daslist
Tot de 15de generatie.
Willem van (de Rijke) Nassau Dillenburg, geboren op 10 april 1487, Dillenburg, gestorven op 6 oktober 1559, Dillenburg (leeftijd bij overlijden: 72 jaar oud)
...
gehuwd met ...
...
Walburga van Egmont, geboren op 19 oktober 1490, gestorven in maart 1529 (leeftijd bij overlijden: 38 jaar oud), hieruit :
...
gehuwd met ...
...
Juliana van Stolberg, geboren in 1506, gestorven in 1580 (leeftijd bij overlijden: 74 jaar oud), hieruit :
Totaal : 158 personen, (echtgenoten weggelaten = 273)
harlotte ging in 1559 onder druk van haar ouders in het klooster Abbaye Notre-Dame-de-Jouarre, onder de hoede van haar tante Louise, die daar abdis was. Volgens haar vader had dat het voordeel dat Charlotte dan niet kon delen in de erfenis, die hij bij zijn enige zoon François in betere handen vond. Haar tante stierf echter al spoedig na Charlottes intrede. Zij liet merken dat zij geen non wilde worden, en dus ook geen abdis, en ook dat zij niet van haar erfenis wilde afzien. Niettemin werd zij in 1565 geïnstalleerd als abdis. In tegenstelling tot haar vader, die tijdens de godsdienstoorlogen vanaf 1561 aan de zijde van de katholieken vocht, vatte Charlotte sympathie op voor de hugenoten.
In 1572 vluchtte Charlotte uit het klooster en zocht op advies van Johanna van Albret, koningin van Navarra, bescherming in Heidelberg bij de calvinistische Frederik III van de Palts (Louise Juliana, de oudste dochter van Charlotte, zou later trouwen met diens kleinzoon) en ging over tot het calvinisme. Daar ontmoette zij enkele weken later Willem van Oranje. Twee jaar later vroeg die haar via zijn vertrouweling Marnix van Sint-Aldegonde ten huwelijk.
Het huwelijk van Willem van Oranje met Charlotte de Bourbon op 12 juni 1575 stuitte bij velen om een aantal redenen op onbegrip. Niet alleen zat Willem diep in de schulden, maar ook was Charlotte als afvallige non onterfd door haar vader en kreeg zij natuurlijk geen bruidsschat mee. De familie van Anna van Saksen wees erop, dat er in 1571 weliswaar een scheiding van tafel en bed tot stand was gekomen, maar dat er van formele echtscheiding geen sprake was. Dit derde huwelijk van Willem was dan ook geen huwelijk uit berekening, zoals gewoonlijk in die dagen, maar uit wederzijdse liefde en genegenheid. Hun briefwisseling laat dit zien. Charlotte steunde Willem krachtig in zijn Nederlandse onafhankelijkheidsstrijd. Zij liet zich, als Willem op pad was, door brieven op de hoogte houden en fungeerde als verbindingspersoon tussen Willem en het leger. In de zeven jaren van hun huwelijk baarde zij hem niet minder dan zes kinderen, die allen volwassen geworden zijn.
Na de eerste mislukte aanslag op Willems leven op 18 maart 1582 verzorgde Charlotte haar man intensief, waardoor zij erg verzwakt raakte. Ze overleed op 5 mei van datzelfde jaar aan een longontsteking. Charlotte de Bourbon is begraven in de Grote of Onze-Lieve-Vrouwe Kathedraal in Antwerpen, in een graf dat tegenwoordig niet terug te vinden is.
Zij werd geboren als dochter van de vooraanstaande protestant Gaspard de Coligny en Charlotte de Laval. Zij overleed op 13 november 1620 en werd op 24 mei 1621 bijgezet in de grafkelder van Oranje-Nassau in de Nieuwe Kerk te Delft.
Op 26 mei 1572 was zij op 17-jarige leeftijd getrouwd met Charles de Téligny, een protestantse diplomaat. Nadat zowel Charles als haar vader tijdens de Bartholomeusnacht (24 augustus 1572) voor haar ogen was vermoord, vluchtte zij naar Zwitserland.
