Aleida van Twiller



meer over het geslacht Twiller
















Aeltien
Joffer
(Joffer)
(Aeltien Voets Wolters van Twiller Twiller)
Click voor vergrotingen
  • Bloedverwantschap : 0,2%

Aantekeningen

ALijd is dezelfde als Aeltien Voets van Twiller Acte, waarbij Elisabeth van Arler, weduwe van Wouter van Twiller en haar dochter Aeltgen 2 stukken land in de vrijheid overdragen aan Gerharda van Twiller, weduwe Van Nulde, aan wie het land bij huwelijks voorwaarden was toebedeeld Datering:

1645 Omvang:

1 charter Vindplaats:

Gelders Archief

Zij erfde

2 Verklaring van Henr. Otters, dat hij het testament schreef voor Bia van Arler weduwe van Augustijn Pannekoeck te Nijkerk op Vetcamp en meent, dat zij niet uit geloofshaat hare vrienden onterfde, doch uit bizondere genegenheid hare schoondochter bevoordeelde. 11 Nov., 1677

Het stuk is gemerkt ?C? en geliasseerd geweest. Het huis c.a. te Nijkerk op Vetcamp kwam van Bia van Arler, weduwe van Augustijn Pannekoeck, op Catharina Moey en haren man Lodewijck van Lommersum; - daarna aan Elisabeth van Arler (Bia?s zuster) weduwe van Twiller; - en van deze (in 1701) aan hare dochter Aleida van Twiller gehuwd met Johan van Cockengen. Is wellicht dit huis (als andere goederen der Cockengen?s) later overgegaan van Antonia van Cockengen op Clara de Bie weduwe Mackay en door de curators der vacante goederen van wijlen Gabriel Mackay overgedragen aan het St. Pieters-gasthuis te Arnhem, waarvan nog een stuk (zie nr. 695) afkomstig kan zijn?

drents archief

Aleida woonde te Dordrecht

Resoluties Raad van State (178.229) Bookmark Delen Reageren Schepenakte 61 Akte van cautie gepasseerd voor de Bossche schepenen waarbij Alida Twiller weduwe van wijlen Assueru..., woensdag 10 april 1686 Beschrijving:

Akte van cautie gepasseerd voor de Bossche schepenen waarbij Alida Twiller weduwe van wijlen Assuerus Tullek in zijn leven raad der genoemde stad en Maurits Biben beiden wonende aldaar zich borg stellen voor de administratie van ontvanger Jacob Focanus voor een bedrag van 6000 gl. Ook nog een akte van cautie gepasseerd voor de burgemeesters en vroedschap van de stad Utrecht waarbij Johan van Heurn raad en schepen van genoemde stad en Maria van Heurn zich borg stellen [cautionarissen] voor de administratie van rentmeester Frans van Heurn voor een bedrag van 8000 gl. Datering:

woensdag 10 april 1686 Pagina:

213 Plaats:

's-Hertogenbosch Toegangsnummer: 178 Inventarisnummer: 229 Vindplaats: Brabants Historisch Informatie Centrum (BHIC)


Uit VVG genealogie fragmenten
Aeltien Voets Wouter van Twillersdr, ged. Nijkerk 05-03-1642, otr. (1) ald. 1666 Assuerus Tulleken, overl. v16-3-1715, zn. van Rutger Tulleken en Francoise de Leeuw, otr. (2) 1668 Dr. Johan van Cockengen, schepen, burgemeester Bommel, dijkgraaf v/d Bommelerwaard, overl. v16-4-1708.

- 7-10-1669: Aleyda van Twiller, getrout aen dr. Johan Cockengen, subst. momber, beleent (de Cleijnen Hoef en 31 morgen) om te hebben qualificatie ad agendum ([Leen] nr. 27).

- 15-3-1671: Gerarda van Twiller genoemt Heeck 3), geassisteert met haer soon Ryckelt van Nulde, ende dr. Johan Cockengen nomine uxoris Aleida van Twiller laeten haer maechgescheit, den 15 Martii 1671 binnen Arnhem opgericht, approberen ende is Aleyda van Twiller door haer man, dr. Cockengen, als haeren hulder met dese twee leenen beleent ([Leen] nr. 27).

