ancsosa
Tot de n-e generatie.
1 . Timon Henricus der Kinderen, Dr. Mr. , geboren op 7 mei 1823, 's Gravenhage, gestorven op 2 december 1898, 's Gravenhage (leeftijd bij overlijden: 75 jaar oud), Directeur Department van Justitie op java ned Indië, president van het Hoog Gerechtshof, lid in den Raad van Nederlandsch Indë. [Aantekening 1]
2 . Johannes Gerard der Kinderen, geboren in oktober 1795, Oosthuizen, NH, gedoopt op 17 oktober 1795, Oosthuizen, gestorven op 13 oktober 1874, Haarlem (leeftijd bij overlijden: 79 jaar oud), Solliciteur bij huwelijk, later Bankier.
... gehuwd op 15 oktober 1818, Alkmaar, met ...
3 . Alida Catharina Blom, geboren op 18 januari 1798, Alkmaar, gedoopt op 24 januari 1798, Alkmaar, gestorven op 21 mei 1839, Den Haag (leeftijd bij overlijden: 41 jaar oud). [Bron 3]
... hieruit :
4 . Frederik Leonard der Kinderen, Ds. , geboren in september 1765, Heemstede, gedoopt op 2 oktober 1765, Heemstede, gestorven op 28 december 1840, Alkmaar (leeftijd bij overlijden: 75 jaar oud), Predikant te Alkmaar. [Aantekening 4]
... -(X2) :
gehuwd met ...
...
Antonia van Stegeren
...
... gehuwd op 15 oktober 1818, Alkmaar, met ...
5 . Johanna Margaretha Caspari, geboren, Leiden. [Bron 5]
... (getuigen : Geertruida van de Haag 1739-1819, Marcus Caspari), hieruit :
6 . Timon Henricus Blom, geboren op 11 februari 1763, Schoorl, gestorven op 28 mei 1843, Alkmaar (leeftijd bij overlijden: 80 jaar oud), IJzerhandelaar te Alkmaar. [Aantekening 6]
... -(X2) :
gehuwd op 19 februari 1804, Alkmaar, met ...
...
Guurtje Bruinvis, geboren op 22 maart 1771, Alkmaar, gestorven op 15 september 1833, Alkmaar (leeftijd bij overlijden: 62 jaar oud) [Bron 6x2]
...
... gehuwd op 30 april 1786, Alkmaar, met ...
7 . Anna Bucerus, gedoopt op 11 februari 1766, Medemblik, gestorven op 11 februari 1801, Alkmaar (leeftijd bij overlijden: waarschijnlijk 35 jaar oud). [Bron 7]
... hieruit :
8 . Johannes der Kinderen, geboren op 13 mei 1725, Sassenheim, gedoopt op 27 april 1725, Sassenheim, gestorven op 30 augustus 1794, Leiden (leeftijd bij overlijden: 69 jaar oud), Juwelier in London en Amsterdam. [Bron 8]
... gehuwd op 15 oktober 1818, Alkmaar, met ...
9 . Geertruida van de Haag, geboren in 1739, Heemstede, gestorven op 18 januari 1819, Heemstede (leeftijd bij overlijden: 80 jaar oud).
... hieruit :
10 . Marcus Caspari.
... gehuwd met ...
... hieruit :
12 . Simon Blom, geboren op 2 april 1726, Bunschoten of Eemnes, gestorven op 19 januari 1809, Alkmaar (leeftijd bij overlijden: 82 jaar oud), Predikant te Schoorl. [Aantekening 12]
... gehuwd op 7 juni 1760, Delft, met ...
13 . Alida Meester, geboren op 19 december 1730, Delft, gestorven op 13 november 1802, Alkmaar (leeftijd bij overlijden: 71 jaar oud). [Bron 13]
... hieruit :
14 . Sigbertus Bucerus, Ds. , Predikant.
... gehuwd met ...
... hieruit :
16 . Frederick der Kinderen, geboren in januari 1688, Bunschoten, gedoopt op 29 januari 1688, Bunschoten, gestorven op 14 januari 1759, Heemstede (leeftijd bij overlijden: 71 jaar oud), Schoolmeester, Voorzanger, Koster te Sassenheim, later te Heemstede. [Aantekening 16]
... gehuwd op 27 december 1709, Amersfoort, met ...
17 . Anna Aleida van Bogerijen, geboren op 2 december 1683, Amersfoort, gestorven. [Bron 17]
... hieruit :
24 . Tijmen Adriaansz Henricus *** Bunschoter Stamvader ***** Blom, gestorven na 26 oktober 1726, Eemnes Buitendijk. [Aantekening 24]
... gehuwd op 1 november 1721, Blaricum, met ...
25 . Fuysje Jacobs. [Bron 25]
... hieruit :
... gehuwd met ...
... hieruit :
32 . Samuel der Kinderen, geboren in februari 1646, Amsterdam, gedoopt op 18 februari 1646, Amsterdam, Engelese Kerk, gestorven op 19 oktober 1719, Bunschoten (leeftijd bij overlijden: 73 jaar oud), Chirurgijn in Bunschoten van 1671-1719 (. [Bron 32]
... -(X2) :
gehuwd op 10 januari 1706, Bunschoten, met ...
...
Johanna Bloeijland, geboren op 22 juni 1652, Amersfoort, gestorven
...
dochter van Dirk Bloeijland en
Jannetje Sijmens
...
... gehuwd op 31 december 1671, Amersfoort, met ...
33 . Helena de Wit, geboren in 1646, gestorven op 20 juni 1704, Bunschoten (leeftijd bij overlijden: 58 jaar oud). [Bron 33]
... hieruit :
34 . Johannes Claasz van Bogerijen.
... gehuwd met ...
35 . Aleijda Crinius, gestorven in 1685.
... hieruit :
48 . Adriaan Tijmensz Blom, geboren in 1660, gestorven, begraven op 16 maart 1720, Eemnes Buitendijk (leeftijd bij overlijden: waarschijnlijk 60 jaar oud), Burgemeester, Schepen waarnemens Schout van Eemnes. [Bron 48]
... gehuwd met ...
49 . Hilligje Tijssen. [Bron 49]
... hieruit :
64 . Adam der Kinderen, geboren in 1621, gedoopt op 4 juli 1621, Amsterdam, Engelse Kerk, gestorven in 1691 (leeftijd bij overlijden: 70 jaar oud), Beeldhouwer. [Aantekening 64]
... gehuwd op 12 maart 1644, Amsterdam, met ...
65 . Rachel Merriday, geboren in 1620, gedoopt op 17 mei 1620, Amsterdam, Engelse Kerk, gestorven op 26 april 1688, Amsterdam (leeftijd bij overlijden: 68 jaar oud). [Bron 65]
... hieruit :
... gehuwd met ...
... hieruit :
... gehuwd met ...
... hieruit :
128 . Adam der Kinderen, geboren in januari 1578, Londen, gedoopt op 21 januari 1578, Londen, Hollandse Kerk, gestorven in december 1635, Amsterdam, begraven op 16 december 1635, Amsterdam, Zuiderkerkhof (leeftijd bij overlijden: 57 jaar oud), Parelgater, Pearlpiercer.. [Aantekening 128]
... gehuwd met ...
129 . Anna van Londen, geboren, Londen, gestorven tussen 1656 en 1661. [Bron 129]
... hieruit :
130 . Samuel Davids Merriday. [Aantekening 130]
... gehuwd op 4 april 1615 met ...
131 . Rachel Hamel, geboren, Guernsay. [Aantekening 131]
... hieruit :
192 . Lambert Blom.
... gehuwd met ...
... hieruit :
256 . Adam der Kinderen, geboren in 1550, Londen, gestorven na 1587, Amsterdam. [Aantekening 256]
... -(X2) :
gehuwd op 21 november 1587, Londen, Hollandse Kerk, met ...