Op 12 april 1583 trouwde zij met prins Willem I in Antwerpen. Dit was het enige jaar sinds 1572 dat zij niet in rouwkleding was gekleed. Het huwelijk van Willem en Louise was politiek beladen, haar Franse afkomst maakte Louise niet erg populair in de Nederlanden. Hun zoon Frederik Hendrik werd geboren op 29 januari 1584. Op 10 juli van datzelfde jaar overleed Willem van Oranje als gevolg van de aanslag van Balthasar Gerards en was Louise voor de tweede maal weduwe geworden. Zij speelde als weduwe van Willem de Zwijger nog een zekere publieke rol; bij het beleg van Geertruidenberg (1593) ging zij, net als andere elegante dames, een kijkje nemen.
Nadat ze in 1619 tevergeefs bij haar stiefzoon prins Maurits had getracht de executie van Johan van Oldenbarnevelt te voorkomen, vertrok ze echter naar Frankrijk, waar ze tot haar dood in 1620 verbleef bij de Franse koningin-moeder Maria de' Medici.
Frederik Hendrik (Delft, 29 januari 1584 – Den Haag, 14 maart 1647), Prins van Oranje en graaf van Nassau, was stadhouder, kapitein-generaal en admiraal-generaal van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden. Vanwege zijn succesvolle belegeringen kreeg hij de bijnaam 'stedendwinger'.
In 1625 volgde hij zijn overleden halfbroer Maurits van Oranje op als stadhouder van de soevereine provincies Holland, Zeeland, Utrecht, Gelderland en Overijssel en als opperbevelhebber van het Staatse leger. Het stadhouderschap over Landschap Drenthe en Stad en Lande verwierf hij in 1640. De Republiek was tijdens zijn gehele leven verwikkeld in de Tachtigjarige Oorlog met Spanje.
Als legeraanvoerder gaf hij, evenals Maurits, de voorkeur aan het belegeren van steden en het mijden van veldslagen. De geduchte veldheer veroverde op die manier onder andere Groenlo, Maastricht, Schenkenschans, Breda en Hulst. Zijn grootste overwinning was die van 's-Hertogenbosch in 1629.
Als staatsman had hij te maken met het in de tijd van Maurits ontstane binnenlands conflict tussen de remonstranten en de contraremonstranten, dat protestanten in het hele land verdeelde. Behendig bleef hij een positie in het midden innemen om beide partijen afhankelijk van hem te houden en verschilde hierin met zijn voorganger. Na het beleg van Breda in 1637 kregen de remonstranten de overhand in Holland en door de op handen zijnde vrede werd het voor de stadhouder moeilijker de oorlog gefinancierd te krijgen. Een jaar na zijn dood kwam met de Vrede van Münster een eind aan de oorlog met Spanje.
Op persoonlijk vlak vond hij het belangrijk zijn prestige en vorstelijke allure in Europa te verhogen. Hij liet grootse paleizen bouwen, had een uitgebreide kunstverzameling en hield uitbundige feesten.
Amalia van Solms is gravin van Braunfels en de kleindochter van de zus van Willem van Oranje. Als vrouw van stadhouder Frederik Hendrik heeft zij veel macht op het beleid in de Republiek. Deze macht gebruikt ze om de positie van de Oranjes te versterken. Amalia van Solms werd geboren op 31 augustus 1602 te Braunfels.
Amalia van Solms is de dochter van Johan Albrecht I van Solms-Braunfels en Agnes van Sayn-Wittgenstein. Haar jeugd bracht ze door op het Slot van Braunfels aan de rivier de Lahn. Toen ze achttien jaar oud was kwam ze als hofdame van Elizabeth Stuart en Frederik V van de Palts (kleinzoon van Willem van Oranje) naar Den Haag. Daar leerde zij Frederik Hendrik, haar achterneef, kennen.