– 13-8-1684: Half huijs, hof staende in de Veenestraet daer van de wederhelfte toebhoort Rijckert van Nulde neffens nog den Moelencamp en 2 mergen lants te Neckevelde en 1 mergen tot Arck, toebehoorende dr. Johan van Cockengen verpandt ten behoeve van dr: Abraham Wilbrenninck met 2 duijsent gln: capitaal. Geregistreert den 13e Aug: 1684. (doorgestreept) De verpandinge is afgedaen den 6. Julij 1684 (Gelders Archief, 0008 Staten van het Kwartier van Veluwen en hun Gedeputeerden, Protocollen van bezwaar, nr. 877 Nijkerk 1675-1733, fol. 39v).

– 1-12-1685: Volgens zegel en brief in dato den 1e Decemb: 1685 heeft Lodewijk Lommersen al sijn goederen in Nijkerk geleegen tot waerschap en onderpand gestelt van seecker goed Huddinck genaemt in Ampt van Putten tot Huijnen geleegen, dat hij verpandschapt heeft aen de vrouwe Geertruij van Deelen douagere van wijlen Heer Herman van Deelen voor een somma van sestienhondert gln: te verrenten tegens 6 pct: vrijgeld sonder eenige cortonge mits dat Huddings goed vrij en onbeswaert moet sijn. Reg: ten prothocolle den 7. Decemb: 1685. Dit voors: huijs en hof ten onderpand gestelt van alle edictie en namaninge van seecker stuc klant met sijn holtgewas in de Ampte Putten so L Lommersen vercoft heeft aen Reijer Reijersen. Reg: ten prothocolle den 6. Janurr: 1687. Bovenstaende half huijs, hof in de Veenestraete, daer van de wederhelfte Aert van Wilshuijsen toebehoort, toecomende dr: Johan van Cockingen neffens alle andere landerijen in den Ampte Nijkerk geleegen daer aen gepeijndt ter instantie van Hermen Dijk..ter, als volmr: van den WelGeb: Heer Jacob van Beijnum tot den Appelenburgh, heer van Tuijl en Naza. voor een restant van 22000 gl: ad 8163-:- cum interesse salvo calculo op den 22. Janrii: 1697. Reg: ten prothocolle den 25e dito. (doorgestreept) Den 22e: Martii 1698 deese peijndinge opgeheeven volgens de hand van de heer Beijnem heer van Tuijl. Ten prothocol gerojeert 1698, den 26e Meij (Gelders Archief, 0008 Staten van het Kwartier van Veluwen en hun Gedeputeerden, Protocollen van bezwaar, nr. 877 Nijkerk 1675-1733, fol. 39v).

- 22-9-1688: Johan Cockengen, schepen der stadt Bommel on dijckgreef van Bommelerweert, en Aleida van Twiller laeten haer besloten dispositie approberen ([Leen] nr. 27).

– 7-12-1696: Twee Erffen gent: de Groote en den Kleijnen Hoff daar pagters van sijn van den grooten Jan Gerritsen ende van den kleijnen hoff Gerrit Jurriens, beide toebehorende Dor: Cochingen, Burgem tot Bommel en Joffer Aleijda van Twijler, EchteLuijden. Ao. 1696 Den 7 Decemb: beswaart met nog mer andere goederen onder Putten met de som: van vier duijsent tweehondert guld: Capl: met den verlopen interest sedert den 1 Octob: 1690., ten behoeve van dHeer Henrik van Middagten, Heer van Schoonderbeek en Rigter int Oldebroek. geregistr: den 21 Janw: 1697 (laatste 2 alineas doorgestreept) Dit post geroijeert op den 1 Septemb: 1700 alsoo mij vertont is de Eigenhandt van Jor: Middagten dat hij voldaan was en daarom Geroijeert (Algemene Toegang 0008; Ged. Staten van Veluwe nr. 160, Putten 1675-1733, Norden, fol. 2).