...
Jacomijnken Hildernisse, geboren, Bergen op Zoom [Aantekening 256x2]
...
dochter van Cornelis Hildernisse en
? ?
...
... gehuwd op 27 mei 1571, Londen, Hollandse Kerk, met ...
257 . Elizabeth van Cockere, geboren, Kleef, Gulick. [Bron 257]
... hieruit :
262 . Charles Hamel, geboren, Caen. [Aantekening 262]
... gehuwd met ...
... hieruit :
512 . Adam der Kinderen, geboren voor 1530, London, gestorven op 10 mei 1571, London. [Aantekening 512]
... gehuwd met ...
... hieruit :
1.024 . der Kinderen. [Bron 1024]
... gehuwd met ...
... hieruit :
... gehuwd met ...
... hieruit :
De Ned Leeuw 1999. jur.dr. (magna cum laude) 10 dec. 1847 1 1 , griffier 1854-1861, raadsheer 1861-1866, procureur-generaal 1866 bij het Hoog-gerechtshof van Nederlandsch-Indië, directeur Departement van Justitie 1866-1872, lid Raad van Nederlandsch-Indië 1872-1887, gedeputeerd-grootmeester der Orde van Vrijmetselaren in Nederlandsch-Indië, commandeur Orde van de Nederlandse Leeuw, grootofficier Orde van de Kroon (Siam), commandeur Orde van Karei I I I (Spanje), officier Orde van de Eikenkroon
http://www.dbnl.org/tekst/_jaa002189901_01/_jaa002189901_01_0021.php
Nieuw Nederlands Biografisch Woordenboek deel8, door Bartelds.
Blz 971-976. KINDEREN (Mr. Timon Henricus der), zoon van den bankier J.G. der Kinderen en van A.C. Blom, geb. te's Gravenhage 7 Mei 1823, aldaar overl. 2 Dec. 1898. Hij werd student in de reehlen le Leiden (1842) en promoveerde (1847) op
een proefschrift De rerum judicatorum auctoritate in causis civilibus. Na korten tijd in den Haag als advocaat werkzaam to zijn geweest, vertrok hij naar Indië (Nov. 1848), waar hij bij aankomst (Apr. 1849) na een korten proeftijd tot eersten commies op het parket ran den procureur-generaal en tevens tot amanuensis of secretaris der commissie, belast met het ontwerpen der wettelijke bepalingen voor het rechtswezen op de buitenbezittingen, benoemd werd. Achtereenvolgens kreeg hij zijn aanstelling tot lid van den landraad van Batavia (Maart 1851), welk rechtscollege nog tot begin 1857 europeesche Wien tetde, tot griffier van den raad van justitie te Soerabaja (Mei 1852), en griffier bij het hooggerechtshof in N.I. (April 1854). Zijn activiteit en zijn talenten trokken weldra de aandacht van zijn chefs. Bij K.B. van 19 Febr. 1853 werd hem het radicaal van O.I. ambtenaar der 1e klasse, toegekend. Aan iemand als hij, die niet aan de delftsche academie gestudeerd had en nog geen vier dienstjaren had, werd dit radicaal slechts verstrekt, wanneer zij ‘door hanne kennis, verkregen ondervinding en erkende verdiensten zoodanig uitmuntten, dat de benoeming tot een ambt, waarvoor het gevorderd werd, mocht geacht worden evenzeer het belang van 's lands dienst te bevorderen als een onderscheiding te zullen daarstellen voor buitengewone bekwaamheid en ambtelijke diensten’. Het griffiersambt heeft hij bekleed tot Apr. 1861. toen op hem de keus viel als raadsheer in het hooggerechtshof en, buiten bezwaar van den lande, tot commissaris van het gouvernement tot het ontwerpen en voorstellen der wettelijke bepalingen, vereischt tot verdere regeling van het rechtswezen in de bezittingen buiten Java en Madoera. Met dit commissariaat bleef hij belast ook na zijn benoeming tot procureur-generaal bij het hooggerechtshof (Apr. 1866) en tot advocaat-fiscaal van de land- en zeemacht in N.I. Drie jaar later trad hij op als directeur van het op te richten departement van justitie (Juni 1869). Na dit georganiseerd te hebben, ontving hij zijn benoeminng tot president van het hooggerechtshof (Aug. 1871). Nog steeds nam hij de functiën waar aan het ambt van gouvernements-commissaris verbonden, ook toen bem de hooge onderscheiding te beurt viel tot lid in den raad van Indië benoemd te worden (Nov. 1872). De hoogste sport op de ambtelijke ladder, het vice-presidentschap van dien raad, heeft hij niet bereikt. Van 1878-89 kwam daarin geen vacature voor en bleef het ambt door M.H. Andree Wiltens bezet. In 1889 meende de regeering, met Keuchenius als minister van koloniën, aan een jongere kracht de voorkeur te moeten geven.
De jaren tusschen 1863 en 1871 zijn de tijd van d.K.'s grootste krachtsontwikkeling geweest. Het ambt van procureur-generaal bracht ook mee de werkzaamheden van landsadvocaat. Alle regeeringsprocessen moesten destijds onder leiding en toezicht van den proc.-gen. worden gevocrd, welke processen destijds even talrijk als gewichtig waren. De overgroote meerderheid der suikerfabrieken en cultuurondernemingen werkten op contract met het gouvernement, bijna het heele transportwezen was rechtstreeks of zijdelings in handen der regeering. Met de pachters van 's lands middelen, vooral met die van de opium, moest telkens geprocedeerd of hun faillietverklaring aangevraagd worden. Krachtens zijn ambt was hij bovendien nog rechtsgeleerd raadsman der hooge overheid in alle zaken van bestuur en van wetgeving en nu kwamen juist tusschen 1864 en 1870 tal van ingrijpende en allerbelangrijkste wijzigingen op koloniaal administratief gebied tot stand, die noodzakelijkerwijs aanleiding gaven tot rechtskwesties, zooals de comptabiliteitswet (1864), de algemeene regeling van de heerendiensten op Java en Madoera (1864), de nieuwe organisatie der departementen van algemeen bestuur (1866), de afschaffing van het ambtelijk landsbezit der regenten en andere inlandsche hoofden (1867), de agrarische wet (1870), de z.g. suikerwet (1870) en de opheffing der bijzondere positie der preanger regenten (1870). Het departement van justitie, tot welks oprichting hij het initiatief genomen had, was geheel zijn eigen schepping. De belangrijkste verbeteringen in het rechtswezen, die aan de instelling van dit departement verbonden zijn, werden, ook in de eerste jaren na zijn aftreden als directeur, meest alle door hem aanhangig gemaakt.
