daslist
Fino alla 18a generazione.
Hendrik van Wisch, deceduto prima del 1448 [Nota 1]
...
sposato con ...
...
Irmgard van Wittgenstein, da cui :
Totale : 398 persone, (coniugi esclusi = 277)
Hendrik van Wisch, heer van Wisch, overleden voor 1448. In 1390 voor het eerst als heer van Wisch vermeld. Aangezien hij nog onmondig was, zegelde toen zijn oom Robert voor hem. In 1395 zegelde hij zelfstandig. Wordt op 12.9.1386 en 20.5.1424 als knaap vermeld, en op 4.5.1427 en 13.6.1447 als ridder. Tr. Irmgard van Wittgenstein. Hendrik van Wisch had een bastaardzoon:
Henrica van Wisch, op 7 aug. 1478 werd zij door haar echtgenote Godert getocht met het goed Renes, hetgeen in 1501 werd bevestigd, bij welke gelegenheid haar echtgenoot reeds overlijden blijkt te zijn. Tr. 1462 Godert van Scherpenzeel, geboren voor 1430, overleden tussen 1497 en 1501, zoon van Otto van Scherpenzeel en Stijne van den Gruijthuijs .
Met zijn broers trad hij op als gastheer op de ridderdag te Scherpenzeel rond 1460. In 1460 blijkt hij het voorwerp te zijn van een reddingsoperatie vanuit de stad "als die burgemeisters mit een deell der burgeren hadden inghen Veluwen gesocht Gairt van Scerpenzeel ende sijngesellen". Op 2 dec. 1462 beloofden de broers Van Scherpenzeel enerzijdsen Jan van Byler anderzijds elkander bijstand in de moeilijkheden naar aanleiding van de doodslag door zijn knecht op Morken Philipsz. en de strijd met de familie Van Dompseler.
Godert lijkt in de voetsporen van zijn vader te hebben willen treden: drie jaren achtereen, van 1469 tot 1471, nam hij plaats in de Gruijthuisfractie van de schepenbank van Arnhem, onder het richterschap van zijn jongere broer Garcelis. Beiden waren zij aanhangers van hertog Adolf, die zich tegen de Bourgondiërs was gaan opstellen en na de vrede met Kleef de stad weer in handen had gekregen. De beëindiging van zijn schepenschap te Arnhem viel samen met zijn gevangenschap in de kerker van Hendrik van Ghemen, die bij de latere tweede bezetting tot plaatsvervanger van de Bourgondische stadhouder-generaal, graaf Adolf van Nassau, en tot landdrost van Zutphen zou worden aangesteld. Deze politieke tegenstander had ook nog persoonlijke grieven tegen Godert.Hij verweet hem, dat hij hem jaren tevoren van Gelderse inkomsten had beroofd. In 1474 is Godert in ieder geval weer in vrijheid, want hij en zijn echtgenote worden dan vermeld als borgen voor Bartholomeus van Eck.In 1476 verwierf hij goederen in het Sticht van Utrecht. Hij had toen kennelijk ook zijn intrek genomen in het Huys Scherpenzeel, op zijn voorvaderlijk goed.
In de zogenoemde "Utrechtse Oorlog (1481‑1483) wordt op 22 sept. 1481 een Slag bij Scherpenzeel vermeld. Bij die veldtocht werden het Huys Scherpenzeel, met alles wat er zich in bevond, en het dorp Scherpenzeel, waarvan de heer als alle Van Scherpenzeels fel anti-Bourgondisch was, verwoest en platgebrand en raakte Godert in gevangenschap. De hertog zou Godert daarom kwijtschelding verlenen van een jaar Batenburger tiend, de novaaltiend en de tiend voor het bos dat ook verbrand was. We beschikken nog over de tekst waarin Zweder, bastaard van Glashorst, vergiffenis vraagt voor zijn collaboratie in de verwoesting en plundering van zijn eigen dorp. De brief is ook interessant wegens de namen van Godert's bondgenoten en familieleden: behalve natuurlijk zijn drie broers worden Baerent van Wyesch, zijn schoonvader, Johan en Jasper van Wyesch, zijn beide zwagers, genoemd.
Een van Godert's laatste daden was het doen opstellen van een acte in 1497 waarin hij namens zijn echtgenote afstand doet van het goed Willinck onder Zelhem, dat zijn schoonvader Berend van Wisch, en schoonmoeder Margarete van Camphusen en zwager Jasper van Wisch, aan het convent van IJzendoorn hadden geschonken.
Op 7 aug. 1478 had hij zijn echtgenote Henrica, dochter van heer Berend, bastaard van Wisch, nog getocht met het goed Renes, in 1501 opnieuw bevestigd, maar toen was Godert overleden en Henrica alweer opnieuw getrouwd met Johan van Vianen van Rijsenborch.
Henrica van Wisch hetrouwde met Johan van Vianen van Rijsenborch.
Hendrik van Wisch, heer van Wisch, overleden voor 1448. In 1390 voor het eerst als heer van Wisch vermeld. Aangezien hij nog onmondig was, zegelde toen zijn oom Robert voor hem. In 1395 zegelde hij zelfstandig. Wordt op 12.9.1386 en 20.5.1424 als knaap vermeld, en op 4.5.1427 en 13.6.1447 als ridder. Tr. Irmgard van Wittgenstein. Hendrik van Wisch had een bastaardzoon:
Peinder te Nijkerk 1488 en te Putten 1492.
Machtigt zijn schoonzoon Gerrit van Speulder, eigenaar van het goed Arler (DNL)
Reiner Henricksz van Arler peinder te Nijkerk (vermeld 1488-1499) en te Putten (vermeld 1492-1499), machtigt 1492 zijn zwager ( = schoonzoon) Gerrit van Spetade, eigenaar van het goed Arler, leeft nog 1506, doch is dood 1510, trouwde ( le?) in of voor 1484 mt Jan N.N.; tr. (2e?) in of voor 1498 met Katharina van Scherpenzeel, zij stichtte 9 februari 1510 als weduwe een vicarie bij het altaar van het H. Kruis te Putten, beleend met het goed tot Wullinck onder Zelhem (1522), zij is dood 11 december 1531
Reyner van Arler (ook wel genoemd Reiner Schult) beleend met het goed tot Wullinck (1531), schout te Putten vermeld 1522-1530; drost op Hulckestein; nog vermeld 1547, overleden voor 10 maart 1550; trouwde le met N.N.; trouwde 2e Harderwijk 8 (morgengave 9) november 1530 met Eva van Brienen, zuster van Johan van Brienen, beleend met de hof tot Emse maart 1550 onder Epe en Larysgoed (10 maart 1550), is dood 1571.
Johan Pannekoek, zoon van Mauritius Marisz. Pannekoek, rentmeester van de Veluwe, gunsteling van hertog Karel van Gelre, op slot Eembrugge (1528), bewoner van Pannekoekshuis te Nijkerk, en Janneke van Bemmel
15-12-1637 Henrica de Rues, weduwe van Reijner van Coot, scholtis van Ermelo, voor haar zelf en als momberes van haar onmondige kinderen, haar schoonzusters Johanna, Arnolda en Naele van Coot approbatie van een magescheid d.d. 26-05-1631 aangaande de erfenis van hun vader Gerrit van Coot, scholtis van Ermelo, waarbij dit herengoed was toegevallen aan Arnolda van Coot, gehuwd met Bartholo- meus van Steenler, landschrijver.
beleend met Vaneveltscampje in Arkemheen eigenaar van Mansgoed en Strijp ter Beeck in Holck en gegoed onder Barneveld , geërfde van Helderveld kerkmeester te Nijkerk (1648-1653), dijkgraaf van den Arkemheenschen polder (o.m. 1652 1657 -1658
Gehuwd met haar volle neef
Publicatie 27, huwelijksdispensatien in Gelderland 1617 - 1775 Vereniging Veluwse Geslachten © 1984 - 2003
1670- 9-24. Wolterus van Hennekeler en Elisabeth van Hennekeler, dochter van Wolf van Hennekeler, beiden te Nijkerk, broederskinderen.
De Ned Leeuw 1940 kol 62. dijkgraaf van den Arkemheen, gegoed onder Nijkerk (buurtschap Slichtenhorst)leenman van den huize van Loknorst (168ö)
DNL 1940 Kol 62. student te Utrecht (1666), proponent 1670 predikant te Nunspeet 1674-1678
Het huwelijk werd bij sententie van het Hof van Gelderland d.d. 7 April 1679 ontbonden
Vermeld als lidmaat Nijkerk 1699, 1712
het goed Borrink
EIGENARESSE van Zuijdwijck
VVG herengoederen deelII/201
03-12-1614 Henrica Schrassert, weduwe van Niclaes van Diermen, en Elizabeth Schrassert, co van Aelt van Arler, bekomen transport van 1 /4 deel na overdracht door Evert en Coop Schrassert, gebroeders.
groot Diermen komt na de dood van Claes in handen van de familie Schrassert
hij is zeer vermogend en speelt een bemiddelende rol na de Reformatie tussen protestanten en rooms katholieken een tak van deze familie komt via vererving in het bezit van het goed LUxool in Nijkerk en bewoont het daarna vele generaties
Overlijden: woont op boerderij Groot Diermen met vrouw en dochter.
