bast. mr. Vincent Cornelis (van van MIEROP (Myerop)) (ook CUIJK van MYEROP), geb. 1469, ridder, bijgenaamd "den grooten Vyncent", in 1509 "een man van groot aensien" genoemd, een der rijkste ingezetenen der Nederlanden en wellicht de invloedrijkste Hollandse ambtenaar uit de eerste helft van de zestiende eeuw, vermaard rekenmeester der Nederlanden in de Habsburgse tijd, ondertekende regelmatig met XXC (vingtcent) Cornelisz. gevolgd door vele krullen (een erudiet grapje waaruit blijkt dat hij aardig opde hoogte was met het Frans), genealoog, klerk (1498-vóór 1499) van Thomas Beukelaar (Serge ter Braake, die ik hieronder uitgebreid zal citeren geeft op pag. 368-369 van zijn proefschrift als ambten van zijn leermr. aan, volgorde willekeurig,: heer van Albl.dam, Ottoland en de parochie 's-Heeraartsberg, rentmr. van de exploten, rentmr. van de beden, ontvanger van de omslagen op de schildtalen, kastelein van Geertruidenberg, baljuw, schout en dijkgraaf van Strijen, dijkgraaf van de Alblasserwaard, schepen en burgemr. van Dordr., schout van Dordr., tresorier van Dordr., tollenaar van Geervliet, rentmr.-generaal van Zuid-Holland, rekenmr. in de Rekenkamer, raadsheer); aan Vincent werd in 1504 het eerst vrijkomende ambt van rekenmr. beloofd, hij werd klerk in de Rekenkamer (1504-1505), auditeur (31-12-1505/20-1-1509), rekenmr. (20-1-1509/29-8-1541), een van de commissarissen voor de "informacie" van 1514, nam in 1516 het initiatief tot de eerste gedrukte editie van het "Tractatus de cura rei publica" van Filips van Leiden, bewaarder van de charters en registers (2-9-1518/14-6-1550), te Brussel gecommitteerde in de Raad van Financien (1531-1546), thessaurier-generaal in de Raad van Financien (1546-1550); heer van Cabau, Spierinckhoeck, Dortsmonde en Ruijven, verzamelde tussen 1514 en 1529 maar liefst dertien collatierechten binnen de stad Leiden (8 in de St.-Pancraskerk en 5 in de St.-Pieterskerk) waardoor hij veel invloed kreeg op kerkelijke benoemingen; had daarbuiten vicarieen in de kerken van Geervliet, Voorburg en Voorschoten en de curiteitsplaats te Ketel; heer van Kethel en half Spaland enz. (19-4-1526), overdracht 12-8-1526, maar ontving reeds sinds 2-5-1524 een rente van 10 gouden Philpsguldens uit dit leen van Anthonis van Zuylen van Nyevelt uit Delft (O.V. 1970,pag. 247, idem 1978, pag. 221-223).
Zijn belangrijkste bezitingen hierboven; een deel van zijn beleningen in chronologische volgorde hieronder: (3-2-1514, verkoop 6-12-1519) met een huis en erf met de hele watergang en met de hele rijweg van het grote huis van Michiel Gherijtsz. te Leiden (O.V. 1978, pag. 532), (4-2-1514) met 5 m. land aan den Groenendijk in Hazerswoude, strekkend van de Rijn tot Burmade (O.V. 1987, pag. 522), (7-3-1514) met de droge dijk, die aan het land van Putten, aan de polder van Geervliet en de polder van Biervliet met Hoenderhoek binnenbedijkt is, beleent vervolgens oudste dr. Marycgen of Margriet geh. met Vincent Dammasz. alias van den Droogendijck, (zijn ambten, Ter Braake, pag. 378, volgorde willekeurig: klerk in de Rekenkamer, auditeur, rekenmr., substituut en bewaarder van de charters en registers, secr. van Karel V, klerk van Jehan Lettin, klerk van de eerste secr. en audiencier van Philips Haneton, lid van het Sacramentsglde te Den Haag) op 10-9-1518 (leeneed 21-9-1518) met hetzelfde leen (O.V. 1979, pag. 204), Vincent werd verder beleend (31-12-1515 en 2-1-1518) met 9 m. in Rijswijk (O.V. 1982, pag. 560), (8-3-1521) met 