De reorganisatie van het rechtswezen voor inlanders in de buitenbezittingen is zijn belangrijkste legislatieve werkzaamheid geweest. Toen in 1848 het gezag van het oud-hollandsche en romeinsche recht voorgoed op zij gezet was, werden voor den heelen archipel slechts afgekondigd het B.W. en het W. v. K. voor de Europeanen, en de Alg. bepalingen van wetgeving, als ook de Bepalingen ter regeling van eenige onderwerpen van strafwetgeving, waarin onmiddellijk voorzien moest worden, voor alle ingezetenen. De inlanders bleven bij dit alles onderworpen aan hun godsdienstige wetten, volksinstellingen en gewoonten. Men vond op de buitenbezittingen, dus buiten Java en Madoera, een zoo groot verschil van toestanden, dat sedert 1848 de wetgever, ook wegens gebrek aan locale kennis, blijkbaar aarzelde om in te grijpen. De commissie, waaraan hij als secretaris in het begin zijner carriére was toegevoegd, slaagde er niet in iets tot stand te brengen, evenmin haar opvolger, de toenmalige president van den raad van Justitie te Batavia. Na te vergeefs nog twee rechterlijke ambtenaren met die taak belast te hebben, liet de regeering het oog vallen op d.K. Deze begon in 1863 zich door herhaalde reizen plaatselijk op de hoogte van de toestanden te brengen. Na aldus het terrein verkend te hebben, kwam hij tot de conclusie, dat van een algemeene regeling van den rechtstoestand op de buitenbezittingen geen sprake kon zijn, al konden dan ook de gedeeltelijke regelingen van één groote leidende gedachte uitgaan. Hij begon toen met een rechtsregeling te ontwerpen voor het belangrijkste gewest, Sumatra's W. kust, waar de toestand verwarder dan elders was en waar het gouvernement bij de invoering van ons rechtstreeksch gezag (1833) beloofd had nimmer te zullen ingrijpen in de bestaande instellingen van bestuur en rechtspraak. Dank zij de krachtige medewerking van den toenmaligen gouverneur van dit gewest, ontsloeg de regeering hem van zijn gebondenheid aan art. 3 zijner instructie, dat hem verboden had te streven naar uithbreiding van de rechtsmacht der europeesche rechtbanken. Hij wist nu de sumatraansche hoofden te winnen voor een organisatie, waarbij de oude namen voor de nieuwe rechtbanken behouden en de rechten der hoofden, van ouds krachtens hun ambt deelhebbend aan de inlandsche reehtspraak, geëerbiedigd bleven. Tot zijn groote voldoening werd zijn hervorming met algemeene ingenomenheid door de bevolking begroet. Op dezelfde leest geschoeide regelingen werden door hem achtereenvolgens voor de andere buitengewesten ontworpen. Met het oog op het verschil in toestanden werd voor elk gewest een afzonderlijke codificatie tot stand gebracht. Dank zij d. K.'s werkzaamheid was men nu in staat het uitgestrekte terrein van west tot oost te overzien, waardoor in later jaren aan een unificatie der inlandsche rechts- en strafvordering gedacht kon worden.
Wat zijn overigen legislatieven arbeid aangaat, moet allereerst zijn strafwetboek voor inlanders genoemd worden. De geijkte slotformule van elk strafvonnis ‘gelet op het hier te lande vigeerende strafrecht’ moet op de ingewijden dier dagen wel een komischen indruk gemaakt hebben, aangezien een dergelijk recht ten eenen male ontbrak. Nu was in 1866 het strafwetboek voor Europeanen tot stand gekomen, dat een zeer goede codificatie mocht genoemd worden van het destijds in Nederland geldende strafrecht, al erkenden de ontwerpers, de commissie van 1860 (zie S. Keyzer kol. 971), dat haar arbeid niet in alles aan de eischen der toenmalige nieuwere wetenschap beantwoordde. Daar nu het strafrecht voor de inlanders zoo mogelijk nog verwarder en onzekerder was dan dat voor de europ. bevolking vóór de herziening, werd d.K. opgedragen (1869) ook deze zaak ter hand te nemen. Hij begreep natuurlijk wel, dat een strafwetboek hetwelk voldoen zou aan het rechtsbewustzijn van Javanen, Maleiers, Boegineezen, Dajakkers, Alfoeren, Arabieren en Chineezen een utopie zou wezen, en bovendien onmogelijk te hanteeren in gevallen van medepliehtigheid van Europeanen. Er zat voor hem niets anders op dan het strafrecht voor de laatsten, in 1867 ingevoerd, als legger aan te nemen en te herzien in verband met godsdienstige en maatschappelijke opvattingen en gebruiken. D.K. mocht de voldoening smaken, dat zijn ontwerp behoudens eenige wijzigingen op ondergeschikte punten in 1872 werd afgekondigd. Ook de bewerking van het Algemeen politiestrafreglement voor de Europeanen en dat voor de inlanders (1872) en tegelijk de grondige herziening der plaatselijke keuren, uitgevaardigd door de hoofden van gewestelijk bestuur, zijn aan hem te danken. Bekwaam en werkzaam als hij was, kon hij nog tijd vinden om aan verschillenderegeeringsopdrachten te voldoen. Zoo werd hij benoemd tot voorzitter der commissie tot samenstelling van een ontwerp-reglement voor het beheer en de exploitatie der houtbosschen op Java en Madoera (1860). De samenstelling eener toen nog onbekende jaarlijksche statistiek van de rechtsbedeeling is hem van 1859-71 toevertrouwd. Met Levysohn Norman werd hij belast met het ontwerpen van verordeningen ter uitvoering der agrarische wet (1870). Hij trad als voorzitter op eener commissie voor het onderzoek van het geheele beloop van de eerste expeditie naar Atjeh (18 Mei 1873). Ook droeg men hem de regeling in Atjeh zelf op van het rechtswezen aldaar (1880). De voorbereiding tot de stichting en organisatie van het gymnasium Willem III en de bloei van het Bat. Gen. van K. en W. gingen hem mede ter harte. De tweede atjehsche opdracht van 1880 heeft hem vele persoonlijke onaangenaamheden berokkend, daar zij met een andere van zeer kieschen aard gepaard ging. Hij ontving n.l. van den toenmaligen G.-G. van Lansberge een particulieren brief, waarin hem verzocht werd den gouverneur van Atjeh, Karel van der Heyden, vertrouwelijk mede te deelen, dat de landvoogd dezen door een civiel ambtenaar wenschte te vervangen en dat hij gaarne zien zou, dat v.d. H. daartoe zelf het initiatief nam door een aanvraag om verlof naar Europa. Het gaf aanleiding tot een betreurenswaardig misverstand tusschen hem en den gouverneur en ook tot vele onverdiende aanvallen op d.K.'s karakter. Uit zijn particuliere correspondentie met den G.-G. blijkt afdoende, dat hij geenszins a priori tot de invoering van het burgerlijk gezag overhelde en dat hij, zonder eenige animositeit tegen v.d. H. te koesteren, juist gewaarschuwd heeft tegen het geloof hechten aan de verholen beschuldigingen tegen diens bestuur op Atjeh. De scheiding van civiel en militair gezag is blijkens de uitkomst een groote fout geweest, maar de zuiverheid van zijn bedoelingen noch van zijn karakter kon dit aantasten.
In 1887 maakte de staat zijner gezondheid een verlof naar Europa noodzakelijk. Nog zelden had een landsdienaar zijn tropisch land zoo lang, zoo trouw, zoo onbaatzuchtig gediend. In 1889, na gevraagd eervol ontslag, verliet hij den dienst en vestigde hij zich in zijn geboorteplaats. Velen verwachtten hem nog een rol te zien spelen als kamerlid of raadsman der kroon. Maar men was niet langer in de zestiger jaren, toen allerlei belangrijke koloniale vraagstukken de gemoederen bezig hielden. Voor hem, een conservatief liberaal, godsdienstig Protestant, was geen plaats bij onze politieke partijen. Op verschillend gebied heeft hij zich nog verdienstelijk gemaakt. Hij was sinds 1891 bijna onafgebroken voorzitter van het Kon. inst. voor T.L. en V. van Ned.-Ind.; sedert 1892 bestuurslid van het Ind. Genootschap. Ook werd hij benoemd tot lid van de staatscommissie tot herziening van de indische wetgeving op privaatrechtelijk gebied (1892). Hij was een van de invloedrijkste en werkzaamste leden.
Hij huwde in 1851 met S.A.Th. de Pauly, die hem 12 kinderen schonk, waarvan 6 hem overleefd hebben.