Onder druk van de stervende broer van Frederik, stadhouder Maurits, trouwde Amalia met Frederik. Ondanks de dwang pasten zij goed bij elkaar. Samen kregen ze negen kinderen, zeven dochters en twee zonen, waarvan er vier op zeer jonge leeftijd overleden. Na de dood van Maurits werd Frederik stadhouder. Hij wist zijn invloed op het beleid in de Republiek sterk te vergroten, waarmee ook de invloed van Amalia groeide.
Amalia zorgde er voor dat het ceremonieel in het Haagse hofleven tot bloei kwam. Ze wilde het aanzien van de Oranjes binnen Europa vergroten en ze deed dit ook door huwelijken van haar kinderen te arrangeren. Ze was betrokken bij het huwelijk van haar oudste zoon Willem II met Maria I Stuart van Engeland en bij het huwelijk van haar dochter Albertine Agnes met de Friese stadhouder Willem Frederik. Hierdoor werden de Duits-Friese en de Nederlandse Nassaus verbonden.
Amalia bemoeide zich ook met de buitenlandse politiek. Tijdens onderhandelingen met Spanje wist ze vroegere bezittingen van Willem van Oranje, zoals Turnhout, in handen te krijgen. Na het overlijden van Frederik in 1647 en Willem II in 1650 nam de invloed van Amalia sterk af. Tot haar dood op 8 september 1675 stortte ze zich vooral op het bouwen en verbouwen van paleizen, zoals Huis ten Bosch.
Hij is de oudste zoon van Frederik-Hendrik ‘de stedendwinger’ en wil net als zijn vader uitgroeien tot een groot generaal. Maar nog voordat zijn militaire loopbaan echt van de grond kan komen sluit de Republiek in 1648 een vredesverdrag met Spanje. Uit onvrede over de gevolgen hiervan pleegt hij in 1650 een staatsgreep. Stadhouder Willem II van Oranje werd geboren op 27 mei 1626.
Willem II van Oranje werd geboren op 27 mei 1626 te Den Haag. Hij was de oudste zoon van stadhouder Frederik-Hendrik, die vanwege zijn vele geslaagde belegeringen tijdens de Tachtigjarige Oorlog de bijnaam ‘de stedendwinger’ kreeg. In 1641 trad de 14-jarige Willem in het huwelijk met Maria Henriëtte Stuart, de oudste dochter van de Engelse koning Karel I.
Evenals zijn succesvolle vader koesterde Willem ook militaire ambities. Zo voerde hij op 17-jarige leeftijd zijn eerste leger aan tijdens de Hinderlaag bij Bergen op Zoom in 1643. De jonge prins slaagde erin de Spanjaarden in de val te lokken en de slag te winnen, een daad die hem uiterst populair maakte onder het volk. In de periode hierna verzette Willem zich dan ook fel tegen een mogelijke vrede met Spanje, aangezien dit het einde van zijn militaire successen zou kunnen betekenen. Zijn protesten bleken echter tevergeefs, en in 1648 sloot de Republiek de Vrede van Na de beëindiging van de Tachtigjarige Oorlog pleitte onder andere het gewest Holland voor het terugbrengen van het aantal soldaten in het leger van de Republiek. Willem weigerde dit echter te accepteren, omdat hij dit zag als een inbreuk op zijn machtsbasis. In juli 1650 pleegde de stadhouder daarom een staatsgreep en liet hij zijn politieke tegenstanders, ‘de Loevensteinse factie’, gevangen zetten.
Lang kon hij echter niet genieten van zijn nieuwe macht, want in oktober van datzelfde jaar raakte hij geїnfecteerd met de pokken. Willem II overleed een maand later, 6 november 1650, op 24-jarige leeftijd. Zijn enige zoon, de latere stadhouder Willem III, werd een week na zijn dood geboren.
Ze was de Princess Royal van Engeland en werd prinses van Oranje-Nassau door haar huwelijk met Willem II van Oranje. Na de dood van haar man in 1650 verbleef ze samen met haar gevluchte broers Karel en Jacobus II van Engeland in Nederland ten tijde van de Engelse burgeroorlog. Maria Henriëtte Stuart werd geboren op 4 november 1631.