- 7-12-1697: Seekere erffen en goederen onder Putten eerstelijk het erff Den Groten Hoff, daar pagter op is Jan Gerritsen, idem Den Kleinen Hoff pagter Gerrit Juriens, een vierde van een erff gen[aam]t Motsengoet pagter Aelt Aelsen, een Erff den Huddink off 6 parten daar van pagter Wouter Hendriksen en nog een erff gen[aam]t Boeien pagter Jan Geuritsen, toebehorende Dr. Joh. Cockengen Burgerm[eeste]r te Bommel en Joffer Alijda van Twijler Echteluijden. Ao. 1697 den sevenden decemb. beswaert bij form van peindonge ten behoeve van de welgebbr. Heer Jon. Henrik van Middagten, Heer tot Schoonderbeek richter in´t Oldebroek met vijer duijsent twee hondert gl. Capitaal neffens den verlopen intres sedert den eersten October 1690. Geregistr. den 21 1697. Dit bovenstaande post geroieert alsoo mij vertoont is de eigen handt Jr. Henrik van Middagten dat mij ordonneert ´t selve te roieren actum den 1 september 1700 (Algemene Toegang 0008; Ged. Staten van Veluwe nr. 160, Putten 1675-1733, fol. 22v).
v - 7-12-1696: Een vierde part van een Erff gen[aam]t Motsengoet daar pagter van is Aelt Aeltsen en vijff seste parten van een Erff gan[aam]t den Huddink daar pagter van is Wolter Hendriksen, toebehorende Dr. Jan Cockengen, Burgermr: tot Bommel en Joffer Alyda van Twijler Egteluijden. Ao. 1696 den 7 decemb: beswaart bij form van peindinge en neffens meer andere goederen met vier duijsent twee hondert guld: neffens den verlopen interes sedert den 1 October 1690, ten behoeff van Henrik van Middagten, Heer van Schoonderbeek gereg[isteer]t den 21 jan: 1697 (doorgestreept) Dit post geroijeert dewijl mij vertoont is de eijgen handt van Middagten op den 1 Septemb: 1700 (Algemene Toegang 0008; Ged. Staten van Veluwe nr. 160, Putten 1675-1733, Huinen, fol. 4).

- 25-1-1697: Een Erff gen[aam]t den groten hoff en een Erf den kleijnen hoff een vierde part van een Erff Modtsengoet, vijff sesde parten van t goet den Huddink en een Erff gen[aam]t gen[aam]t Boeijen alles toebehorende Dr. Johan Kockingen en sijn huijsvrouw Aleijda van Twiler Egteluijden. Ao. 1697 den 25 januarii sijn des bovenstaande goederen beswaart bij form van peindinge uit Cragt van authorisatie van den heer Lantdrost van Veluwen met een restant van twee en twintig duijsent gl: ad agt duijsent een hondert drie en sestigh gln: ten behoeve van J[onke]r Jacob van Appelenburgh segge ten behoeff van den heer Jacob van Beinem tot den Appelenburgh, heer van Thuijl en Nasaret etc. gereg[reer]t den 13 10br: 1697 (doorgestreept) Dit post geroijeert op den 19 Julii 1701. Also mij vertoont is een copie van dEijgen handt van de heer Beinem, dat de schult voldaan op den 22 maart 1698 (Algemene Toegang 0008; Ged. Staten van Veluwe nr. 160, Putten 1675-1733, Huinen, fol. 4).

- 19-3-1698: Drij mergen toebaxland, gnt: de Moelencamp derdehalf mergen tot Neckevelt noch twee mergen meede aldaer geleegen noch twee mergen achter de Bontepoort noch anderhalf mergen tot Arck, noch een mergen tot Neckevelt en twee mergen . den Harderbergersteegh, samen toebehoorende de heer Johan Kockingen ende juff Aleijde van Twijler, echteluijden. Ao. 1698, den 19. Meert in pandschap uijtgedaen voor den tijd van drij jaeren voor een somma van vier duijsent gl: a vijf percent ten behoeve van Andreas Ardesch, scholtis, tot Nijkerken ende Geertruijdt Wackers, echteluijden. Reg: den 27. Meij 1698 (Gelders Archief, 0008 Staten van het Kwartier van Veluwen en hun Gedeputeerden, Protocollen van bezwaar, nr. 877 Nijkerk 1675-1733, fol. 40).

– 11-2-1701: Aleida van Twiller, erfgenaem haers moeders Elisabeth van Arler, wed. Twiller, na afgemaekt versuim beleent met de twe laetste parcelen. Hulder Johan van Cockengen, haer man beleent met leengoed bestaande uit huis a/d Vetkamp, aandeel aan ´Vleenenck/Vlijmgoed´, ´het Buytenland´, ´de Hulsekamp´, ´half Cluytengoed´ Nijkerken halve deling hout in het Putterbos ([Leen] nr. 25a).

- 16-4-1708: Adriaen Cockengen laet de bovenstaende dispositie openen, 13 Oct. 1702 ([Leen] nr. 27).

- 16-4-1708: Alida van Twiller na afgemaekt versuim en afsterven haers hulders Johan van Cockengen, haer man, doot eed verniwen ([Leen] nr. 27).