Zijn geschriften zijn: Wetboek van strafrecht voor inl. in N.I. (Batav. 1872; 2e dr. 1885); De algem. politie-strafreglementen voor de Europeanen en voor de inl. in N.I. (Bat. 1873, 2e dr. 1885); De algem. verordeningen tot regeling van het rechtswezen in het gouv. Sum. W.k. (Bat. 1875); deze verschenen alle drie met een toelichtende memorie; Formulierboek ten gebr. bij de toepassing v.h. Reglement tot regeling van het rechtswezen in het Gouv. Sum.'s W.k., onder leiding van der Kinderen bewerkt door den hem toegevoegden ambtenaar Mr. A.H. de Groot (Batav. 1875; 2e druk door d.K. alleen 1882); Het batav. Gen. van K. en W. gedurende de eerste eeuw van zijn bestaan, 1778-1878 I (Batav. 1878), het 2e dl. is niet verschenen. Verder nog vele bijdragen in Themis en in Het regt in N.I. Van het laatste was hij van 1855-65 een der redacteuren. In de Bijdr. tot de T.L. en V. van N.I. werd opgenomen zijn Levensbericht van Dr. G.A. Wilken (dl. III, kol. 1425); in de Levensber. der afgest. medeleden van de Mij der Ned. Letterk. verscheen zijn Levensbericht van S.v. Deventer Jszn. (Leiden 1891).
Zijn portret is gelithografeerd door A. Uyttenhoven.
Zie: L.W.C. v.d. Berg, Levensbericht van Mr. T.H. der Kinderen. (Leiden 1899); de Pinto, Wetb. v. strafrecht voor N.I. ('s Gravenh. 1866); Tijdschr. voor N.I. 1890, I, 209; De Gids 1894, IV, 195; De eerste Atjehsche expeditie en hare enquéte, in de Ind. Gids 1880, I, 697; H.H. v.d. Berg, N.I. en Br.- Ind. strafrecht (Amsterd. 1901).
Uit het Biografisch woordenboek van protestantsche godgeleerdheid in Nederland deel 4 van J.P. de Bie en J.Loosjes.
http://www.dbnl.org/tekst/bie_005biog04_01/bie_005biog04_01_0478.php#k0069
KINDEREN (Frederik Leonard der), geboren in 1765 te Heemstede uit het huwelijk van Johannes der Kinderen en Theodora van Haagen, werd den 23en Nov. 1782 ingeschreven als student te Leiden. Den 4en Febr. 1789 bevorderd tot proponent bij de Classis Leiden en Neder-Rhijnland en den 6en Oct. d.a.v. peremptoir geëxamineerd door de Classis Haarlem, volgde den 25en Oct. daarop zijn bevestiging te Akersloot door Ds. S. v. Thiel, pred. te Heemstede (m. 2 Tim. IV:5b, intr. m. 1 Cor. II:1, 2). In Juli 1792 ontving hij een beroep naar Zonnemaire en in Mei 1794 een naar Abbekerk, c.a., maar hij bedankte voor beide. In Maart 1795 beroepen te Oosthuizen en te Zandvoort, nam hij het eerste aan en preekte afscheid te Akersloot den 24en Mei d.a.v., waarop hij den 31en Mei bevestigd werd te Oosthuizen door Ds. J. Oostveen, pred. te Krommeniedijk (m. Lc. XIV:23b; intr. m. Hand. XXIII:11). Zijn derde gemeente was Monnikendam, waar zijn bevestiging plaats had den 6en Nov. 1796 door Ds. H. Mecima, pred. ald. (m. Jes. LII:7; intr. m. Ps. XIX:15; afsch. te Oosthuizen 30 Oct. m. 2 Thess. V:15-17). Het langst diende hij de gemeente van Alkmaar, waar hij den 26en Nov. 1797 bevestigd werd door Ds. F.C. Hoogvliet, pred. ald. (m. Lc. XI:2c; intr. m. Jes. VIII:12; afsch. te Monnikendam 19 Nov. m. 2 Cor. XIII:11). Tot vijfmaal toe mocht hij een ambtsjubileum vieren, waarbij hij herdenkingspreeken hield, het laatst bij zijn voleindigden 50 jarigen dienst den 27en Oct. 1839 (t. 1 Cor. III:11). Met ingang van 1 Juli 1840 verkreeg hij wegens verzwakking van zijn gezichtsvermogen eervol emeritaat; den 28en Juni hield hij zijn afscheidsrede over Openb. II:10b. Hij overleed den 28en Dec. 1840 na een ziekte van drie weken.
Den 5en Sept. 1824 sprak hij een leerrede uit over den invloed van het orgelspel bij het in gebruik nemen van het vernieuwde orgel in Alkmaars Groote Kerk. Hij genoot er om zijn persoon en werk in hooge mate achting en liefde.
Jarenlang was hij lid van het Prov. Kerkbestuur van N. Holland en praeses van het Classicaal Bestuur van Alkmaar.
Hij was gehuwd 1o. met Johanna Margaretha Casparil,, 2o. met Antonia van Stegeren, die hem als blinde weduwe overleefde.
In: Mengeldichten van ‘Laborando prouesse’ te Alkmaar. Alkm. 1807. 8o. komen van der Kinderen twee bijdragen voor: Aan Jezus onze zaligheid en Zee-beschouwing. (Vgl. Boekz. 1807a, 582, 585). (Tot het gezelschap Lab. prodesse behoorden de vier Herv. predikanten van Alkmaar, en de pred. van Heilo, Allard Pierson, die alle bijdragen in deze Mengeldichten plaatsten). - Ook bevatten de Godgel. Bijdragen, Jrg. 1836 II st., blz. 463-475 een Voorlezing over den Brief v. Judas vs. 20-23, door hem geh. in de Ringvergadering te Alkmaar, en op dringend verzoek van de Ringbroeders gepubliceerd.
ijzerhandelaar te Alkmaar, en lid van het Administratief Bestuur daar ter stede 1795—1802 en 1811—1813
Uit het Biografisch woordenboek van protestantsche godgeleerdheid in Nederland deel 4 van J.P. de Bie en J.Loosjes.
http://www.dbnl.org/tekst/bie_005biog04_01/bie_005biog04_01_0478.php#k0069
KINDEREN (Frederik Leonard der), geboren in 1765 te Heemstede uit het huwelijk van Johannes der Kinderen en Theodora van Haagen, werd den 23en Nov. 1782 ingeschreven als student te Leiden. Den 4en Febr. 1789 bevorderd tot proponent bij de Classis Leiden en Neder-Rhijnland en den 6en Oct. d.a.v. peremptoir geëxamineerd door de Classis Haarlem, volgde den 25en Oct. daarop zijn bevestiging te Akersloot door Ds. S. v. Thiel, pred. te Heemstede (m. 2 Tim. IV:5b, intr. m. 1 Cor. II:1, 2). In Juli 1792 ontving hij een beroep naar Zonnemaire en in Mei 1794 een naar Abbekerk, c.a., maar hij bedankte voor beide. In Maart 1795 beroepen te Oosthuizen en te Zandvoort, nam hij het eerste aan en preekte afscheid te Akersloot den 24en Mei d.a.v., waarop hij den 31en Mei bevestigd werd te Oosthuizen door Ds. J. Oostveen, pred. te Krommeniedijk (m. Lc. XIV:23b; intr. m. Hand. XXIII:11). Zijn derde gemeente was Monnikendam, waar zijn bevestiging plaats had den 6en Nov. 1796 door Ds. H. Mecima, pred. ald. (m. Jes. LII:7; intr. m. Ps. XIX:15; afsch. te Oosthuizen 30 Oct. m. 2 Thess. V:15-17). Het langst diende hij de gemeente van Alkmaar, waar hij den 26en Nov. 1797 bevestigd werd door Ds. F.C. Hoogvliet, pred. ald. (m. Lc. XI:2c; intr. m. Jes. VIII:12; afsch. te Monnikendam 19 Nov. m. 2 Cor. XIII:11). Tot vijfmaal toe mocht hij een ambtsjubileum vieren, waarbij hij herdenkingspreeken hield, het laatst bij zijn voleindigden 50 jarigen dienst den 27en Oct. 1839 (t. 1 Cor. III:11). Met ingang van 1 Juli 1840 verkreeg hij wegens verzwakking van zijn gezichtsvermogen eervol emeritaat; den 28en Juni hield hij zijn afscheidsrede over Openb. II:10b. Hij overleed den 28en Dec. 1840 na een ziekte van drie weken.