Haar echtgenoot werd later eigenaar van het goed Dierman
Coop Schrassert (Artss) als gevolmachtigde van zijn tante Andriesken Schrassert vermeld 10 juni 1607, dijkgraaf van de Arkemheense polder, gegoed onder Nijkerk (bezitter o.m. van Schinckelshoefslag) en Barneveld, overleden ein 1624, trouwde l. Nijkerk (ondertrouw 1 januari) 1598 met Aeltje van Diemen, overleden na 21 februari 1613, dochter van Claes van Diemen en Henrica Schrassert, trouwde 2. Nijkerk 1 september 1616 met Agnietje Aelts, overleden na 21 december 1624, weduwe van Evert ten Hooff, dochter van Aelt Berends (Brouwer) en Catharina Scholten van Vanevelt.
VVG herengoederen deelII.213 03-12-1614 Henrica Schrassert, weduwe van Niclaes van Diermen, en Elizabeth Schrassert, co van Aelt van Arler, bekomen transport van 1 /4 deel na overdracht door Evert en Coop Schrassert, gebroeders.
Heemraad van de Arkemeense Polder
VVGE Herengoederen deelII/201
06-08-1622 Aelt van Arler CO Elisabeth Schrassers bekomen transport na overdracht door hun (schoon)zuster Henrica Schrassers, weduwe van Nicolaus van Diermen, van 1/8 part, geassisteerd met haar broer en momber Coop Schrassers. N.B. Wederzijdse partijen hadden een 'gescheijt' gehouden over de nagelaten goederen van hun zaliger broer Evert Schrassert.
Peel van Hennekeler, nagelaten onmondige zoon van zaliger Peel van Hennekeler en zijn weduwe Christina van Oldenbarnevelt; nog voor Lelitgen Elberts voor zich en als weduwe van Peter Pelen Lening 1 gld. per jaar aan de Vivarij op 't Stevens en Lauwerensaltaar in de St. Joriskerk. Voldaan Belending 1 aan de ene zijde: 1) de weduwe van Jan van Bijler Belending 2 aan de andere zijde: 1) Gerrit Thonisz, Gijsbert Jacobsz Appel Belending 3 overige
DNL 1940 kol 61.
gegoed onder Nijkerk (buurtschappen Slichtenhorst en A r c k
Nale van Arler, vermeld 1554, overleden na 28 juni 1617; trouwde 1e vóór 18 oktober 1568 met Mauritius Pannekoeck; trouwde 2e vóór 31 juli 1582 met Johan Slodt (of Jan Slootse), overleden tussen 9 september - 23 november 1582; trouwde 3e (huwelijkse voorwaarden) 23 juli 1586 met Evert Schrassert Philipsz. maalman van 't Appelrevelt, beleend met het goed Borrink (1581), kerkmeester te Nijkerk (1590 en 1596), overleden tussen 28 juli 1617 - mei 1620, zoon van Philips Ottensz. Schrassert en Elisabeth van Estvelt.
Peel van Hennekeler, nagelaten onmondige zoon van zaliger Peel van Hennekeler en zijn weduwe Christina van Oldenbarnevelt; nog voor Lelitgen Elberts voor zich en als weduwe van Peter Pelen Lening 1 gld. per jaar aan de Vivarij op 't Stevens en Lauwerensaltaar in de St. Joriskerk. Voldaan Belending 1 aan de ene zijde: 1) de weduwe van Jan van Bijler Belending 2 aan de andere zijde: 1) Gerrit Thonisz, Gijsbert Jacobsz Appel Belending 3 overige
DNL 1940 kol 61.
gegoed onder Nijkerk (buurtschappen Slichtenhorst en A r c k
Coop Schrassert Philipsz. (overl. Putten 5 sept. 1647) schreef op 19 okt. 1621 aan de landdrost en stadhouder der lenen van het graafschap Bergh, dat ingeval hij zonder nazaten komt te overlijden, het goed Bornick, bij Voorst, “erven ende succederen sall op mijne twee susters als mit naemen joffer Henrica Schrasserts, weduwe van Diermen ende joffer Elisabeth Schrasserts, echtehuysfrou van Aelt van Arler, elcx ebemia(?) ende sonder dat d'een opten ander vordel oft enich prerogative recht sall mogen pretenderen. Bij conditie datt het voorschreven goet bij haer ende haren successeuren ende erfgenaemen in descendenti emea(?) sall bliven ende erven, maer daer die descendenten aen d'een oft des anderen sijde souden commen te deficieren datt alsdan des enen oft des anderen helfte van’t voorschreven goet wederom commen ende erven sall op die gene die mij onderschreven ten tijde van't versterff daerin die descendenten ontbraecken het naeste inden bloede souden bestaen, sonder distinctie van vaders oft moeders sijde ende dit opten last datt die voorschreven mijne susters mitten wtganck van't jaer nae mijnen doot aen mijn zwager Gerrit van Arlers kinderen sullen wtrichten d'somme van duisent carolus gulden ende aende twee kinderen van mijn zwager Gerrit van Coet als mit namen Reyner ende joffer Johanna van Coot elcx twe hundert vijftich gulden munte voorschreven.”
17-01-1677 Dr. Cornelis van Steenler investiture en oprukking als erfgenaam van zijn broer Arnolt van Steenler.
11-01-1699 Dr. Willem van Steenler, advocaat voor het Hof van Gelderland, investiture en oprukking als erfgenaam van zijn vader Dr. Cornelis van Steenler. 12-04-1699 Dr. Willem van Steenler consent voor het houwen van bomen. 10-05-1713 Willem van Steenler, advocaat voor het hof provinciaal, oprukking.
19-07-1661 Aernhold van Steenler investiture en oprukking als erfgenaam van zijn moeder Arnolda van Cooth.
Henrick van Arler (de Olde) geboren circa 1545 (was op 5 februari 1605 ongeveer 60 jaar aldus zijn eigen verklaring), en nog onmondig 1551, beleend met Larysgoed (1550), het goed tot Wullinck (1551) en de hof tot Emse; wordt 1595 aangemaand het goed Arler met zijn zuster Catharina te delen; was in 1580 te Harderwijk gildemeester van het St. Georgiusgilde, overleden na 16 augustus 1617; trouwde met Hermanna van der Heil, nog vermeld 1608, dochter van Cosijn en Truida ( Geertruidt) van Oldenbarnevelt
beleend met Larysgoed (1550) en het goed tôt W u l l i n c k (1551), alsmede de hof tôt Emse
Reynier Henricks ontving zijn kommissie als schout van Putten in 1619 van Prins Maurits
Luitenant in het regiment van de Generaal-Majoor Swanenburgh.
Johannes Jonas van
Gerardus Johannes Jonas van
Na overlijden van zijn boer Reynier in 1629 ontving Maurits de Kommise als schout van Putten van Prins Frederik Hendrik
Beleend met den hof van Emst 1550
Henrick van Arler schout te Putten (1539), nog vermeld 1541, overleden vóór 3 juni 1547; trouwde in of vóór 1533 met Naete van Hoeckelom (vermoedelijk een zuster van Griet van Hoeckelom, want deze noemt in 1539 Henrick van Arler haar zwager, overleden na 3 maart 1580. Op 25 juli 1547 is er een Missive van de Stadhouder aan Reyner van Arler en de weduwe van Henrick van Arler, met last om op 6 augustus a.s. voor het Hof te verschijnen ten einde tegen pastoor, kerkmeesters en kerspelslieden van Putten gehoord te worden in zake hun geschil over de Kleefsche penningen.
Verpacht in 1574 het schoutambt van Putten, als behorende tot denalatenschap van haar maan Reynier van Arler.
Heemraad van de Arkemeense Polder
VVGE Herengoederen deelII/201
06-08-1622 Aelt van Arler CO Elisabeth Schrassers bekomen transport na overdracht door hun (schoon)zuster Henrica Schrassers, weduwe van Nicolaus van Diermen, van 1/8 part, geassisteerd met haar broer en momber Coop Schrassers. N.B. Wederzijdse partijen hadden een 'gescheijt' gehouden over de nagelaten goederen van hun zaliger broer Evert Schrassert.
VVG herengoederen deelII.213 03-12-1614 Henrica Schrassert, weduwe van Niclaes van Diermen, en Elizabeth Schrassert, co van Aelt van Arler, bekomen transport van 1 /4 deel na overdracht door Evert en Coop Schrassert, gebroeders.