- 28-1-1707: De Groote en Kleijne Hoeff in Norden gelegen, item het Erff Boijen in de Buurschap Hell gelegen, Enck Erff den Hinderink en Moetzengoet in de Buijrschap Huijnen, alsmede aan een halve hoeve holts gent: Sprielderbos en een halve hoeff in t Putterbosch, toebehorende Aleijda van Twijler, wed. van wijlen d Hr: Johan Cockengen. Ao. 1707. Den 28. Janu: beswaart off geaffecteert bij form van peindingh met de somma van vier duijsent glns:, met de verlopen interesse van dien ten behoeve van d Heer Henrik van Middagten tot Schoonderbeek luijt obligatie; als mede nog beswaart door Aert Evertsen van Wenckum met een somma van ses duijsent gln: met d verlopen interesse van dien. (Algemene Toegang 0008; Ged. Staten van Veluwe nr. 160, Putten 1675-1733, Norden fol. 3).

- 16-4-1708: Een regt aghte part van een smalle tijent onder Putten en Nijkerk waar van de Coper den Ontvanger Deelen voor seven agtste parten geregtigt is, toebehorende vrou Aleida van Twiller. Ao. 1708 den 16 April door Do[cto]r Adriaen van Cockingen als volm[achtige]r van sijn vrouwen moeder voors. Vercoft en opgedragen ten behoeff van de heer Ontfanger Generaal Albert van Deelen voor de som[me] van 200 gl. en de pen. betaalt. registr. den 23 April 1708 (Algemene Toegang 0008; Ged. Staten van Veluwe nr. 160, Putten 1675-1733, fol. 30v).

- 16-4-1708: Ao.1708 Den 16 April hebben dHeer van Vrieswijk en sijn Edele huijsfrou en Aert Evertsen van Winkop en sijn huijsfrou in volkomen verwin bekomen van Aleida van Twiler wed. van wijlen Dr. Johan van Cockingen en desselfs kinderen, dese naolgende goederen te weeten den kleijne en grote hoeve sijnde twee Erven, het regt off vijff sesteparten van t´Erff ´den Huddink´, en part in ´Motsengoet´ en t´erff ´Kleijn Boeien´ in de buirschap Hell geleegen, een halve deijlonge holts in t Putterbos, en een derde part van een hoeve holts in de Spreijlder bos, alsamen in den Ampte van Putten gelegen en dit alles met sijn holtgewassen en ap en dependentie daar toe gehorende niet van allen uijtgesondert, op dese conditien en beding de jaaren van redemptie in plaats van ses jaaren aght jaaren sullen sijn ein deselve goederen, konnen en mogen ingelost worden en voorts dat deselve door de wed: Cochingen en hare kinderen eenige perseelen goets sullen mogen verkopen publijk off in t openbaar te verkoopen: edog voor geen minder somm:, als dat daar mede affgelost kan worden een van die Capiatalen van 4000 off 6000 gln: met den interes en kosten van dien en is door dheer Albert van Deelen in desen verwalter Lantdrost van Veluwen dese verwinbrieff neffens gerigtsluijden beteikent en met sijn Edele pitsier bekragtigt datum als boven. registr: den 26 April 1708. Op den 25 April 1708 heeft de heer (vervolg op folio 5) Henrik van Middagten, heer van Vrieswijk als getrout aan Mevrouw van Middachten mij onders: toegesonden een brieff van sijn hoogEdele handt als dat sijn Edele en sijn hogEdele huijsfrou aan Aert Evertsen van Winckop cederen en overgeven haar Ed regt t geen sij hebben tot dit voorstaande verwin en bekennen geen regt daar meer aan te hebben nog te beholden, maar dat voors: Wickop nu volkomen toebehoort en sijn believen daar mede konnen doen; datum als boven. Geregistr: den 26. April 1708 Vide van dit verwin in Cessie fol 6 seq. ([GA PROT] inv. nr. 160, Putten 1675-1733, Huinen, fol. 4vso, 5).