Den 5en Sept. 1824 sprak hij een leerrede uit over den invloed van het orgelspel bij het in gebruik nemen van het vernieuwde orgel in Alkmaars Groote Kerk. Hij genoot er om zijn persoon en werk in hooge mate achting en liefde.
Jarenlang was hij lid van het Prov. Kerkbestuur van N. Holland en praeses van het Classicaal Bestuur van Alkmaar.
Hij was gehuwd 1o. met Johanna Margaretha Casparil,, 2o. met Antonia van Stegeren, die hem als blinde weduwe overleefde.
In: Mengeldichten van ‘Laborando prouesse’ te Alkmaar. Alkm. 1807. 8o. komen van der Kinderen twee bijdragen voor: Aan Jezus onze zaligheid en Zee-beschouwing. (Vgl. Boekz. 1807a, 582, 585). (Tot het gezelschap Lab. prodesse behoorden de vier Herv. predikanten van Alkmaar, en de pred. van Heilo, Allard Pierson, die alle bijdragen in deze Mengeldichten plaatsten). - Ook bevatten de Godgel. Bijdragen, Jrg. 1836 II st., blz. 463-475 een Voorlezing over den Brief v. Judas vs. 20-23, door hem geh. in de Ringvergadering te Alkmaar, en op dringend verzoek van de Ringbroeders gepubliceerd.
Uit het Biografisch woordenboek van protestantsche godgeleerdheid in Nederland deel 4 van J.P. de Bie en J.Loosjes.
http://www.dbnl.org/tekst/bie_005biog04_01/bie_005biog04_01_0478.php#k0069
KINDEREN (Frederik Leonard der), geboren in 1765 te Heemstede uit het huwelijk van Johannes der Kinderen en Theodora van Haagen, werd den 23en Nov. 1782 ingeschreven als student te Leiden. Den 4en Febr. 1789 bevorderd tot proponent bij de Classis Leiden en Neder-Rhijnland en den 6en Oct. d.a.v. peremptoir geëxamineerd door de Classis Haarlem, volgde den 25en Oct. daarop zijn bevestiging te Akersloot door Ds. S. v. Thiel, pred. te Heemstede (m. 2 Tim. IV:5b, intr. m. 1 Cor. II:1, 2). In Juli 1792 ontving hij een beroep naar Zonnemaire en in Mei 1794 een naar Abbekerk, c.a., maar hij bedankte voor beide. In Maart 1795 beroepen te Oosthuizen en te Zandvoort, nam hij het eerste aan en preekte afscheid te Akersloot den 24en Mei d.a.v., waarop hij den 31en Mei bevestigd werd te Oosthuizen door Ds. J. Oostveen, pred. te Krommeniedijk (m. Lc. XIV:23b; intr. m. Hand. XXIII:11). Zijn derde gemeente was Monnikendam, waar zijn bevestiging plaats had den 6en Nov. 1796 door Ds. H. Mecima, pred. ald. (m. Jes. LII:7; intr. m. Ps. XIX:15; afsch. te Oosthuizen 30 Oct. m. 2 Thess. V:15-17). Het langst diende hij de gemeente van Alkmaar, waar hij den 26en Nov. 1797 bevestigd werd door Ds. F.C. Hoogvliet, pred. ald. (m. Lc. XI:2c; intr. m. Jes. VIII:12; afsch. te Monnikendam 19 Nov. m. 2 Cor. XIII:11). Tot vijfmaal toe mocht hij een ambtsjubileum vieren, waarbij hij herdenkingspreeken hield, het laatst bij zijn voleindigden 50 jarigen dienst den 27en Oct. 1839 (t. 1 Cor. III:11). Met ingang van 1 Juli 1840 verkreeg hij wegens verzwakking van zijn gezichtsvermogen eervol emeritaat; den 28en Juni hield hij zijn afscheidsrede over Openb. II:10b. Hij overleed den 28en Dec. 1840 na een ziekte van drie weken.
Den 5en Sept. 1824 sprak hij een leerrede uit over den invloed van het orgelspel bij het in gebruik nemen van het vernieuwde orgel in Alkmaars Groote Kerk. Hij genoot er om zijn persoon en werk in hooge mate achting en liefde.
Jarenlang was hij lid van het Prov. Kerkbestuur van N. Holland en praeses van het Classicaal Bestuur van Alkmaar.
Hij was gehuwd 1o. met Johanna Margaretha Casparil,, 2o. met Antonia van Stegeren, die hem als blinde weduwe overleefde.
In: Mengeldichten van ‘Laborando prouesse’ te Alkmaar. Alkm. 1807. 8o. komen van der Kinderen twee bijdragen voor: Aan Jezus onze zaligheid en Zee-beschouwing. (Vgl. Boekz. 1807a, 582, 585). (Tot het gezelschap Lab. prodesse behoorden de vier Herv. predikanten van Alkmaar, en de pred. van Heilo, Allard Pierson, die alle bijdragen in deze Mengeldichten plaatsten). - Ook bevatten de Godgel. Bijdragen, Jrg. 1836 II st., blz. 463-475 een Voorlezing over den Brief v. Judas vs. 20-23, door hem geh. in de Ringvergadering te Alkmaar, en op dringend verzoek van de Ringbroeders gepubliceerd.
De Nederlanse Leeuw uitgave 1900 blz 166 ev bevat de volgende annekdote
De heer C. W . Bruinvis, oud-wethouder te Alkmaar, had de welwillendheid het volgende omtrent Ds. Simon Blom mede te deelen:
Simon (Blom), geboren te Eemnes 2 April 1726 of '27 bezoekt de latijnsche school en de academie to Harderwijk, ingeschreven te Leiden einde 1749, weder Mei 1755, wordt daar proponent 1752, gaat in Juni 165 166 1753 op reis, doorkruist geheel Noord- en Midden-Duitschland, colleges behoorende te Jena, Leipzig, Wittenberg en Halle (te Helmstadt was hij tijdens de vacantie), en komt in November 1754 te Leiden terug.
Na het overlijden zijns broeders neemt hij voor de weduwe de 2 gevorderde jaren van de gaarderij waar, loopende over ruim 25 mille 's jaars (de regenten erkenden hem dien tijd ook als schout) en verlieft op haar zuster Alida, ged. te Delft 19 Dec. 1730.
Bij het groot aantal proponenten slaagt hij eerst in 1760 in een beroep te Schoorl. Hij trouwt 7 Juni en houdt zijne intreerede den 17 Augustus. Den 20 April 1779 stort de oude kerk in, eene nieuwe werd gebouwd 1783. In 1787 had Blom veel te lijden van het Oranje-grauw, in 1799 had hij veel inkwartiering van fransche en hollandsche troepen,
wat hem f 400 kostte, terwijl de Engelschen en Russen in September wel voor f 3500 aan huisraad en boeken roofden en vernielden. Zijn gezin was aleer, hij ten laatste ook gevlucht. Alida de Meester f 13 Nov. 1802.