Peel van Hennekeler, nagelaten onmondige zoon van zaliger Peel van Hennekeler en zijn weduwe Christina van Oldenbarnevelt; nog voor Lelitgen Elberts voor zich en als weduwe van Peter Pelen Lening 1 gld. per jaar aan de Vivarij op 't Stevens en Lauwerensaltaar in de St. Joriskerk. Voldaan Belending 1 aan de ene zijde: 1) de weduwe van Jan van Bijler Belending 2 aan de andere zijde: 1) Gerrit Thonisz, Gijsbert Jacobsz Appel Belending 3 overige
DNL 1940 kol 61.
gegoed onder Nijkerk (buurtschappen Slichtenhorst en A r c k
Woonde te Putten op het Bollegoed, lijftochte zijn vrouw in 1603
DNL 1943 95
Uit dit huwelijk:
le. Elisabeth. van Arler, ged. Putten 24 Nov. 1602; ondertr.
Nijkerk 5 Maart 1641 Wolter van Twiller, zn. van Gysbert Woltersz.
2e. Margrieta van Arler, ged. Putten 26Nov. 1606; ondertr.
Nijkerk 18 April 1641 Everhard van Twiller, zn. van
Amelis Woltersz.
3e. Derck van Arler, ged. Putten 19 Aug. 1610, leeft nog Putten 20 Oct. 1636).
Batinge 702 Verklaring van Henr. Otters, dat hij het testament schreef voor Bia van Arler weduwe van Augustijn Pannekoeck te Nijkerk op Vetcamp en meent, dat zij niet uit geloofshaat hare vrienden onterfde, doch uit bizondere genegenheid hare schoondochter bevoordeelde. 11 Nov. Datering 1677 NB Het stuk is gemerkt en geliasseerd geweest. Het huis c.a. te Nijkerk op Vetcamp kwam van Bia van Arler, weduwe van Augustijn Pannekoeck, op Catharina Moey en haren man Lodewijck van Lommersum; - daarna aan Elisabeth van Arler (Bia's zuster) weduwe van Twiller; - en van deze (in 1701) aan hare dochter Aleida van Twiller gehuwd met Johan van Cockengen. Is wellicht dit huis (als andere goederen der Cockengen's) later overgegaan van Antonia van Cockengen op Clara de Bie weduwe Mackay en door de curators der vacante goederen van wijlen Gabriel Mackay overgedragen aan het St. Pieters-gasthuis te Arnhem, waarvan nog een stuk (zie nr. 695) afkomstig kan zijn? Omvang 1 stuk Vindplaats Drents Archief
- 1645: Acte, waarbij Elisabeth van Arler, weduwe van Wouter van Twiller en haar dochter Aeltgen 2 stukken land in de vrijheid overdragen aan Gerharda van Twiller, weduwe Van Nulde, aan wie het land bij huwelijks voorwaarden was toebedeeld ([GA Terschuur] inv. nr. 147).
Inventarisnummer 436-27 Datum 1670-10-02 Omschrijving I: 1) erf en goed gelegen te Hierden genaamd Grevenhof thans (1632) gebruikt door pachter Reijer Cornelissen [later genoemd Overkamp in de vrijheid van Harderwijck, welverstaande dat de landen van Heijman Broeck hier niet onder begrepen zijn] 2) twee erfelijke thienshoenderen uit een goed te Hulshorst thans (1632) behorende aan moeije Jan 3) stuk land genaamd Heltjens Camp [later genoemd Heijltjenscamp] 4) het achtste part van twee stukken land mede in de vrijheid van Harderwijk gelegen (gemeen met haar oom Aelbert Voeth en hare moeije] II: de grote en de kleine hoef leenroerig aan de "Lantvorstelijcke hoofheijt des vorstendoms Gelder en de Graafschaps Sutphen, gelegen in den ampte van Putten" III: bezit "leenroerigh aan den huijse Oijen gelegen in den ampte van Putten" Opmerkingen Betreft huwelijkse voorwaarden tussen Wouter van Twiller en Lijsbeth van Arlen en de (eerdere) huwelijkse voorwaarden tussen Henrick van Nuld en Gerarda van Twiller, de zuster van Wouter Twiller In deze akte genoemde personen: Wulfert van Hennckelaer en Rijckert van Twiller (huwelijkslieden van Henrick van Nuld a.s. bruidegom), Amelis van Twiller en Gerrit Aeltsen, burgemeester van Elburg (huwelijkslieden namens Gijsbert van Twiller en zijn vrouw Aeltje Voets voor hun dochter Gerarda van Twiller aanstaande bruid)
uit VVG genealogie fragmenten
- 2-10-1670: Huwelijkse voorwaarden tussen Wouter van Twiller en Lijsbeth van Arler (en eerdere huwelijksvoorwaarden tussen Henrick van Nuld en Gerarda van Twiller. Wulfert van Hennckelaer en Rijckert van Twiller zijn huwelijkslieden van Henrick van Nuld a.s. bruidegom, Amelis van Twiller en Gerrit Aeltsen, burgemeester van Elburg zijn huwelijkslieden namens Gijsbert van Twiller en zijn vrouw Aeltje Voets voor hun dochter Gerarda van Twiller aanstaande bruid. Het betreft:
I:
1) erf en goed gelegen te Hierden genaamd Grevenhof thans (1632) gebruikt door pachter Reijer Cornelissen [later genoemd Overkamp in de vrijheid van Harderwijck, welverstaande dat de landen van Heijman Broeck hier niet onder begrepen zijn]
2) twee erfelijke thienshoenderen uit een goed te Hulshorst thans (1632) behorende aan moeije Jan
3) stuk land genaamd Heltjens Camp [later genoemd Heijltjenscamp]
4) het achtste part van twee stukken land mede in de vrijheid van Harderwijk gelegen (gemeen met haar oom Aelbert Voeth en hare moeije]
II:
de grote en de kleine hoef leenroerig aan de “Lantvorstelijcke hoofheijt des vorstendoms Gelder en de Graafschaps Sutphen, gelegen in den ampte van Putten”
III:
bezit “leenroerigh aan den huijse Oijen gelegen in den ampte van Putten” ([AE] Transportregisters in het oud rechterlijk archief Amersfoort, nr. 436-27).
- 10-9-1679: De geregte helffte van den Smallen tient in den Ampt Putten en Nijkerk gelegen, in Dijremen, Hell, Holck en Sligtenhorst etc., waar aan d´Erffgen: van Zalr: Johan Willemsen een vierde part en de Erffgen: van Zalr. Burgemr Nijvelt, sampt Elisabeth van Arler wed: Twijllers voor het ander part aangecoft sijn met allen aankleven regt en geregtigheijt van dien, neffens een mergen Mehenlandt in Putten aan de Blijnde Steegh geleegen, toebehorende Arent van Corler en Jannichien Peters Eluijden.
Ao 1679 Den 10. Sept: beswaart met twee hondert gul: ten behoeve van Jacob van Westervelt en sijnen Erven, Geregistr: den 12 sept: 1679 ([GA PROT] inv. nr. 160, Putten 1675-1733, Diermen, fol. 9 2de maal).
ALijd is dezelfde als Aeltien Voets van Twiller Acte, waarbij Elisabeth van Arler, weduwe van Wouter van Twiller en haar dochter Aeltgen 2 stukken land in de vrijheid overdragen aan Gerharda van Twiller, weduwe Van Nulde, aan wie het land bij huwelijks voorwaarden was toebedeeld Datering:
1645 Omvang:
1 charter Vindplaats:
Gelders Archief
Zij erfde
2 Verklaring van Henr. Otters, dat hij het testament schreef voor Bia van Arler weduwe van Augustijn Pannekoeck te Nijkerk op Vetcamp en meent, dat zij niet uit geloofshaat hare vrienden onterfde, doch uit bizondere genegenheid hare schoondochter bevoordeelde. 11 Nov., 1677
Het stuk is gemerkt ?C? en geliasseerd geweest. Het huis c.a. te Nijkerk op Vetcamp kwam van Bia van Arler, weduwe van Augustijn Pannekoeck, op Catharina Moey en haren man Lodewijck van Lommersum; - daarna aan Elisabeth van Arler (Bia?s zuster) weduwe van Twiller; - en van deze (in 1701) aan hare dochter Aleida van Twiller gehuwd met Johan van Cockengen. Is wellicht dit huis (als andere goederen der Cockengen?s) later overgegaan van Antonia van Cockengen op Clara de Bie weduwe Mackay en door de curators der vacante goederen van wijlen Gabriel Mackay overgedragen aan het St. Pieters-gasthuis te Arnhem, waarvan nog een stuk (zie nr. 695) afkomstig kan zijn?
drents archief
Aleida woonde te Dordrecht
Resoluties Raad van State (178.229) Bookmark Delen Reageren Schepenakte 61 Akte van cautie gepasseerd voor de Bossche schepenen waarbij Alida Twiller weduwe van wijlen Assueru..., woensdag 10 april 1686 Beschrijving:
Akte van cautie gepasseerd voor de Bossche schepenen waarbij Alida Twiller weduwe van wijlen Assuerus Tullek in zijn leven raad der genoemde stad en Maurits Biben beiden wonende aldaar zich borg stellen voor de administratie van ontvanger Jacob Focanus voor een bedrag van 6000 gl. Ook nog een akte van cautie gepasseerd voor de burgemeesters en vroedschap van de stad Utrecht waarbij Johan van Heurn raad en schepen van genoemde stad en Maria van Heurn zich borg stellen [cautionarissen] voor de administratie van rentmeester Frans van Heurn voor een bedrag van 8000 gl. Datering:
woensdag 10 april 1686 Pagina:
213 Plaats:
's-Hertogenbosch Toegangsnummer: 178 Inventarisnummer: 229 Vindplaats: Brabants Historisch Informatie Centrum (BHIC)
Uit VVG genealogie fragmenten
Aeltien Voets Wouter van Twillersdr, ged. Nijkerk 05-03-1642, otr. (1) ald. 1666 Assuerus Tulleken, overl. v16-3-1715, zn. van Rutger Tulleken en Francoise de Leeuw, otr. (2) 1668 Dr. Johan van Cockengen, schepen, burgemeester Bommel, dijkgraaf v/d Bommelerwaard, overl. v16-4-1708.