Maria werd geboren als oudste dochter van koning Karel I van Engeland en zijn vrouw Henriëtta Maria in Londen. In navolging van de Franse etiquette in die tijd gaf de koning haar de titel Princess Royal, die vanaf toen aan de oudste dochter van de Britse vorst werd toegekend. Ondanks pogingen van haar moeder om haar Rooms-Katholiek op te voeden, werd ze naar de wens van haar vader protestants opgevoed.
Koning Karel I probeerde zonder succes Maria uit te huwelijken aan een zoon van Filips IV van Spanje. Toen deze poging evenals een huwelijk met haar neef Karel Lodewijk van de Palts mislukte, verloofde ze zich met Willem, zoon van Frederik Hendrik, Prins van Oranje-Nassau en stadhouder van de Verenigde Provincies. Op 2 mei 1641 trouwde zij in Londen. Door haar jonge leeftijd voegde ze zich echter pas in 1642 bij haar man in Holland.
In maart 1647 volgde haar man Willem II zijn vader op als stadhouder. Drie jaar later stierf Willem aan de pokken, slechts enkele dagen voordat zijn zoon geboren werd. Samen met de grootmoeder van haar overleden man, Amalia van Solms, deelde ze de voogdijschap over haar zoon. Tegen het eind van de Engelse Burgeroorlog (1642-1651) werd haar vader Karel I in 1649 onthoofd, en kwam Engeland onder het bestuur van Oliver Cromwell.
Omdat Maria weigerde om Nederlands te leren en omdat ze nauwe banden met de verbannen Engelse edelen aanhield, was ze weinig populair onder het Nederlandse volk. Nadat haar broer Karel II in 1658 de troon besteeg in Engeland werd haar positie en die van haar zoon in Holland versterkt. In september 1660 begaf Maria zich naar Engeland om twee maanden later op 29-jarige leeftijd te overlijden aan de pokken. Haar zoon Willem III van Oranje zou in de Glorious Revolution (1688) zijn oom koning Jacobus II van de troon stoten ten gunste van zichzelf.
William and his wife Mary were crowned joint monarchs of England, Scotland and Ireland in 1689. Their accession, known as the ‘Glorious Revolution’, marked an important transition towards parliamentary rule as we know it today. William’s ousting of his predecessor, the Catholic James II, ensured the primacy of the Protestant faith in Britain. His decisive victory over James at the Battle of the Boyne is celebrated annually in Northern Ireland on 12 July. In Europe, William was successful in his lifelong struggle to contain the military ambitions of Louis XIV, the Catholic king of France. In part to help finance his wars with Louis, William founded the Bank of England.
Na de dood van haar man Willem Frederik in 1664 werd ze in Friesland regentes voor haar zoon Hendrik Casimir II. Tijdens het regentschap moest Albertine Agnes in 1672 het hoofd bieden aan de aanvallen van Bernhard von Galen, de bisschop van Münster.
In 1676 kocht Albertine Agnes een bestaand landgoed in het huidige Oranjewoud genaamd Oranjewoud. Ze liet hier lange lanen, singels en tuinen in barokstijl aanleggen. Dit ontwikkelde zich tot Paleis Oranjewoud. Op dit buiten stierf Albertine Agnes. Haar stoffelijk overschot werd bijgezet in de Grafkelder van de Friesche Nassau's in Leeuwarden.
Willem Frederik studeerde in Leiden en Groningen en nam daarna dienst in het leger van Frederik Hendrik van Oranje. In 1640 nam hij deel aan de strijd om Hulst, waarbij zijn oudere broer Hendrik Casimir sneuvelde. Vervolgens ontstond een conflict met Frederik Hendrik van Oranje wie Hendrik Casimir zou opvolgen als stadhouder van Friesland, Groningen en Drenthe. Als opperbevelhebber van het leger weigert Frederik Hendrik dan ook om Willem Frederik tot veldmaarschalk te benoemen. Willem Frederik doet er alles aan om Frederik Hendriks vertrouwen te winnen. Uiteindelijk werd Willem Frederik stadhouder van Friesland en Frederik Hendrik van Groningen en Drenthe. Tegen die tijd was de Tachtigjarige Oorlog bijna ten einde. In 1650, na het overlijden van Frederik Hendrik en van zijn zoon en opvolger Willem II, werd hij alsnog stadhouder van Groningen en Drenthe. Zijn benoeming tot veldmaarschalk van de Republiek wordt enkele malen door de republikanse regentenpartij onder Johan de Witt en Cornelis de Graeff tegengehouden. In 1662 werd hij door de Staten van Friesland aan het hoofd van een klein expeditieleger gesteld dat de orde in de stad Groningen, waar problemen waren ontstaan rond Johan Schulenborgh, herstellen.