Blom sukkelend, al meermalen .emeritaat verzocht, verkrijgt het kort daarna en trekt den 15 December met zijne jongste, ongehuwde dochter naar Alkmaar, daar wonende aan de Ridderstraat. Van de plundering bij Ds. Blom in 1799 hoorde ik wel verhalen, dat de Russen de blank geschuurde tinnen nachtpotten medenamen, meenende dat zij van zilver waren.
ijzerhandelaar te Alkmaar, en lid van het Administratief Bestuur daar ter stede 1795—1802 en 1811—1813
ijzerhandelaar te Alkmaar, en lid van het Administratief Bestuur daar ter stede 1795—1802 en 1811—1813
Samuel der Kinderen was 48 jaar lang Chirurgijn aan de dorpsstraat in Bunschoten.
Uit het huwelijk met Helena de Wit werden elf kinderen geboren waarvan de jongste Frederick was.
Frederick werd onderwijzer van beroep en stond in het begin van zijn loopbaan in Eemnes-Binnen als hulponderwijzer voor de klas. Hij solliciteerde naar een onderwijzerplaats in Woerden wat hem blijkbaar , 20 jaar en ongehuwd, niet is bevallen want daarna solliciteerde hij naar de betrekking als onderwijzer, koster en voorzanger te Beusichem. Bij gebrek aan orgel werden die functies vaak gecombineerd. Nadat de sollicitatie in eerste instantie in zijn voordeel verliep en het bestuur zelfs akkoord ging met zijn benoeming gooide een frauduleuze secretaris roet in het eten door op eigen houtje een ander te benoemen buiten het bestuur om maar wel bindend. (beschreven in Bun Historiael 1997/76).
Vanuit Woerden werd in Sassenheim gesolliciteerd waar hij in 1709 werd benoemd tot schoolmeester, voorzanger en koster.
Tijd om een gezin te stichten in zijn nieuwe woonplaats trouwde hij onder huwelijkse voorwaarden in Sassenheim met de Amersfoortse Anna Aleida van Bogerijen. (de voorwaarden zijn ook beschreven in BH 1997). Hij verkocht zijn deel van het bezit in Spakenburg dat hij met zijn broer Meijndert deelde.
In Sassenheim werden 11 kinderen geboren waarvan er veel al jong stierven.
Van de verder levensloop is alleen bekend dat Frederik in 1753 in Heemstede woonde. Hij wordt nl genoemd in een acte in het Rechterlijk Archief in Bunschoten (waarschijnlijk betreffende een legaat). Hoe hij in Heemstede terecht is gekomen en of hij ook op andere plaatsen heeft gewerkt is niet bekend. Ten tijde van de acte was hij al 65jaar oud en zal hij vermoedelijk in Heemstede zijn overleden.
(aldus Oth Dekkers in BH)
Genealogie der Geslachten Coster en B l o m
door Jhr. H . H . RÖELL .
(Vervolg en slot van kolom 135).
Blom: eene vaas, waarin drie rozen met bladeren; kleuren onbekend.
Deze familie Blom schijnt zijn oorsprong te hebben in het Noordelijk deel der provincie Utrecht. Zij begint met twee broeders, beiden te Bunschoten. Het is mij niet
mogen gelukken de namen der ouders te ontdekken; dat het welgestelde lieden waren, [zal uit de volgende aanteekeningen blijken:
A. Adrianus Blom, en
B. Simon Blom.
De Nederlanse Leeuw uitgave 1900 blz 166 ev bevat de volgende annekdote
De heer C. W . Bruinvis, oud-wethouder te Alkmaar, had de welwillendheid het volgende omtrent Ds. Simon Blom mede te deelen:
Simon (Blom), geboren te Eemnes 2 April 1726 of '27 bezoekt de latijnsche school en de academie to Harderwijk, ingeschreven te Leiden einde 1749, weder Mei 1755, wordt daar proponent 1752, gaat in Juni 165 166 1753 op reis, doorkruist geheel Noord- en Midden-Duitschland, colleges behoorende te Jena, Leipzig, Wittenberg en Halle (te Helmstadt was hij tijdens de vacantie), en komt in November 1754 te Leiden terug.
Na het overlijden zijns broeders neemt hij voor de weduwe de 2 gevorderde jaren van de gaarderij waar, loopende over ruim 25 mille 's jaars (de regenten erkenden hem dien tijd ook als schout) en verlieft op haar zuster Alida, ged. te Delft 19 Dec. 1730.
Bij het groot aantal proponenten slaagt hij eerst in 1760 in een beroep te Schoorl. Hij trouwt 7 Juni en houdt zijne intreerede den 17 Augustus. Den 20 April 1779 stort de oude kerk in, eene nieuwe werd gebouwd 1783. In 1787 had Blom veel te lijden van het Oranje-grauw, in 1799 had hij veel inkwartiering van fransche en hollandsche troepen,
wat hem f 400 kostte, terwijl de Engelschen en Russen in September wel voor f 3500 aan huisraad en boeken roofden en vernielden. Zijn gezin was aleer, hij ten laatste ook gevlucht. Alida de Meester f 13 Nov. 1802.
Blom sukkelend, al meermalen .emeritaat verzocht, verkrijgt het kort daarna en trekt den 15 December met zijne jongste, ongehuwde dochter naar Alkmaar, daar wonende aan de Ridderstraat. Van de plundering bij Ds. Blom in 1799 hoorde ik wel verhalen, dat de Russen de blank geschuurde tinnen nachtpotten medenamen, meenende dat zij van zilver waren.
De Nederlanse Leeuw uitgave 1900 blz 166 ev bevat de volgende annekdote
De heer C. W . Bruinvis, oud-wethouder te Alkmaar, had de welwillendheid het volgende omtrent Ds. Simon Blom mede te deelen:
Simon (Blom), geboren te Eemnes 2 April 1726 of '27 bezoekt de latijnsche school en de academie to Harderwijk, ingeschreven te Leiden einde 1749, weder Mei 1755, wordt daar proponent 1752, gaat in Juni 165 166 1753 op reis, doorkruist geheel Noord- en Midden-Duitschland, colleges behoorende te Jena, Leipzig, Wittenberg en Halle (te Helmstadt was hij tijdens de vacantie), en komt in November 1754 te Leiden terug.
Na het overlijden zijns broeders neemt hij voor de weduwe de 2 gevorderde jaren van de gaarderij waar, loopende over ruim 25 mille 's jaars (de regenten erkenden hem dien tijd ook als schout) en verlieft op haar zuster Alida, ged. te Delft 19 Dec. 1730.
Bij het groot aantal proponenten slaagt hij eerst in 1760 in een beroep te Schoorl. Hij trouwt 7 Juni en houdt zijne intreerede den 17 Augustus. Den 20 April 1779 stort de oude kerk in, eene nieuwe werd gebouwd 1783. In 1787 had Blom veel te lijden van het Oranje-grauw, in 1799 had hij veel inkwartiering van fransche en hollandsche troepen,
wat hem f 400 kostte, terwijl de Engelschen en Russen in September wel voor f 3500 aan huisraad en boeken roofden en vernielden. Zijn gezin was aleer, hij ten laatste ook gevlucht. Alida de Meester f 13 Nov. 1802.
Blom sukkelend, al meermalen .emeritaat verzocht, verkrijgt het kort daarna en trekt den 15 December met zijne jongste, ongehuwde dochter naar Alkmaar, daar wonende aan de Ridderstraat. Van de plundering bij Ds. Blom in 1799 hoorde ik wel verhalen, dat de Russen de blank geschuurde tinnen nachtpotten medenamen, meenende dat zij van zilver waren.
Samuel der Kinderen was 48 jaar lang Chirurgijn aan de dorpsstraat in Bunschoten.
Uit het huwelijk met Helena de Wit werden elf kinderen geboren waarvan de jongste Frederick was.