- 7-10-1669: Aleyda van Twiller, getrout aen dr. Johan Cockengen, subst.
momber, beleent (de Cleijnen Hoef en 31 morgen) om te hebben qualificatie ad agendum ([Leen] nr. 27).
- 15-3-1671: Gerarda van Twiller genoemt Heeck 3), geassisteert met haer soon Ryckelt van Nulde, ende dr. Johan Cockengen nomine uxoris Aleida van Twiller laeten haer maechgescheit, den 15 Martii 1671 binnen Arnhem opgericht, approberen ende is Aleyda van Twiller door haer man, dr. Cockengen, als haeren hulder met dese twee leenen beleent ([Leen] nr. 27).
– 13-8-1684: Half huijs, hof staende in de Veenestraet daer van de wederhelfte toebhoort Rijckert van Nulde neffens nog den Moelencamp en 2 mergen lants te Neckevelde en 1 mergen tot Arck, toebehoorende dr. Johan van Cockengen verpandt ten behoeve van dr: Abraham Wilbrenninck met 2 duijsent gln: capitaal. Geregistreert den 13e Aug: 1684. (doorgestreept)
De verpandinge is afgedaen den 6. Julij 1684 (Gelders Archief, 0008 Staten van het Kwartier van Veluwen en hun Gedeputeerden, Protocollen van bezwaar, nr. 877 Nijkerk 1675-1733, fol. 39v).
– 1-12-1685: Volgens zegel en brief in dato den 1e Decemb: 1685 heeft Lodewijk Lommersen al sijn goederen in Nijkerk geleegen tot waerschap en onderpand gestelt van seecker goed Huddinck genaemt in Ampt van Putten tot Huijnen geleegen, dat hij verpandschapt heeft aen de vrouwe Geertruij van Deelen douagere van wijlen Heer Herman van Deelen voor een somma van sestienhondert gln: te verrenten tegens 6 pct: vrijgeld sonder eenige cortonge mits dat Huddings goed vrij en onbeswaert moet sijn. Reg: ten prothocolle den 7. Decemb: 1685.
Dit voors: huijs en hof ten onderpand gestelt van alle edictie en namaninge van seecker stuc klant met sijn holtgewas in de Ampte Putten so L Lommersen vercoft heeft aen Reijer Reijersen. Reg: ten prothocolle den 6. Janurr: 1687.
Bovenstaende half huijs, hof in de Veenestraete, daer van de wederhelfte Aert van Wilshuijsen toebehoort, toecomende dr: Johan van Cockingen neffens alle andere landerijen in den Ampte Nijkerk geleegen daer aen gepeijndt ter instantie van Hermen Dijk..ter, als volmr: van den WelGeb: Heer Jacob van Beijnum tot den Appelenburgh, heer van Tuijl en Naza. voor een restant van 22000 gl: ad 8163-:- cum interesse salvo calculo op den 22. Janrii: 1697. Reg: ten prothocolle den 25e dito. (doorgestreept)
Den 22e: Martii 1698 deese peijndinge opgeheeven volgens de hand van de heer Beijnem heer van Tuijl. Ten prothocol gerojeert 1698, den 26e Meij (Gelders Archief, 0008 Staten van het Kwartier van Veluwen en hun Gedeputeerden, Protocollen van bezwaar, nr. 877 Nijkerk 1675-1733, fol. 39v).
- 22-9-1688: Johan Cockengen, schepen der stadt Bommel on dijckgreef van Bommelerweert, en Aleida van Twiller laeten haer besloten dispositie approberen ([Leen] nr. 27).
– 7-12-1696: Twee Erffen gent: de Groote en den Kleijnen Hoff daar pagters van sijn van den grooten Jan Gerritsen ende van den kleijnen hoff Gerrit Jurriens, beide toebehorende Dor: Cochingen, Burgem tot Bommel en Joffer Aleijda van Twijler, EchteLuijden.
Ao. 1696 Den 7 Decemb: beswaart met nog mer andere goederen onder Putten met de som: van vier duijsent tweehondert guld: Capl: met den verlopen interest sedert den 1 Octob: 1690., ten behoeve van dHeer Henrik van Middagten, Heer van Schoonderbeek en Rigter int Oldebroek. geregistr: den 21 Janw: 1697 (laatste 2 alineas doorgestreept)
Dit post geroijeert op den 1 Septemb: 1700 alsoo mij vertont is de Eigenhandt van Jor: Middagten dat hij voldaan was en daarom Geroijeert (Algemene Toegang 0008; Ged. Staten van Veluwe nr. 160, Putten 1675-1733, Norden, fol. 2).
- 7-12-1697: Seekere erffen en goederen onder Putten eerstelijk het erff Den Groten Hoff, daar pagter op is Jan Gerritsen, idem Den Kleinen Hoff pagter Gerrit Juriens, een vierde van een erff gen[aam]t Motsengoet pagter Aelt Aelsen, een Erff den Huddink off 6 parten daar van pagter Wouter Hendriksen en nog een erff gen[aam]t Boeien pagter Jan Geuritsen, toebehorende Dr. Joh. Cockengen Burgerm[eeste]r te Bommel en Joffer Alijda van Twijler Echteluijden.
Ao. 1697 den sevenden decemb. beswaert bij form van peindonge ten behoeve van de welgebbr. Heer Jon. Henrik van Middagten, Heer tot Schoonderbeek richter in´t Oldebroek met vijer duijsent twee hondert gl. Capitaal neffens den verlopen intres sedert den eersten October 1690. Geregistr. den 21 1697.
Dit bovenstaande post geroieert alsoo mij vertoont is de eigen handt Jr. Henrik van Middagten dat mij ordonneert ´t selve te roieren actum den 1 september 1700 (Algemene Toegang 0008; Ged. Staten van Veluwe nr. 160, Putten 1675-1733, fol. 22v).
v
- 7-12-1696: Een vierde part van een Erff gen[aam]t Motsengoet daar pagter van is Aelt Aeltsen en vijff seste parten van een Erff gan[aam]t den Huddink daar pagter van is Wolter Hendriksen, toebehorende Dr. Jan Cockengen, Burgermr: tot Bommel en Joffer Alyda van Twijler Egteluijden.
Ao. 1696 den 7 decemb: beswaart bij form van peindinge en neffens meer andere goederen met vier duijsent twee hondert guld: neffens den verlopen interes sedert den 1 October 1690, ten behoeff van Henrik van Middagten, Heer van Schoonderbeek gereg[isteer]t den 21 jan: 1697 (doorgestreept)
Dit post geroijeert dewijl mij vertoont is de eijgen handt van Middagten op den 1 Septemb: 1700 (Algemene Toegang 0008; Ged. Staten van Veluwe nr. 160, Putten 1675-1733, Huinen, fol. 4).
- 25-1-1697: Een Erff gen[aam]t den groten hoff en een Erf den kleijnen hoff een vierde part van een Erff Modtsengoet, vijff sesde parten van t goet den Huddink en een Erff gen[aam]t gen[aam]t Boeijen alles toebehorende Dr. Johan Kockingen en sijn huijsvrouw Aleijda van Twiler Egteluijden.
Ao. 1697 den 25 januarii sijn des bovenstaande goederen beswaart bij form van peindinge uit Cragt van authorisatie van den heer Lantdrost van Veluwen met een restant van twee en twintig duijsent gl: ad agt duijsent een hondert drie en sestigh gln: ten behoeve van J[onke]r Jacob van Appelenburgh segge ten behoeff van den heer Jacob van Beinem tot den Appelenburgh, heer van Thuijl en Nasaret etc. gereg[reer]t den 13 10br: 1697 (doorgestreept)
Dit post geroijeert op den 19 Julii 1701. Also mij vertoont is een copie van dEijgen handt van de heer Beinem, dat de schult voldaan op den 22 maart 1698 (Algemene Toegang 0008; Ged. Staten van Veluwe nr. 160, Putten 1675-1733, Huinen, fol. 4).