35 gem. in Stomper, een Arkels leen waarbij hij grond ruilde in Koudekerk, Zoeterwoude, Valkenburg en Katwijk (O.V. 1979, pag. 212), (29-1-1523) met de vogelarij, veren en uitgorzen van West-Barendrecht (O.V. 1985, pag. 181), (29-1-1524 en 4-6-1538) met een deel van de ambachtsheerlijkheid met gevolgen van de nieuwe aanwassen, gorzen, slijken en rietbroeken bij Strijen, strekkend van de Westmaas tot het diep van Strienemonde langs de Group westwaarts tot Kromstrijen, zuidwaarts tot Wijkeveen, oostwaarts tot het nieuwland van Essche (O.V. 1979, pag. 59), (31-12-1528 en 12-5-1531) met het huis, de hofstad van Spierincxhouck, de grachten, de singel, de boomgaard (O.V. 1978, pag. 222), (30-8-1530) met het dorp Cabau (O.V. 1985, pag. 500), (31-5-1531) met 3 m. land buiten de zeedijk tussen Schiedamme en de Polre in 18 m. (O.V. 1978, pag. 221), (17-8-1537) met Ruiven (O.V. 1983, pag. 147), (5-10-1547) met de helft van een korentiende te Wateringen, genaamd de Honaard (O.V. 1983, pag. 557), (23-8-1549) met grote delen van de visserij te Dortsmonde (O.V. 1978, pag. 9) en kort na zijn dood (7-4-1551) werd dr. Cornelia nog namens haar vader beleend met een visserij, strekkend van Dordsmonde in de Dubbel tot die Wale, naast Dubbeldam, de Mijl en Puttershoek enerzijds en Zwijndrecht anderzijds, en tot Barendrecht; hij was bezitter van vele tienden in Zeeland die hij had gekocht van de vorst (ter Braake, pag. 120) en naast zijn ambachten, gegoed te Barendrecht, Brussel, Charlois, Delft, Den, Haag, Dordrecht, grens Gelderland en Utrecht, Leiden, op de Lek, Numansdorp, Ooltgensplaat, het Oude Land van Putten, Piershil, Pijnacker, Rijswijk, Schiedam, Spijkenisse, Stad a/h/ Haringvliet, Strijen en Wateringen (zie A.J. van der Aa "Aardrijkskundig Woordenboek der Nederlanden" en G.D.J Schotel "Nieuw Bibliographisch Woordenboek der Nederlanden"); octrooi van keizer Karel V om over zijn goederen te beschikken (1524 en 7-5-1538); was mogel. stichter van het huis "De heer van Cabauw" in een steeg aan de zuidzijde van het Voorhout in Den Haag, in 1570 aangemerkt als nr. 63 en in 1595 uit de nalatenschap van Jacob van Mierop verkocht aan Francois van Aerssen, ridder, heer van Sommelsdijk (Jacob de Riemer, "Beschrijving van 's-Gravenhage", drukkerij Reinier Boitet te Delft, 1730, pag. 744), Vincent was verder eigenaar van het huis Nieuwburch te Rijswijk, het huis Spierinckhoeck bij Schiedam (zie boven) en een huis te Brussel, tijdelijk eigenaar van het huis Leijenburg, een Arkels leen, aan hem door Joost van Swieten overgedragen op 9-5-1522, kwijtschelding van dit leen op 13-12-1528 t.b.v. Geryt van Arckel; schreef in 1539 een "Oud Register van Landen en Renten" (Nav. 3, pag. 99), een der bedijkers van Numansdorp (1548); test. met Maria te Brussel op 17-7-1549 (G.A. Amsterdam, fam. arch. Moens, inv.nr. 224) waarin hij de wens uitspreekt te worden begr. in de Kloosterkerk te Den Haag indien de grafkelder in het St.-Jeronimusconvent te Delft nog niet gereed was of anders in Brabant; mr. Vincent en zijn vrouw zijn te vinden op schilderijen in het Gem. Museum van Den Haag; hij werd geportretteerd 10 jaar na zijn overl. met het wapen Cuijk van Mierop (het enigszins houterige schilderij is waarsch. een copie); zijn zerk werd afgebeeld in "Le grand Theatre sacre du Duche de Brabant", dl. 1, tweede stuk t.o. pag. 271, daar alleen verm. als heer van Cabau , begr. Brussel (Augustijnenenkerk. met wapen) 14 jun. 1550 (81 jr.), tr. ca. 1495.