– 12-6-1709: Alsoo deser werelt is komen te overlijden Aert Evertsen van Wenckum nalatende tot sijn wed. en boedelhouderse Elisabeth Collers en tot sijn kynderen ende erffgenamen Anna, Jacoba, Wijgmoet van Wenckum bij hem overleedene verwekt aan voors Elisabeth Collers, sijnde de voorlynder verwekt aan Grietjen Johannissen, haar vaders nalatenschap beweesen en overgelaten volgens opgerigt en geteikende magescheijt in dat den 6. April 1709 en dewijl de voors. Wedue en voors. Drij kynderen niet gelegen komt langer in gemeenschap des boedels te blijven sitten neen maar genegen sijn met den anderen te treeden tot finale schiffinge scheijdonge en delonge des boedels nadat den opgestelden en overgeleverden inventaris bij de respective erffgenamen wel rijpelijk was geëxamineert en geapprobeert in manieren als volgt En wordt de voors. Voorkijnder met namen Anna, Jacoba en Wijgmoet Wenckum sijnde in desen geassisteert met den Hoog en Welgebooren heer Albert van Deelen heer van Oudenaller en Mouwerik etc, etc. als haren gecoren momber in desen, in voldoeninge van haar vaders nalatenschap bij desen toegedeelt acktien van verwin ter som. van tien duijsent capitaal tot laste van d´heer Johan Cockingen en sullen de renten bij voors. weduwe genoten tot ter tijd toe de voors. Kynder off een derselven buiten haar moeder sullen komen te behelpen en sal sij wed. tot die tijd toe geven kost en drank en kledinge en redinge na behoren waar mede sij wed. en voors. Kynder met assistentie als voren nu en ten eeuwigen daegen sullen en blijven geschifft gescheiden en gedeelt, sonder ietwes te reserveeren, tot naerkominge deses verbinden wij onders. Onse personen en goederen deselve submitteerende den WelEd. Hoeven van gelderland, en voorts alle andere heeren hoven en gerigten ten waeren oirconde in Nijkerk den 12 junij 1709 en was geteikent Elisabeth Collers, Anna van Wenckum, Jacoba van Wenckum, Wijgmoet van Wenckum, Anthonij van Goudoever en Albert van Deelen (Algemene Toegang 0008; Ged. Staten van Veluwe nr. 160, Putten 1675-1733, fol. 32vso, 33).

- 1-9-1709: Een vierde part van een Erff en goet genaamt ´Mossengoet´ daar van de andere drie vierde parten de wed: Cockingen en den huijsman die daar op woont toebehoren en dan nog anderhalve hoeve holts ofte deijlonge in de Putterbos en nog een halve hoeve holts in de Sprijelderbos waar van Jan Burgert Wolffsen de wederhelfte toebehoort, alsamen toebehorende Joffer Geertruijt Schrassert en haar samentlijke kijnderen. Ao 1709 den 1 Septemb: beswaart bij form van pantschap voor den tijdt van een jaar met 600 gl: ad 6 p cte: dog soo d´intres betaalt wort op den verschijnsdag sal dan met vijff per cent volstaan; Edog van alles vrijgelt sonder eenige kortinge wat het soude mogen sijn, en in cas van oorlog off brandt dat godt Almagtig lang verhoede dat de pandtgoederen, geen pagt penn opbrnegen soo sal pandholder, het Capitaal en intres op pandoenders resteerende goederen verhalen en dit alles ten behoeff van Willem Ceeleman van Westervelt tot Harderwijk. Registr: den 16 7r: 1709. En jaars bij aflos op te seggen dat bij Enkelde gln: penn: affgelost moet worden . registr: den 16 7br: 1709 (doorgestreept). Geroijeert den 4 Aug: 1710 ([GA PROT] inv. nr. 160, Putten 1675-1733, Huinen, fol. 5).

- 12-11-1710: Een vijffde part van seker Erff en goet genaamt ´den Kleijnen Huddink´ met alle saaijlanden, holtgewassen, plaggevelden zampt regt en geregtigheijt daar toe gehorende, gelegen onder den Ampte van Putten buyrschap Huijnen, daar van dwed: van Cockengen d andere vier vijfde parten toebehoren en nu bij de coperse in verwin beseten wordende, toestendig Gerritjen Jansen, wed: zallr Wouter Hendrixen. Ao. 1710 den 12 November opgedragen en getransporteert aan en ten behoeve van Elisabeth Collers wed: van Aert Evertsen van Wenkum voor een s[omm]e van agt hondert en tien glden: waar van transportante bekent voldaan te sijn met 510 gl: aan gelt en een vestenisbrieff van 300 gl: soo in vercofte goet gevestigt staat ten profijte der diaconie van Putten, die Coperse met den 10 April 1710 tot haaren laste neemt, alles brederen inholt der origineele opdragt bij den scholtis Huijbers in name van dtransportanten beneffens Dries Killen van Diermen en Melis Aertsen van Broekhuijsen betekent en bezegelt quo relatio. Geregistr: den 23 Meert 1715 ([GA PROT] inv. nr. 160, Putten 1675-1733, Huinen fol. 6vso).