- 19-3-1698: Drij mergen toebaxland, gnt: de Moelencamp derdehalf mergen tot Neckevelt noch twee mergen meede aldaer geleegen noch twee mergen achter de Bontepoort noch anderhalf mergen tot Arck, noch een mergen tot Neckevelt en twee mergen . den Harderbergersteegh, samen toebehoorende de heer Johan Kockingen ende juff Aleijde van Twijler, echteluijden.
Ao. 1698, den 19. Meert in pandschap uijtgedaen voor den tijd van drij jaeren voor een somma van vier duijsent gl: a vijf percent ten behoeve van Andreas Ardesch, scholtis, tot Nijkerken ende Geertruijdt Wackers, echteluijden. Reg: den 27. Meij 1698 (Gelders Archief, 0008 Staten van het Kwartier van Veluwen en hun Gedeputeerden, Protocollen van bezwaar, nr. 877 Nijkerk 1675-1733, fol. 40).
– 11-2-1701: Aleida van Twiller, erfgenaem haers moeders Elisabeth van Arler, wed. Twiller, na afgemaekt versuim beleent met de twe laetste parcelen. Hulder Johan van Cockengen, haer man beleent met leengoed bestaande uit huis a/d Vetkamp, aandeel aan ´Vleenenck/Vlijmgoed´, ´het Buytenland´, ´de Hulsekamp´, ´half Cluytengoed´ Nijkerken halve deling hout in het Putterbos ([Leen] nr. 25a).
- 16-4-1708: Adriaen Cockengen laet de bovenstaende dispositie openen, 13 Oct. 1702 ([Leen] nr. 27).
- 16-4-1708: Alida van Twiller na afgemaekt versuim en afsterven haers hulders Johan van Cockengen, haer man, doot eed verniwen ([Leen] nr. 27).
- 28-1-1707: De Groote en Kleijne Hoeff in Norden gelegen, item het Erff Boijen in de Buurschap Hell gelegen, Enck Erff den Hinderink en Moetzengoet in de Buijrschap Huijnen, alsmede aan een halve hoeve holts gent: Sprielderbos en een halve hoeff in t Putterbosch, toebehorende Aleijda van Twijler, wed. van wijlen d Hr: Johan Cockengen.
Ao. 1707. Den 28. Janu: beswaart off geaffecteert bij form van peindingh met de somma van vier duijsent glns:, met de verlopen interesse van dien ten behoeve van d Heer Henrik van Middagten tot Schoonderbeek luijt obligatie; als mede nog beswaart door Aert Evertsen van Wenckum met een somma van ses duijsent gln: met d verlopen interesse van dien.
(Algemene Toegang 0008; Ged. Staten van Veluwe nr. 160, Putten 1675-1733, Norden fol. 3).
- 16-4-1708: Een regt aghte part van een smalle tijent onder Putten en Nijkerk waar van de Coper den Ontvanger Deelen voor seven agtste parten geregtigt is, toebehorende vrou Aleida van Twiller.
Ao. 1708 den 16 April door Do[cto]r Adriaen van Cockingen als volm[achtige]r van sijn vrouwen moeder voors. Vercoft en opgedragen ten behoeff van de heer Ontfanger Generaal Albert van Deelen voor de som[me] van 200 gl. en de pen. betaalt. registr. den 23 April 1708 (Algemene Toegang 0008; Ged. Staten van Veluwe nr. 160, Putten 1675-1733, fol. 30v).
- 16-4-1708: Ao.1708 Den 16 April hebben dHeer van Vrieswijk en sijn Edele huijsfrou en Aert Evertsen van Winkop en sijn huijsfrou in volkomen verwin bekomen van Aleida van Twiler wed. van wijlen Dr. Johan van Cockingen en desselfs kinderen, dese naolgende goederen te weeten den kleijne en grote hoeve sijnde twee Erven, het regt off vijff sesteparten van t´Erff ´den Huddink´, en part in ´Motsengoet´ en t´erff ´Kleijn Boeien´ in de buirschap Hell geleegen, een halve deijlonge holts in t Putterbos, en een derde part van een hoeve holts in de Spreijlder bos, alsamen in den Ampte van Putten gelegen en dit alles met sijn holtgewassen en ap en dependentie daar toe gehorende niet van allen uijtgesondert, op dese conditien en beding de jaaren van redemptie in plaats van ses jaaren aght jaaren sullen sijn ein deselve goederen, konnen en mogen ingelost worden en voorts dat deselve door de wed: Cochingen en hare kinderen eenige perseelen goets sullen mogen verkopen publijk off in t openbaar te verkoopen: edog voor geen minder somm:, als dat daar mede affgelost kan worden een van die Capiatalen van 4000 off 6000 gln: met den interes en kosten van dien en is door dheer Albert van Deelen in desen verwalter Lantdrost van Veluwen dese verwinbrieff neffens gerigtsluijden beteikent en met sijn Edele pitsier bekragtigt datum als boven. registr: den 26 April 1708. Op den 25 April 1708 heeft de heer (vervolg op folio 5) Henrik van Middagten, heer van Vrieswijk als getrout aan Mevrouw van Middachten mij onders: toegesonden een brieff van sijn hoogEdele handt als dat sijn Edele en sijn hogEdele huijsfrou aan Aert Evertsen van Winckop cederen en overgeven haar Ed regt t geen sij hebben tot dit voorstaande verwin en bekennen geen regt daar meer aan te hebben nog te beholden, maar dat voors: Wickop nu volkomen toebehoort en sijn believen daar mede konnen doen; datum als boven. Geregistr: den 26. April 1708
Vide van dit verwin in Cessie fol 6 seq. ([GA PROT] inv. nr. 160, Putten 1675-1733, Huinen, fol. 4vso, 5).
– 12-6-1709: Alsoo deser werelt is komen te overlijden Aert Evertsen van Wenckum nalatende tot sijn wed. en boedelhouderse Elisabeth Collers en tot sijn kynderen ende erffgenamen Anna, Jacoba, Wijgmoet van Wenckum bij hem overleedene verwekt aan voors Elisabeth Collers, sijnde de voorlynder verwekt aan Grietjen Johannissen, haar vaders nalatenschap beweesen en overgelaten volgens opgerigt en geteikende magescheijt in dat den 6. April 1709 en dewijl de voors. Wedue en voors. Drij kynderen niet gelegen komt langer in gemeenschap des boedels te blijven sitten neen maar genegen sijn met den anderen te treeden tot finale schiffinge scheijdonge en delonge des boedels nadat den opgestelden en overgeleverden inventaris bij de respective erffgenamen wel rijpelijk was geëxamineert en geapprobeert in manieren als volgt
En wordt de voors. Voorkijnder met namen Anna, Jacoba en Wijgmoet Wenckum sijnde in desen geassisteert met den Hoog en Welgebooren heer Albert van Deelen heer van Oudenaller en Mouwerik etc, etc. als haren gecoren momber in desen, in voldoeninge van haar vaders nalatenschap bij desen toegedeelt acktien van verwin ter som. van tien duijsent capitaal tot laste van d´heer Johan Cockingen en sullen de renten bij voors. weduwe genoten tot ter tijd toe de voors. Kynder off een derselven buiten haar moeder sullen komen te behelpen en sal sij wed. tot die tijd toe geven kost en drank en kledinge en redinge na behoren waar mede sij wed. en voors. Kynder met assistentie als voren nu en ten eeuwigen daegen sullen en blijven geschifft gescheiden en gedeelt, sonder ietwes te reserveeren, tot naerkominge deses verbinden wij onders. Onse personen en goederen deselve submitteerende den WelEd. Hoeven van gelderland, en voorts alle andere heeren hoven en gerigten ten waeren oirconde in Nijkerk den 12 junij 1709 en was geteikent Elisabeth Collers, Anna van Wenckum, Jacoba van Wenckum, Wijgmoet van Wenckum, Anthonij van Goudoever en Albert van Deelen (Algemene Toegang 0008; Ged. Staten van Veluwe nr. 160, Putten 1675-1733, fol. 32vso, 33).
- 1-9-1709: Een vierde part van een Erff en goet genaamt ´Mossengoet´ daar van de andere drie vierde parten de wed: Cockingen en den huijsman die daar op woont toebehoren en dan nog anderhalve hoeve holts ofte deijlonge in de Putterbos en nog een halve hoeve holts in de Sprijelderbos waar van Jan Burgert Wolffsen de wederhelfte toebehoort, alsamen toebehorende Joffer Geertruijt Schrassert en haar samentlijke kijnderen.