Tijdens een jachtpartij wilde Willem Frederik een schot lossen met zijn zadelpistool, dat weigerde af te gaan. Bij het schoonmaken van het pistool kreeg hij een schot door zijn kin en kaak (24 oktober). Al zijn tanden zaten los en hij kon niet meer slikken. Een week later stierf hij.[1] Zijn stoffelijk overschot werd bijgezet in de Grafkelder van de Friesche Nassau's in Leeuwarden.
Hij werd na zijn dood in 1664 opgevolgd door zijn zoon Hendrik Casimir II; de weduwe Albertine Agnes werd "regentes" voor haar zoon.
Hendrik Casimir volgde, aanvankelijk onder voogdijschap van zijn moeder, zijn vader na diens overlijden in 1664 op als stadhouder van Friesland en Groningen. In 1675 verklaarden de Staten van Friesland het stadhouderschap erfelijk voor het huis Nassau-Dietz. Hendrik Casimir II werd daardoor de eerste Friese erfstadhouder. Zoals zijn voorgangers werd hij officier in het leger van de Republiek, maar met zijn neef en opperbevelhebber Willem III van Oranje kon hij slecht overweg. In 1674 liep hij zelfs over naar de Fransen. Hij keerde terug in 1688 tijdens de Negenjarige Oorlog, en in 1689 werd hij tot derde veldmaarschalk in het Staatse leger benoemd. Toen hij na de dood van Waldeck, de eerste veldmaarschalk, in 1692 niet diens positie kreeg toebedeeld, voelde hij zich gepasseerd en nam in 1693 opnieuw ontslag.
Hij werd als stadhouder opgevolgd door zijn zoon Johan Willem Friso.
Bij het overlijden van zijn vader in 1696 werd hij vorst van Nassau-Dietz en tot stadhouder benoemd van de gewesten Friesland en Groningen. Zijn moeder trad op als regentes tot 1707. Toen nam Johan Willem Friso de functie van stadhouder van Friesland daadwerkelijk op zich, en in 1708, toen hij meerderjarig werd tevens het stadhouderschap van Groningen.
Als enige erfgenaam van zijn achterneef stadhouder Willem III, die in 1702 overleed, erfde hij de titel Prins van Oranje. Echter, direct na het openvallen van het testament, maakten ook de Fransman Frans Lodewijk van Conti en Willems neef Frederik I van Pruisen aanspraak op de titel Prins van Oranje. In 1711 werd besloten de erfeniskwestie in Den Haag te bespreken.
Johan Willem Friso nam als generaal deel aan de Spaanse Successieoorlog. Bij de slag bij Malplaquet op 11 september 1709, ontstond een misverstand tussen hem en de Britse commandant, Marlborough. Hierdoor verloren vele duizenden Nederlanders het leven in deze bloedige veldslag. De slag werd toch beslist in het voordeel van de geallieerden. Op weg naar Den Haag i.v.m. een bespreking met zijn rivaal voor de titel, Frederik van Pruisen, over de erfenis verdronk de 23-jarige Johan Willem Friso op 14 juli 1711 bij de oversteek van Moerdijk naar Strijensas over het Hollandsch Diep. Kort daarna, op 1 september 1711, werd zijn zoon Willem IV van Oranje-Nassau geboren. Op 25 februari 1712, ruim 7 maanden na zijn dood, werd Johan Willem Friso begraven in de Grote of Jacobijnerkerk te Leeuwarden.