Frederick werd onderwijzer van beroep en stond in het begin van zijn loopbaan in Eemnes-Binnen als hulponderwijzer voor de klas. Hij solliciteerde naar een onderwijzerplaats in Woerden wat hem blijkbaar , 20 jaar en ongehuwd, niet is bevallen want daarna solliciteerde hij naar de betrekking als onderwijzer, koster en voorzanger te Beusichem. Bij gebrek aan orgel werden die functies vaak gecombineerd. Nadat de sollicitatie in eerste instantie in zijn voordeel verliep en het bestuur zelfs akkoord ging met zijn benoeming gooide een frauduleuze secretaris roet in het eten door op eigen houtje een ander te benoemen buiten het bestuur om maar wel bindend. (beschreven in Bun Historiael 1997/76).
Vanuit Woerden werd in Sassenheim gesolliciteerd waar hij in 1709 werd benoemd tot schoolmeester, voorzanger en koster.
Tijd om een gezin te stichten in zijn nieuwe woonplaats trouwde hij onder huwelijkse voorwaarden in Sassenheim met de Amersfoortse Anna Aleida van Bogerijen. (de voorwaarden zijn ook beschreven in BH 1997). Hij verkocht zijn deel van het bezit in Spakenburg dat hij met zijn broer Meijndert deelde.
In Sassenheim werden 11 kinderen geboren waarvan er veel al jong stierven.
Van de verder levensloop is alleen bekend dat Frederik in 1753 in Heemstede woonde. Hij wordt nl genoemd in een acte in het Rechterlijk Archief in Bunschoten (waarschijnlijk betreffende een legaat). Hoe hij in Heemstede terecht is gekomen en of hij ook op andere plaatsen heeft gewerkt is niet bekend. Ten tijde van de acte was hij al 65jaar oud en zal hij vermoedelijk in Heemstede zijn overleden.
(aldus Oth Dekkers in BH)
Samuel der Kinderen was 48 jaar lang Chirurgijn aan de dorpsstraat in Bunschoten.
Uit het huwelijk met Helena de Wit werden elf kinderen geboren waarvan de jongste Frederick was.
Frederick werd onderwijzer van beroep en stond in het begin van zijn loopbaan in Eemnes-Binnen als hulponderwijzer voor de klas. Hij solliciteerde naar een onderwijzerplaats in Woerden wat hem blijkbaar , 20 jaar en ongehuwd, niet is bevallen want daarna solliciteerde hij naar de betrekking als onderwijzer, koster en voorzanger te Beusichem. Bij gebrek aan orgel werden die functies vaak gecombineerd. Nadat de sollicitatie in eerste instantie in zijn voordeel verliep en het bestuur zelfs akkoord ging met zijn benoeming gooide een frauduleuze secretaris roet in het eten door op eigen houtje een ander te benoemen buiten het bestuur om maar wel bindend. (beschreven in Bun Historiael 1997/76).
Vanuit Woerden werd in Sassenheim gesolliciteerd waar hij in 1709 werd benoemd tot schoolmeester, voorzanger en koster.
Tijd om een gezin te stichten in zijn nieuwe woonplaats trouwde hij onder huwelijkse voorwaarden in Sassenheim met de Amersfoortse Anna Aleida van Bogerijen. (de voorwaarden zijn ook beschreven in BH 1997). Hij verkocht zijn deel van het bezit in Spakenburg dat hij met zijn broer Meijndert deelde.
In Sassenheim werden 11 kinderen geboren waarvan er veel al jong stierven.
Van de verder levensloop is alleen bekend dat Frederik in 1753 in Heemstede woonde. Hij wordt nl genoemd in een acte in het Rechterlijk Archief in Bunschoten (waarschijnlijk betreffende een legaat). Hoe hij in Heemstede terecht is gekomen en of hij ook op andere plaatsen heeft gewerkt is niet bekend. Ten tijde van de acte was hij al 65jaar oud en zal hij vermoedelijk in Heemstede zijn overleden.
(aldus Oth Dekkers in BH)
Genealogie der Geslachten Coster en B l o m
door Jhr. H . H . RÖELL .
(Vervolg en slot van kolom 135).
Blom: eene vaas, waarin drie rozen met bladeren; kleuren onbekend.
Deze familie Blom schijnt zijn oorsprong te hebben in het Noordelijk deel der provincie Utrecht. Zij begint met twee broeders, beiden te Bunschoten. Het is mij niet
mogen gelukken de namen der ouders te ontdekken; dat het welgestelde lieden waren, [zal uit de volgende aanteekeningen blijken:
A. Adrianus Blom, en
B. Simon Blom.
Het geslacht der Kinderen vindt zijn oorsprong Sefardisch Joodse vluchtelingen die onder druk van de inquisitie Portugal en Spanje moesten verlaten.
De vluchtelingen vestigden zich eerst in Antwerpen, Middelburg en Amsterdam en rond 1600 ook via Engeland naar Amsterdam waar het uitgroeide tot de grootste Joodse bevolkingsgroep (archief Engelse kerk Amsterdam)
Zo koos Simha Manasse Gaon,weduwe van Jacob de Moses Israel, de naam "Der Kinderen". Niet voor haarzelf maar voor haar kinderen.
zie Harmen Snel : Achternamen in Amsterdam, de Portugezen, in Misjpoge 23 (2010),nr3 p94
Rachel kwam op 27-3-1705 van Amsterdam naar Bunschoten (was zij voor de 2e keer weduwe??)
kunstknipster, (die voor een schip de groote van een bladt papier 80 gulde kreeg van den Hr. Admirael Tromp, dat nae sijn schip gesneede was)
tr. (ondertr. Amsterdam 14.1.1679) Elias Pieters (of Elias Ardis), geb. Rijnsburg 1656/57, chirurgijn te Leiderdorp, later te Amsterdam,
hertr. 1690 Elisabeth Herrison, weduwe Matthijs Vonck.
makelaar op de Fluwele Burgwal 1677, st. Engeland, zoon van Thomas Gerrards en weduwnaar van Susanna Thorp.
woont Jordaan, onderbroken door enige jaren te Boskoop, stierf op zee op terugreis van Suriname
(genoemd naar de profetes, over wie haar zwangere moeder in de Westerkerk hoort preken
lidmaat Eng.Kerk 7.8.1607,in de Groene Harp Anthoniebreestraat 1607, Pieter Jacobs- straat 1635, begr. Zuiderkerkhof Amsterdam 16.12.1635, tr. Anna (op stamboom aangeduid als: van Londen), geb. Londen, lidmaat Eng. Kerk 13.6.1607, Pieter Jacobsstraat 1635 en 1638, Pieter Jacobs- dwarsstraat 1643 en 1644, st. tussen 1656 en 1661, dochter van _ . . ., brouwer te Londen
Uit Amstelodammum 1974
Het geslacht der Kinderen vindt zijn oorsprong Sefardisch Joodse vluchtelingen die onder druk van de inquisitie Portugal en Spanje moesten verlaten.