Ao 1709 den 1 Septemb: beswaart bij form van pantschap voor den tijdt van een jaar met 600 gl: ad 6 p cte: dog soo d´intres betaalt wort op den verschijnsdag sal dan met vijff per cent volstaan; Edog van alles vrijgelt sonder eenige kortinge wat het soude mogen sijn, en in cas van oorlog off brandt dat godt Almagtig lang verhoede dat de pandtgoederen, geen pagt penn opbrnegen soo sal pandholder, het Capitaal en intres op pandoenders resteerende goederen verhalen en dit alles ten behoeff van Willem Ceeleman van Westervelt tot Harderwijk. Registr: den 16 7r: 1709.
En jaars bij aflos op te seggen dat bij Enkelde gln: penn: affgelost moet worden . registr: den 16 7br: 1709 (doorgestreept). Geroijeert den 4 Aug: 1710 ([GA PROT] inv. nr. 160, Putten 1675-1733, Huinen, fol. 5).
- 12-11-1710: Een vijffde part van seker Erff en goet genaamt ´den Kleijnen Huddink´ met alle saaijlanden, holtgewassen, plaggevelden zampt regt en geregtigheijt daar toe gehorende, gelegen onder den Ampte van Putten buyrschap Huijnen, daar van dwed: van Cockengen d andere vier vijfde parten toebehoren en nu bij de coperse in verwin beseten wordende, toestendig Gerritjen Jansen, wed: zallr Wouter Hendrixen.
Ao. 1710 den 12 November opgedragen en getransporteert aan en ten behoeve van Elisabeth Collers wed: van Aert Evertsen van Wenkum voor een s[omm]e van agt hondert en tien glden: waar van transportante bekent voldaan te sijn met 510 gl: aan gelt en een vestenisbrieff van 300 gl: soo in vercofte goet gevestigt staat ten profijte der diaconie van Putten, die Coperse met den 10 April 1710 tot haaren laste neemt, alles brederen inholt der origineele opdragt bij den scholtis Huijbers in name van dtransportanten beneffens Dries Killen van Diermen en Melis Aertsen van Broekhuijsen betekent en bezegelt quo relatio. Geregistr: den 23 Meert 1715 ([GA PROT] inv. nr. 160, Putten 1675-1733, Huinen fol. 6vso).
- 12-3-1715: 1715 Den 12 Meert heeft Elisabeth Collers wed. van Aert Evers van Wenkum geass[isteer]t met derselve schoonsoon Henr: Snoek in desen versogte momber bekent voor haar en haaren Erven van dCapitalen in den verwinsbrieff hier voor fol 4 verso in t´brede vermelt met alle verlopen interes en gedaan verschot sig samen monteerende dertien duijsent glns: 18 st: 8 penn: uijt handen van Mevrouw Aleida van Twiler, wed. van wijlen dHr Assuerus Tulleken in leven Raadt en Schepen der Stadt sHartogenbosch ten vollen betaalt te sijn derhalven t regt in desen gemelt ten eenemaal ontregtigt en ontgoedet wesende; gevende daarom t selve regt met alle aankleven van dien bij desen weder volkomentlijk over aan voorn: wed: Tulleken, ten eijnde om haar schoonste daar mede te doen, soo en in sulken voegen als haar Weled: sal oordeelen te behooren, en verits geen zegel gebruijk te dese getekent, en voorts versogt en gebeeden haar voorn: schoonzoon om dese acte van cessie harent wegen t willen betekenen en bezegelen en tot meerder stedigheijt versogt en gebeeden dHeer Hend: van Middagten, heer van Vrieswijk en Geurt van Thilen, scholtis van Nijkerk om silx mede als geerffden in Veluwen en mede voor soo veel nodigh als Leenmannen van Vrouw d´Abdisse van Elten vermits manquement van Leenmannen des furstendoms t´willen betekenen en bezegelen t´welk sij des versogt alsoo hebben gedaan, dit alles vermogens vertoonde origineele acte quo relatio. Geregistr: den 16 Meert 1715 ([GA PROT] inv. nr. 160, Putten 1675-1733, Huinen, fol. 6).
- 16-3-1715: Alyda van Twiller, wed. Assuerus Tulleken, laet approberen de cessie van het verwin, ten landregten gedaen den 20 April 1708, 12 Maert 1715 door Elisabet Colers, wed. Aert Evertse van Wencum, aen haer gedaen ([Leen] nr. 27).
- 30-6-1716: Alida van Twiller, wed. Assuerus Tulleken, uit kragt van verwin beleent, Hulder Johan Christoffel Tulioken (Leen] nr. 27).
- 12-6-1717: Rutger en Bverhard Tulleken, mitsgaders Frederik Schortes, in
huwelijk hebbende gehad Margareta Alyda Tulleken, erfgenamen haers moeders en schoonmoeders Alyda van Twiller, beleent ([Leen] nr. 27).
- 29-10-1727: Frederik Hendrik Schortes laet approberen de scheidinge van 14 Dec. 1718 tussen de kinderen en erfgenamen van Alida Twiller, weduwe en boedelhouderse van Assuerus Tulleken opgerigt, waerbij hem dese twe lenen sijn toegedeelt, 29 Oct. 1720. Verder zijn de beleeningen gelijk aan die sub 25a par. 1 ([Leen] nr. 27).
Schepen van Bommel, Dijckgraef van Bommelerweerdt
Regest 700 Dor. Johan Cockengen, burgemeester der stad Bommel en dijkgraaf in Bommelerwaard, voor hem zelf en als gemachtigde van zijn huisvrouw Aleida van Twiller vermogens volmacht, op 23-06-1682 voor schepenen der stad Bommel gepasseerd, verklaren wel en deugdelijk ontvangen te hebben van Dor. Arnold Tulleken en Elisabet de Vree e.l. een kapitale somme van 2000 gl., welke hij, comparant, belooft te verrenten met 6 gl. vrij geld van ieder honderd tot de effectieve restitutie toe [enz.], voor de voldoening van welk kapitaal sampt interesse comparant verbindt zijn persoon en goederen en voorts tot een speciaal hypotheek en onderpand stelt de Munnichuiser tient, gemelde comparant bij magescheid gelijk toegedeeld op 10-03-1662, gelegen in den schependom van Arnhem, op 17-07-1642 door wijlen zijn vader aangekocht [enz.]; Datering:
26-06-1682 Folio:
251r-251v Toegangsnummer:
2003 ORA Arnhem Inventarisnummer:
420
28-1-1707 De Groote en Kleijne Hoeff in Norden gelegen, item het Erff Boijen in de Buurschap Hell gelegen, Enck Erff den Hinderink en Moetzengoet in de Buijrschap Huijnen, alsmede aan een halve hoeve holts gent: Sprielderbos en een halve hoeff in t Putterbosch, toebehorende Aleijda van Twijler, wed. van wijlen d’ Hr: Johan Cockengen.
Ao. 1707. Den 28. Janu: beswaart off geaffecteert bij form van peindingh met de somma van vier duijsent glns:, met de verlopen interesse van dien ten behoeve van d’ Heer Henrik van Middagten tot Schoonderbeek luijt obligatie; als mede nog beswaart door Aert Evertsen van Wenckum met een somma van ses duijsent gln: met d verlopen interesse van dien ([GA PROT] inv. nr. 878, Putten, Norden fol. 3).
0420 Huis Oldenaller Inventaris Bookmark Delen Reageren Archiefdienst 42 Eigendomsbewijs voor Albert van Delen tot Spanckeren, heer van Maurik, van 1/8 deel van de smalle tiend onder Putten en Nijkerk aan de Leegte, waarvan hij reeds 7/8 deel bezit, afkomstig van dr. Adriaan van Cockengen namens diens moeder Aleida van Twiller, 1708. 1 charter Vindplaats:
Gelders Archief
Batinge 702 Verklaring van Henr. Otters, dat hij het testament schreef voor Bia van Arler weduwe van Augustijn Pannekoeck te Nijkerk op Vetcamp en meent, dat zij niet uit geloofshaat hare vrienden onterfde, doch uit bizondere genegenheid hare schoondochter bevoordeelde. 11 Nov. Datering 1677 NB Het stuk is gemerkt "C" en geliasseerd geweest. Het huis c.a. te Nijkerk op Vetcamp kwam van Bia van Arler, weduwe van Augustijn Pannekoeck, op Catharina Moey en haren man Lodewijck van Lommersum; - daarna aan Elisabeth van Arler (Bia's zuster) weduwe van Twiller; - en van deze (in 1701) aan hare dochter Aleida van Twiller gehuwd met Johan van Cockengen. Is wellicht dit huis (als andere goederen der Cockengen's) later overgegaan van Antonia van Cockengen op Clara de Bie weduwe Mackay en door de curators der vacante goederen van wijlen Gabriel Mackay overgedragen aan het St. Pieters-gasthuis te Arnhem, waarvan nog een stuk (zie nr. 695) afkomstig kan zijn? Omvang 1 stuk Vindplaats Drents Archief
Coenrad Jan van Zuylen van Nyvelt tot Glinthorst, geb. 1718, Amptsjonker van Barnevelt 26 April 1736, van Rhede 15 Mei 1760. Geadmitteerd in de Ridderschap van Veluwe 25 April 1738. Burgemeester van Arnhem. Gecommitteerd ter Generaliteit 1750, 51, 58, 59 — 62, 65 — 67. Ter Admiraliteit op de Maze 1747, te Amsterdam 1754, 55, in 't Noorder-Quartier 1763. Gedeputeerde 1765. t 1767. Tr. Theodora Wilhelmina van Lynden, Jasper Hendrik tot Ressen en Geertruid van Dedem d'. Zij hertr. met V von Wattenvryl. f 30 Jan. 1796.