Omdat zij in Friesland heel populair was, werd zij muoi (het friese woord voor tante) genoemd.
Na het vroegtijdig overlijden van haar echtgenoot Johan Willem Friso, in 1711, nam zij tijdens de minderjarigheid van zijn postuum geboren zoon, Willem IV, het stadhouderschap van Friesland, Groningen en Drenthe waar (tot 1731). In 1730 liet zij voor zich zelf het buitenverblijf Marienburg bouwen. Zij bewoonde het Princessehof, een stadspaleis in 1731 aangekocht. Maria Louise had een belangrijke porseleincollectie. Tegenwoordig is in het Princessehof het nationaal keramiekmuseum gevestigd.
In 1734 trouwde haar zoon met Anna van Hannover, met wie zij niet goed overweg kon. In 1747 werd Willem IV van Oranje-Nassau ook stadhouder van de andere gewesten van de Republiek. Toen hij in 1751 overleed, was zijn zoon Willem V nog maar drie jaar oud. Marijke Meu nam het regentschap over van haar schoondochter, Anna van Hannover, die in 1759 overleed.
Willem Karel Hendrik Friso werd geboren in Leeuwarden als zoon van Johan Willem Friso van Nassau-Dietz en Maria Louise van Hessen-Kassel. De val van een paard, in 1717 in de tuin van Paleis Soestdijk, de zomerresidentie, deed even voor zijn leven vrezen. Willem IV kreeg meer dan de gebruikelijke opvoeding van adellijke kinderen. De prins studeerde aan de Universiteit van Franeker en aan de Universiteit Utrecht. Willem IV sprak diverse talen (waaronder Fries) en was geïnteresseerd in geschiedenis; ook in de fouten van zijn voorgeslacht, zoals hij zijn hoogleraar meldde.
Zijn benoeming had veel voeten in de aarde: er waren kapers op de kust, en daarbij zijn de bronnen niet eensluidend; iedere auteur beweert wat anders.[2][3][4] Aangenomen kan worden dat hij in november 1722 in Gelderland werd benoemd, maar voorlopig had hij daar alleen de titel en de toelage.[5] In 1726 werd hem een plaats in de Raad van State geweigerd door de niet-stadhouderlijke provincies. De ontvangst van de prins drie jaar later in Den Haag was uitgesproken koel. Drenthe en Groningen zouden hem daarentegen in 1729 en Friesland in 1731 tot stadhouder benoemd hebben.[6] Vanaf die tijd was hij in feite de hoogste ambtenaar van deze gewesten.
Van Willem V wordt gezegd dat hij een goed geheugen had, filosofisch en goed van aard was, echter ook besluiteloos, legalistisch en detaillistisch. Hij was een stevige drinker, liep mank en miste waarschijnlijk twee voortanden, nadat hij in zijn jeugd van zijn paard was gevallen. Hij raakte diep in de problemen door zijn halsstarrigheid tijdens de patriottentijd. In februari 1793 verklaarde de revolutionaire regering in Parijs hem de oorlog. In januari 1795 ging hij in ballingschap. Hij beval de koloniale bestuurders zich over te geven aan de Britten, waarna militaire bezetting volgde. In 1801 deed hij afstand van al zijn rechten als erfstadhouder.
Willem I Frederik, geboren als Willem Frederik Prins van Oranje-Nassau (Den Haag, 24 augustus 1772 – Berlijn, 12 december 1843) was de eerste koning van Nederland uit het huis Oranje-Nassau.