- 12-3-1715: 1715 Den 12 Meert heeft Elisabeth Collers wed. van Aert Evers van Wenkum geass[isteer]t met derselve schoonsoon Henr: Snoek in desen versogte momber bekent voor haar en haaren Erven van dCapitalen in den verwinsbrieff hier voor fol 4 verso in t´brede vermelt met alle verlopen interes en gedaan verschot sig samen monteerende dertien duijsent glns: 18 st: 8 penn: uijt handen van Mevrouw Aleida van Twiler, wed. van wijlen dHr Assuerus Tulleken in leven Raadt en Schepen der Stadt sHartogenbosch ten vollen betaalt te sijn derhalven t regt in desen gemelt ten eenemaal ontregtigt en ontgoedet wesende; gevende daarom t selve regt met alle aankleven van dien bij desen weder volkomentlijk over aan voorn: wed: Tulleken, ten eijnde om haar schoonste daar mede te doen, soo en in sulken voegen als haar Weled: sal oordeelen te behooren, en verits geen zegel gebruijk te dese getekent, en voorts versogt en gebeeden haar voorn: schoonzoon om dese acte van cessie harent wegen t willen betekenen en bezegelen en tot meerder stedigheijt versogt en gebeeden dHeer Hend: van Middagten, heer van Vrieswijk en Geurt van Thilen, scholtis van Nijkerk om silx mede als geerffden in Veluwen en mede voor soo veel nodigh als Leenmannen van Vrouw d´Abdisse van Elten vermits manquement van Leenmannen des furstendoms t´willen betekenen en bezegelen t´welk sij des versogt alsoo hebben gedaan, dit alles vermogens vertoonde origineele acte quo relatio. Geregistr: den 16 Meert 1715 ([GA PROT] inv. nr. 160, Putten 1675-1733, Huinen, fol. 6).

- 16-3-1715: Alyda van Twiller, wed. Assuerus Tulleken, laet approberen de cessie van het verwin, ten landregten gedaen den 20 April 1708, 12 Maert 1715 door Elisabet Colers, wed. Aert Evertse van Wencum, aen haer gedaen ([Leen] nr. 27).

- 30-6-1716: Alida van Twiller, wed. Assuerus Tulleken, uit kragt van verwin beleent, Hulder Johan Christoffel Tulioken (Leen] nr. 27).

- 12-6-1717: Rutger en Bverhard Tulleken, mitsgaders Frederik Schortes, in huwelijk hebbende gehad Margareta Alyda Tulleken, erfgenamen haers moeders en schoonmoeders Alyda van Twiller, beleent ([Leen] nr. 27).

- 29-10-1727: Frederik Hendrik Schortes laet approberen de scheidinge van 14 Dec. 1718 tussen de kinderen en erfgenamen van Alida Twiller, weduwe en boedelhouderse van Assuerus Tulleken opgerigt, waerbij hem dese twe lenen sijn toegedeelt, 29 Oct. 1720. Verder zijn de beleeningen gelijk aan die sub 25a par. 1 ([Leen] nr. 27).


Relaties-huwelijk en kinderen


Ouders

 
Gehuwd op 5 maart 1641, Nijkerk, met

Broers en zussen

Voorouders

De overgrootouders

Wolter Gysberts van (II) Twiller , Naam- en Wapenvoerder 1548-1585   Alijdt Ryckertsd van Wenckum   Gerhard Voet , Hofraad van Graaf Johan van Nassau †1607   Alydt N   Reinier Hendriks van Arler , Schout van Putten   Bye Scholten van Vaneveld †1580    
|
8
  |
9
  |
10
  |
11
  |
12
  |
13
 



 


 


 
|   |   |  

De grootouders

Gijsbert Wolters van (II) Twiller ca 1577-1638   Aeltgen Gerrits (Joffer) Voeth , Joffer †1642   Hendrik van (de Jonge) Arler , Schout van Putten   Truide van Ommeren
|
4
  |
5
  |
6
  |
7



 


|   |

De ouders

Wolter Gijsberts van (III) Twiller 1606-/1674   Elisabeth Hendricks van Arler 1602-/1701
|
2
  |
3



|
  Aleida van (Joffer) Twiller , Joffer
...

[Page displayed by GeneWeb 5.00-exp] Copyright © 1998-2006 INRIA - DOC -

perso.txt