Richard van Nulde, lidmaat Harderwijk 1665, collator Heer Abelsvicarie, otr. Harderwijk 20-06-1652 Jfr. Maria van Zuijlen van Nijveldt, ged. Putten 10-04-1636, dr. van Jr Frederick van Zuijlen van Nieveldt en Bia van Arler, v. Putten. - 1651: Lijst van thinsgoederen van Rycket van Nulde en Gijsbert van Twiller over de jaren 1638-1660, opgesteld in 1651 ([GA Terschuur] inv. nr. 62). - 1572-1722: Acte, waarbij Rycket van Nulde, als praelegaat, het Gentse leen Groot Gerwarden te Gerven overdraagt aan Gerharda van Nulde, met acte in margine, waarbij Johan, baron van Gendt, dit bekrachtigd, 1678. Met oudere en latere acten van belening en lijftocht, 1572, 1574, 1582, 1582, 1589, 1701, 1722 ([GA Terschuur] inv. nr. 186, 7 charters). - 28-6-1652: Op heden 28 juni 1652 is aan Sticker Loefsen en Roelof Hegeman schepenen alhier vertoont een bijlbrief luidende van woord tot woord: “Wij Joan Alphert Brink en Gerhardt van Dompseler burgems te Harderwijk van wegen de erenfeste Rijcholt van Nulde toecomende bruidegom ten eenre en Frederik van Zuilen van Nyvelt genaamt Witten en Joan Schrassert burgemeesters der stad Harderwijk vanwege de erentrijke joffer Maria van Zuilen van Nyvelt toekomende bruid ten andere zijde en vermits deze open huwelijksbrief dat wij als naaste vrienden en huwelijkslieden een huwelijk gesloten hebben als volgt Dat zij elkander tot echtgenoten nemen enz enz. en dat hij inbrengt al zijn gerede en ongerede leen tins en heerlijke goederen Waartegen Ffrederik van Zuilen van Nyvelt en juffr Bya van Arler echtel. hun dochter medegeven hun halve huis in Nijkerk waar Claas van Steenler inwoont en een aanpart in een erf en goed ‘Zuidwijck’ gen. onder Putten en verder de erfenis van haar ouders Indien het huwelijk kinderloos blijft gaat alles terug vanwaar het gekomen is. Dat zij elkaar verder betuchtigen enz enz get. 28 juni 1652 coram supra dictis” (H. Fikse, Samenvattingen protocollen van vrijwillige rechtspraak, Elburg 1647-1656, 2004). - 4-11-1652: Sententie van het Hof (en van den kelner van Putten) over de possessie der helft van het abtsgoed Cleyn Hell, kwestieus tusschen Herman van Oldenbarnevelt en Rychardt van Nulde, nom. ux. Maria van Zuylen van Nijevelt, 1652 November 4. Afschrift (c. 1680). 1 stuk. N.B. Het abtsgoed waarover kwestie was behoorde tot de nalatenschap van een kinderloos gestorven zoon van Aelt van SteenIer en Maria van Eck (OAR Harderwijk, inv. nr. 2062). - 1659: Acte, waarbij Jan Gerritsen Westenenck, Huybert Jansen van Lier, Fredericus Buytenhuys, Caspar Hepsen en hun huisvrouwen de helft van een huis in de Bruggestraat overdragen aan Rycket van Nulde en Maria van Zuylen van Nyevelt, echtelieden ([GA Terschuur] inv. nr. 133). - 1678: Acte, waarbij Rycket van Nulde, als praelegaat, het Gentse leen Groot Gerwarden te Gerven overdraagt aan Gerharda van Nulde, met acte in margine, waarbij Johan, baron van Gendt, dit bekrachtigt, 1678. Met oudere en latere acten van belening en lijftocht, 1572, 1574, 1582, 1582, 1589, 1701, 1722 ([GA Terschuur] inv. nr. 186). - 16-3-1679: Jr: Jurrien van Middagten tot Overgoor en vrouwe Catharina van Arler, echteL: voor d´ eene helfte en Rijckit van Nulde, als vader en vooght van sijne drij onmundige kinderen voor d´ andere helfte hebben vercoft, gecedeert en getransporteert aen Gerrit Aerts Smit en Aeltje Claes, echtel: huijs, hof en hofsteede met alle sijn appendentien en toebehooren staende aen de straet den 16 Martii 1679. Reg: 26. April 1679 ([GA PROT] inv. nr. 877, Nijkerk 1675-1733, fol. 29v).
Peel/Pelgrom Wulven/Wolfsen, geb. 1663, overl. 1709, zn. van Aernt/Arnold Wolfsen, ‘der rechten doctor’ en burgemeester Elburg 1661, 1677, en Jfr. Wobbina Reefsen, v. Elburg 1661. - 1694: Acte van huwelijksvoorwaarden tussen Pelgrim Wolffsen en Gerharda van Nulde ([GA Ter Schuur] inv. nr. 20). - 1696: Eigendomsbewijs voor Sywart van Wijnbergen, heer van Oldenaller, van 1/8 deel van de smalle tiend bij Aller, waarvan hij reeds 6/8 deel bezit, afkomstig van Pilgrum Wolffsen en diens vrouw Gerharda van Nulde en van Aleida van Nulde, 1696. 1 stuk ([GA] 0420 Huis Oldenaller, nr. 41). - 1698: Akte, waarbij Hendrik Ignatius van Huyssen en Maria Adelheyt van Wel, zijn vrouw, Pilgrom Wolfsen en Gerharda van Nulde, zijn vrouw, Agnes en Weyminee van Huyssen, en Helena van Huyssen, als erfgenamen van Brenckje Schraasert, een graf in de kerk te Nijkerk overgeven aan Meynt Brantsen ([GA] 0380 Boerderij Ten Broecke, nr. 38). - 1698: Acte, waarbij Roedolph van den Clooster tot Rheebrugge en Helena Schrassert, echtelieden, Roederick Schrassert en diens broeders en zuster 1/16 van de Hulsencamp en de akker daarachter gelegen overdragen aan Pilgrum Wolffsen en Gerharda van Nulde ([GA Ter Schuur] nr. 148).
