervreemden, hij mocht het goed wel gebruiken en
zich de vruchten toe-eigenen.
In de loop van de tijd werd de positie van de heer zwakker terwijl de vazallen
steeds meer macht kregen. De band tussen de heer en de leenman werd steeds
zakelijker van aard. De heer kon voor oorlogvoering ook een beroep doen op
huurlingen in plaats van zijn vazallen.
Aanvankelijk kon een leen, dat een vazal had ontvangen voor zijn diensten, niet
worden overgedragen. De ontvangst van het leen was een persoonlijke
aangelegenheid. Vanaf de tiende eeuw werd het mogelijk een leen over te dragen.
Als er door koop, schenking of vererving een nieuwe leenman aantrad moest het
leengoed verheven worden. Bij de verheffing ging de nieuwe leenman een band aan
met de heer. Zijn naam werd dan toegevoegd aan de lijst van leenmannen van het
leengoed. Vrouwen en kinderen konden aanvankelijk geen lenen erven omdat de
persoonlijke band met de leenheer eiste dat de leenman in staat was
krijgsdiensten te verrichten. Met het afnemen van de macht van de heer werd het
ook voor vrouwen en kinderen mogelijk een leengoed te erven. Vaak trad dan wel
iemand voor de vrouwen en kinderen op om de krijgsdienst waar te nemen.
1930
2006
A Met alle hoeken en kanten
B verliën=verklaren of bekennen {in rechte}
1 Volharding
1b aanhoudend
tot stand brengen van een (ver)zoen(ing) of vergelijk
(compromis)
bekleden met een waardigheid of ambt
afstand doen van
6 bezit
beslaglegging
Verzoekschrift