Op 30 november 1813 zette Willem na achttien jaar weer voet op Nederlandse bodem. In Londen was hij per brief uitgenodigd als "soeverein vorst" de regering op zich te nemen. De brief was afkomstig van het Driemanschap van 1813, de Haagse notabelen Gijsbert Karel van Hogendorp, Frans Adam van der Duyn van Maasdam en Leopold van Limburg Stirum. Willem aanvaardde hun uitnodiging en het Engelse fregat The Warrior bracht hem naar de kust van Scheveningen. Met een boerenwagen werd hij vervolgens naar het strand gereden. Een van de eerste dingen die hij in Nederland deed, was een proclamatie uitvaardigen, waarin hij aankondigde: "Ons gemeene Vaderland is gered: De oude tyden zullen weldra herleeven." Van Hogendorp werd eerst samen met Van der Duyn tot graaf verheven, maar overigens na verloop van tijd door de koning ontslagen wegens zijn voortdurende kritiek op de gang van zaken. Op 1 december werd Willem tot soeverein vorst uitgeroepen, wat op 2 december door hem werd aanvaard
Na de nederlaag van Napoleon in de Slag bij Leipzig in 1813 werd hij ingehuldigd als 'Soeverein Vorst' der Verenigde Nederlanden. Op 16 maart 1815 riep hij zichzelf uit tot koning der Verenigde Nederlanden en Hertog van Luxemburg. In hetzelfde jaar werd op het Congres van Wenen door de Europese mogenheden besloten om het hertogdom Luxemburg te promoveren tot groothertogdom, Willem I te erkennen als eerste Groothertog en werd de koningstitel en de titel van Hertog van Limburg bevestigd. Hiermee was de kersverse Nederlandse monarchie binnen Europa formeel erkend en fungeerde als buffer voor zowel Frankrijk als Engeland. Na de troonsafstand in 1840 noemde Willem I zichzelf koning Willem Frederik, graaf van Nassau.
In Duitsland was Willem I van 1803 tot 1806 "Fürst" (vorst) van het Vorstendom Nassau-Oranje-Fulda. In 1806 en in de periode 1813-1815 was hij tevens vorst van het Vorstendom Nassau-Oranje.
Willem (roepnaam "Guillot") werd geboren in Den Haag als zoon van de latere koning Willem I en van Wilhelmina van Pruisen. Hij kreeg een jongere broer: Frederik (1797-1881), en twee jongere zusjes: Paulina (1800-1806) en Marianne (1810-1883). Na de vlucht in 1795 van zijn grootvader stadhouder Willem V en de uitroeping van de Bataafse Republiek trokken zijn ouders met hun driejarige zoon eerst naar Engeland en daarna naar Duitsland.
Zijn jeugd bracht Willem door aan het hof van de koning van Pruisen waar hij een militaire opleiding kreeg en diende in het Pruisische leger. In Spanje diende hij onder Wellington in het Engelse leger. In 1813 keerde hij met zijn vader terug naar Nederland. In 1815 werd hij troonopvolger. Hij nam als Engels generaal deel aan de Slag bij Waterloo, waaruit hij gewond aan zijn schouder, en in de ogen van sommigen zelfs als de "held van Quatre-Bras en Waterloo", terugkwam.
Koning Willem III is overleden op 23 november 1890. Hij had een bewogen leven achter de rug en dat begon al met de verhouding ten opzichte van zijn vader, die hem zo veel mogelijk buiten staatszaken hield als gevolg waarvan zij dus op voet van oorlog leefden. Toen de grondwetswijziging van Thorbecke in 1848 werd doorgevoerd, weigerde hij nog langer koning te worden. Maar dat gebeurde in 1849 toch, nadat zijn vader op mysterieuze wijze in het Loo te Apeldoorn of Tilburg was overleden. Zijn politieke duurde voort en zijn hogere roeping bestond er in het kabinet zoveel mogelijk te dwarsbomen, zo sterk, dat geruchten over een ophanden zijnde staatsgreep niet van de lucht waren. Maar spoedig keerde het tij vanwege zijn buitensporige levensstijl, met zeker 30 bastaardkinderen en syfilis als gevolg.