- 30-5-1729: Wij Jacob Winter van de Graaf der regten doctor BurgerM: der Stadt Harderwijk en Bernard Wilhem Pannekoek doen Cont en certificeeren mits desen dat voor ons in qual[iteij]t als Leenmannen den eersten van desen Furstendom en Graaffschap en de tweede van den Huijse Putten, (:bij gebrek van Gentsche Leenmannen :) ende mede in qual[iteij]t als geerffdens in Veluwe gecompareert, en erschenen sijn Frederik Visscher en Vrouwe Maria Robina Wolffsen Eheluijden de vrouw geassisteert met haren Eheman voorn: dewelke bekende opregt en deugdelijk schuldig te sijn aan de Heeren Jacobus van Westervelt en Anthonij van Westervelt Burgermr: der Stadt en haar WelEd: Erffgen: off regt hebbende een capitale somma van ses duijsent Car: guldens ad 20 st: hollants t stuk procedeerende uijt drie distinele obligatien deerste gedateert den 21. decemb: 1723 ad twee duijsent gldens, dtweede den 20 Maij 1724. ad twee duijsent gldens, de derde den 4 Maij 1728. ad een duijsent gldens, en dan nog wegens op heeden daar toe aangetelde penningen ad een duijsent gelijke gldens, waar van de comparanten belooffden jaarlijx te betaalen een rente van vijff gelijke gldens per centum edog indien deselve binnen een vierdeel jaars na den verschijnsdag (: waar van d eerste sal sijn heeden over een jaar :) betaalt werde sullen Comparanten met vier ten hondert konnen volstaan, inde sal dese Interesse haaren Cours holden tot dat het voorseijde Capitaal sal wesen erleijt en affgelost, waaromtrent bedongen is, dat de afflosse, sal mogen geschieden bij vier off twee duijsent guldens te gelijk soo nogtans dat in cas van afflosse dopsage van deene off andere kant, een vierdeel jaars voor den verschijnsdag gerigtelijk geinsinueert sal moeten worden, verbindinde voor Capitaal, renten en allen verderen hinder, costen en schaede haere personen Erffgenamen en goederen, ende verbindinde spacialijk voor het voors: capitaal ter summa van vier duijsent guldens interesse en costen van dien haare Erve ende goet, geleegen in den Ampte van Putten Buijrschap Huijnen Groot Garvenden genaamt althans bij Evert Tijmensen Meijers Wijse gebruijkt wordende, met alle desselfs ap en dependentien (10) Saeij, weij en hoijlanden holtgewassen en allen aankleven van dien, sijnde aan den Gentschen Leenhoff Leenroerig ende voor de overige twee duijsent guldens interesse en costen van dien dpeciaal verbindende haar Erve en goet tot Campveldt onder Ermel gelegen, bij Jacob Beertsen as pagter gebruijkt wordende ook met all desselfs regt en geregtigheijt saaij weij en hoijlanden en verderen aankleven van dien, een hoeve op Rietbroek ses koeijen weijden in de Polsbroeken en omtrent twee mergen saaijlandt en twee heetveldjes geleegen n den Ampte van Ermel buijrschap Telcht, soo ende als de voorseide goederen en perseelen haar Comparanten bij Magescheidinge van den 13. October 1725 uijt des tweede comparants Olderlijke boedel sijn aan en toebedeijlt, en is expresselijk bedongen, dat inval de comparanten den interesse verder als een jaar lieten verlopen, ende het eene jaar niet uijt het andere hielden, als dan d;Heeren Renthefferen vrij sal staan hare verlopen rente uijt de revenues, opkomsten en pagten der voorseide gehypotheseerde goederen op te beuren en te ontfangen buijten eenige forme van proces, daar toe haar WelEd. Desen van nu aff sal dienen voor een lopende assignatie ende hare quitantien den bouwlieden en gebruijkeren sullen strecken tot voldoeninge ook belooffden sij comparanten de voorseide goederen niet in ongelden te laaten verlopen off deselve door verval off andersints eeniger maaten te verminderen offte verergeren, alles met renuntiatie van alle contrarieerende exceptien van ongetelden gelden, ordre, excussie en allen anderen, onder submissie aan den Hove Provinciaal van Gelderlandt, en alle amderen Righteren en gerigten. Des te oirconde is dese bij ons Leenmannen en Geerffdens in Veluwen nevens de Comparanten betekent en bezegelt binnen Harderwijk den 30 Meij 1729. Geregistr: den 8 Junij 1729 [GA PROT] inv. nr. 160, Putten 1675-1733, Huinen, fol. 9vso, 10).
zij was in 1640 nog onmondig
VVG herengoederen deelII 213 Middelwijck onder Putten.
2-11-1640 Anna van Dompseler, onmondig, dochter van zaliger Sophia Pannekoeck bij Evert van Dompseler, luitenant te paard, investiture en oprukking als erfgenaam van haar grootvader zaliger Maurits Pannekoeck, geassisteerd met Augustin Pannekoeck als momber.
21-01-1648 Anna van Dompseler oprukking (16-05-1654, 22-01-1663, 27-05-1669).
07-11-1667 Anna van Dompseler dispositie ten behoeve van haar broeder Hendrick (of Herman) van Dompselaer voor de zaalweer plus 2 /3 part.
Hij vlucht bij de komst van de Fransen
Evert v. Tw. was als ouderling te Nijkerk vanwege de Harderwijker classis op de Arnh. synode v. 29 Sept.—4 Oct. 1652 tegenwoordig.
- 12-2-1667: Item eodem die Assuerus Tolliken maritus van Alheidis van Twiller solvit 4 florenos Rhenensis ratione Everardi Twiller .\. 13-4-0 ([STAMA 441] (1667)).
1655 3. Van het Groote Boeckhorst. 28 Januarij EVERT VAN TWILLER solvit het versterff van MELIS VAN TWILLER met 13-4-0.
TOE BOECOP, EEN OOK MET KAMPEN VERBONDEN GESLACHT
K.Schilder
De Toe Boecops, die zich later Van Boecop zijn gaan noemen, behoorden tot de
Nederlandse adel en droegen de titel baron of barones.
Ook de nog als enige van zijn geslacht levende Arent van Boecop draagt deze titel, die hoewel hij pas officieel werd bij de erkenning van het adeldom der Van Boecops in de jaren 1822 en 1824, al in het begin van de 18e eeuw door hen werd gebruikt.
In 17e-eeuwse en eind-16e eeuwse bronnen duidt men hen aan als jonkers en joffers, daarvoor werden in de regel voor leden van de Iage adel geen titels gebruikt, hoewel dat per streek kan verschillen.
Aan de adellijke
afstamming van de familie behoeft niet te worden getwijfeld; leden van de oudste
generaties hebben in Gelderland functies bekleed die slechts aan dienstmannen van de
hertogen werden gegeven. Ook zien wij enkelen van volgende generaties als leden van de
Ridderschap van Gelderland.
Als de Toe Boecops niet trouw gebleven waren aan het
katholieke geloof, waren zij in de eeuwen na de reformatie misschien wel in de Ridder-
schap van Overijssel geadmitteerd, want aan drie van de vier daartoe vereiste voor-
waarden voldeden zij, namelijk het bezit van adeldom, een edelmanswoning en een
bepaalde welstand
ROUW- OF WAPENBORDEN EN GRAFMONUMENTEN IN DE ST. JANSKERK TE s-HERTOGENBOSCH.
Nog hing er een wapenbord van mr. Evert Tulleken, griffier der stad s Hertogenbosch, overleden 16 September 1732 ; van He u r n deelde daarvan mede, dat hij het niet kon beschrijven wegens de hoogte, waarop het zich bevond, alsook omdat er andere wapenborden voorhingen.
Verkocht de heerlijkheid Stiphout en Croy 9 nov. 1763.
Nale van Arler, vermeld 1554, overleden na 28 juni 1617; trouwde 1e vóór 18 oktober 1568 met Mauritius Pannekoeck; trouwde 2e vóór 31 juli 1582 met Johan Slodt (of Jan Slootse), overleden tussen 9 september - 23 november 1582; trouwde 3e (huwelijkse voorwaarden) 23 juli 1586 met Evert Schrassert Philipsz. maalman van 't Appelrevelt, beleend met het goed Borrink (1581), kerkmeester te Nijkerk (1590 en 1596), overleden tussen 28 juli 1617 - mei 1620, zoon van Philips Ottensz. Schrassert en Elisabeth van Estvelt.
Hertog Karel van Gelre voegde het Reemsterveld bij het domein Rozendaal. In 1516 droeg hij deze domeinen, samen met het door brand aangetaste kasteel Rozendaal, over aan zijn onderdrost Gerrit van Scherpenzeel, genoemd Palick.
http://www.vantwillert.net/album/geneafo/HuisHackfort.htm#tweededoc
Functie als Drost van de Veluwe
Hertog Karel van Gelre voegde het Reemsterveld bij het domein Rozendaal. In 1516 droeg hij deze domeinen, samen met het door brand aangetaste kasteel Rozendaal, over aan zijn onderdrost Gerrit van Scherpenzeel, genoemd Palick. Zijn zoon Willem van Scherpenzeel verwierf nog meer gronden op de Veluwe, waaronder jachtterreinen (z.g. Conijnwaranden). Hierbij hoorden ook twee erven te Mossel en later ook de conijnwaranden van Delen en Ede. Op een kaart uit 1632 is het landgoed Planken Wambuis al vastgelegd met praktisch de thans nog bestaande grenzen. Het wordt dan ‘Het veld van Reems of Roosendaels’ genoemd. Op deze kaart zijn de hoeven Oud- en Nieuw Reemst en op Mossel al ingetekend. Het landgoed was dan al overgegaan in handen van het geslacht Van Dordt (1579-1632) en daarna aan het geslacht Van Arnhem (1632-1721)
Wordt genoemd in lijst van leenmannen in De lenen van Wijk 1355-1664(1667) (Wijk bij Duurstede) onder Scherpenzeel:
13-6-1612: Gerard Arnoutsz. voor Johan van Scherpenzeel, drost van de Veluwe,
Wordt genoemd in lijst van leenmannen in De lenen van Wijk 1355-1664(1667) (Wijk bij Duurstede) onder Scherpenzeel:
22-11-1619: Johan van de Vecht voor Willem van Scherpenzeel, onmondig, bij dode van Johan, diens vader, 100 fol. 47v-48.
31-3-1637: Hendrik van Westerholt, heer van Scherpenzeel, Hackfort en Peursum, voor N.N. van Scherpenzeel, zijn vrouw, bij dode van Willem, haar broer, 103 fol. 187v-188.
Wordt genoemd in lijst van leenmannen in De lenen van Wijk 1355-1664(1667) (Wijk bij Duurstede) onder Scherpenzeel:
31-3-1637: Hendrik van Westerholt, heer van Scherpenzeel, Hackfort en Peursum, voor N.N. van Scherpenzeel, zijn vrouw, bij dode van Willem, haar broer, 103 fol. 187v-188.