De vluchtelingen vestigden zich eerst in Antwerpen, Middelburg en Amsterdam en rond 1600 ook via Engeland naar Amsterdam waar het uitgroeide tot de grootste Joodse bevolkingsgroep (archief Engelse kerk Amsterdam)
Zo koos Simha Manasse Gaon,weduwe van Jacob de Moses Israel, de naam "Der Kinderen". Niet voor haarzelf maar voor haar kinderen.
zie Harmen Snel : Achternamen in Amsterdam, de Portugezen, in Misjpoge 23 (2010),nr3 p94
Het is niet na te gaan, wanneer deze John der Kinderen overleed. Frans der Kinderen veronderstelde in zijn manuscript, dat hij identiek was met de volgende John, van wie hij twee kinderen in de doop- registers van de Engelse Kerk vond. Het is uiteraard mogelijk, maar niet erg File "perso.txt", line 686, characters 15-29: Failed - unbound var "sosa_ref.index" waarschijnlijk, daar verder niets over hem bekend was in de familie. John der Kinderen (ged. E.K. Amsterdam 5.4.1625?) tr. 1. Grote Kerk ‘s-Gravenhage 16.12.1646 Cornelia Haddeway, weduwe van Johannes Fontaine, 2. Sloterdijk 7.9.1653 (ondert. Amsterdam 23.8) Joosje Willems, geb. Amsterdam 1626/27, dochter van . . . . . . . en Rebecca Willems. Hij woonde toen als kleermaker in de Nieuwe Leliestraat en kon niet schrijven. Op 27.5.1654 werd een zoon Henry en op 11.10.1656 een dochter Rebecca gedoopt in de E.K. Amsterdam. Misschien is deze Jan identiek met Jan der Kinderen op de Prinsengracht bij de Leidsestraat, die 31.3.1667 een misdracht liet begraven op het Leidse Kerkhof
Er staat er bij hun ondertrouw op 4-4-1615: Samuel Davids, van Londen, Rachel Hammel van Jarnseij (=Guernsey, de kanaaleilanden waren een toevluchtsoord voor Franse calvinisten).
De naam Merriday is van Welshe oorsprong. https://archief.amsterdam/indexen/deeds/2a4ed9c5-8ca7-4db6-b709-74e4ccb59aba Vermoedelijk heette de vader van Rachel Charles(de naam van hun oudste zoon). Er was Charles Hamel die in Caen, Normandië woonde, geboren circa 1545, en een Charles Hamel in Manche, Normandie, geb circa 1560, mogelijk was 1 van hen haar vader.
Er staat er bij hun ondertrouw op 4-4-1615: Samuel Davids, van Londen, Rachel Hammel van Jarnseij (=Guernsey, de kanaaleilanden waren een toevluchtsoord voor Franse calvinisten). De naam Merriday is van Welshe oorsprong
Het geslacht der Kinderen vindt zijn oorsprong Sefardisch Joodse vluchtelingen die onder druk van de inquisitie Portugal en Spanje moesten verlaten.
De vluchtelingen vestigden zich eerst in Antwerpen, Middelburg en Amsterdam en rond 1600 ook via Engeland naar Amsterdam waar het uitgroeide tot de grootste Joodse bevolkingsgroep (archief Engelse kerk Amsterdam)
Zo koos Simha Manasse Gaon,weduwe van Jacob de Moses Israel, de naam "Der Kinderen". Niet voor haarzelf maar voor haar kinderen.
zie Harmen Snel : Achternamen in Amsterdam, de Portugezen, in Misjpoge 23 (2010),nr3 p94
Ondertrouw, Permission to marry, op 10-mei
Austin Friars Church book
Hildernisse, we. Joris van Daele, met Adam der Kinderen.
lidmaat Eng.Kerk 7.8.1607,in de Groene Harp Anthoniebreestraat 1607, Pieter Jacobs- straat 1635, begr. Zuiderkerkhof Amsterdam 16.12.1635, tr. Anna (op stamboom aangeduid als: van Londen), geb. Londen, lidmaat Eng. Kerk 13.6.1607, Pieter Jacobsstraat 1635 en 1638, Pieter Jacobs- dwarsstraat 1643 en 1644, st. tussen 1656 en 1661, dochter van _ . . ., brouwer te Londen
Uit Amstelodammum 1974
Austin Friars Church Book
Wessels v. Bevercn in Kleve met Sara der Kinderen dochter Adams.
Vermoedelijk heette de vader van Rachel Charles(de naam van hun oudste zoon). Er was Charles Hamel die in Caen, Normandië woonde, geboren circa 1545, en een Charles Hamel in Manche, Normandie, geb circa 1560, mogelijk was 1 van hen haar vader.
Er staat er bij hun ondertrouw op 4-4-1615: Samuel Davids, van Londen, Rachel Hammel van Jarnseij (=Guernsey, de kanaaleilanden waren een toevluchtsoord voor Franse calvinisten). De naam Merriday is van Welshe oorsprong
Er staat er bij hun ondertrouw op 4-4-1615: Samuel Davids, van Londen, Rachel Hammel van Jarnseij (=Guernsey, de kanaaleilanden waren een toevluchtsoord voor Franse calvinisten).
De naam Merriday is van Welshe oorsprong. https://archief.amsterdam/indexen/deeds/2a4ed9c5-8ca7-4db6-b709-74e4ccb59aba Vermoedelijk heette de vader van Rachel Charles(de naam van hun oudste zoon). Er was Charles Hamel die in Caen, Normandië woonde, geboren circa 1545, en een Charles Hamel in Manche, Normandie, geb circa 1560, mogelijk was 1 van hen haar vader.
Mr.H.F. Wijnman (historical scientist) searched in London specifically after Lenaert der Kindern (the famous Bible printer) but without result. Though, in the Dutch Church consistory files of 1550 he did find an Adam der Kinderen with his wife Cornelia.
The householdings-register 1551 mentions them again as living in Southwark but in the did not show up anymore in the Memberlist of 1559 as it is concluded in teh publications of the Hugenot Society at London in 1900 (part X 1).
Mr.H.F. Wijnman zocht ook in Londen tevergeefs naar een Lenaert der Kinderen (de befaamde Bijbeldrukker) Wel vond hij daar in 1550 in het lidmatenregister van de Hollandse kerk een Adam der Kinderen en zijn echtgenote Cornelia.
In het register van 1551 van huishoudens worden zij nog genoemd te Southwark,
maar in het bovengenoemde lidmatenregister van 1559 komen zij niet meer voor, zoals blijkt uit de Publications of the Huguenot Society of Londen van 1900 (deel X 1).
Ondertrouw, Permission to marry, op 10-mei
Austin Friars Church book
Hildernisse, we. Joris van Daele, met Adam der Kinderen.
Mr.H.F. Wijnman (historical scientist) searched in London specifically after Lenaert der Kindern (the famous Bible printer) but without result. Though, in the Dutch Church consistory files of 1550 he did find an Adam der Kinderen with his wife Cornelia.
The householdings-register 1551 mentions them again as living in Southwark but in the did not show up anymore in the Memberlist of 1559 as it is concluded in teh publications of the Hugenot Society at London in 1900 (part X 1).
Mr.H.F. Wijnman zocht ook in Londen tevergeefs naar een Lenaert der Kinderen (de befaamde Bijbeldrukker) Wel vond hij daar in 1550 in het lidmatenregister van de Hollandse kerk een Adam der Kinderen en zijn echtgenote Cornelia.
In het register van 1551 van huishoudens worden zij nog genoemd te Southwark,
maar in het bovengenoemde lidmatenregister van 1559 komen zij niet meer voor, zoals blijkt uit de Publications of the Huguenot Society of Londen van 1900 (deel X 1).
Mr.H.F. Wijnman (historical scientist) searched in London specifically after Lenaert der Kindern (the famous Bible printer) but without result. Though, in the Dutch Church consistory files of 1550 he did find an Adam der Kinderen with his wife Cornelia.
The householdings-register 1551 mentions them again as living in Southwark but in the did not show up anymore in the Memberlist of 1559 as it is concluded in teh publications of the Hugenot Society at London in 1900 (part X 1).
Mr.H.F. Wijnman zocht ook in Londen tevergeefs naar een Lenaert der Kinderen (de befaamde Bijbeldrukker) Wel vond hij daar in 1550 in het lidmatenregister van de Hollandse kerk een Adam der Kinderen en zijn echtgenote Cornelia.
In het register van 1551 van huishoudens worden zij nog genoemd te Southwark,
maar in het bovengenoemde lidmatenregister van 1559 komen zij niet meer voor, zoals blijkt uit de Publications of the Huguenot Society of Londen van 1900 (deel X 1).