Vrij zeker is, dat vermeende erfgenamen des konings, de Pruisische familie Wied aspiraties op de Nederlandse troon hadden en hem via een prostituee aan zijn geslachtsziekte hebben geholpen. In adellijk Nederland was dat verhaal breed bekend geworden en was bovendien een vrij gebruikelijke methode om op slinkse manier tegenstanders uit de weg te ruimen, omdat er nog geen geneesmiddel tegen deze ziekte voorhanden was. Het huis Wied was nauw verwant aan het Nederlandse koningshuis. Na de dood van de zoons van koning Willem III maakten hun zoons (een kleine) kans op de Nederlandse troon, al stonden zij verder van de troon dan de nakomelingen van Willems zuster Sophie, die was gehuwd met groothertog Karel Alexander van Saksen-Weimar-Eisenach. Met de grondwetswijziging van 1922, die het recht op troonopvolging beperkte tot de nakomelingen van Wilhelmina, vervloog deze kans. Deze grondwetswijziging houdt alleen stand als onweerlegbaar bewezen kan worden dat Wilhelmina rechtmatig de troon heeft kunnen bestijgen, dus in rechte lijn dient af te stammen van koning Willem I.
In 1879 trouwde Willem III met de latere Koningin-Regentes Emma van Waldeck-Pyrmont. Op 31 augustus 1880 werd Wilhelmina geboren. Kroonprins Alexander was toen nog rechtmatig troonpretendent, maar heeft vast laten leggen dat Wilhelmina in geen geval een dochter van zijn vader kon zijn. Hij heeft haar nooit bezocht en zal haar derhalve nimmer in zijn testament hebben opgenomen. We zullen hier later op terug komen. In 1884 werd dus Wilhelmina vermoedelijke troonopvolger van koning Willem III.
Prins Willem en zijn vader koning Willem III waren ernstig gebrouilleerd, hetgeen uiteindelijk eindigde in een zelfgekozen ballingschap nadat de koning en de koningin de huwelijksplannen van prins Willem met gravin Mathilde van Limburg Stirum hadden afgekeurd. De 33-jarige Willem wilde toch trouwen, desnoods zonder toestemming van zijn ouders. Mathilda, die nog geen twintig was, kreeg ook geen toestemming van haar ouders. Deze geschiedenis staat niet op zichzelf.
In een eerdere periode had hij een verhouding met Helena Francisca Jacoba Johanna Rietbergen, geb. Leiden 3-1-1841, die dienstbode was. Uit die verhouding is op 20 oktober 1864 Johannes Fransiscus Jansen geboren, Helena trouwde later met een mijnheer Jansen, met wie ze een dochter kreeg.
In 1870 is Willem in het geheim in Parijs getrouwd met Agatha Barones van Lynden, telg van een oud adellijk geslacht, waar we veel namen van terug vinden in bestuur en politiek. Omdat Willem ook voor dit huwelijk geen toestemming had gekregen, had hij een verzoek tot troonsafstand gedaan en te kennen gegeven met een jaargeld van 30.000,- gulden terug te trekken uit Nederland. Zijn vader en moeder wezen dit verzoek echter hoogst ontstemd af. Uit dit huwelijk is een kind geboren, welke na de gedwongen scheiding bij pleegouders in Amsterdam is onder gebracht. Hierop komen we later terug.
Gedurende de periode van de Pruisisch-Franse oorlog (1870-1871) was hij opperbevelhebber van het Nederlandse leger. Nederland was niet direct bij de oorlog betrokken maar mobiliseerde wel het leger, net als België, en zette de Nieuwe Hollandse Waterlinie gedeeltelijk onder water. Dat ging zo moeizaam en verliep zo chaotisch dat de Minister van Oorlog, Generaal van Mulken, moest aftreden.
Nadat zijn vrouw en dochter bij hem weg waren gehaald, raakt Wiwill volledig van het pad en heeft zijn frustraties weggefeest en – gedronken. Le Prince de Citron zou regelmatig de boulevardpers halen.
Op 11 juni 1879 stierf prins Willem, 38 jaar oud, naar verluid aan een combinatie van tyfus, een leveraandoening en uitputting, hetgeen verdacht veel leek op de aandoeningen waaraan vele Oranjes en vermeende Oranjes zijn bezweken: syfilis.
Zijn jongere broer Alexander volgde hem op als Prins van Oranje.
In de lente van 1850 kreeg Willem Frederik Maurits Alexander Hendrik Karel een hersenvliesontsteking. De hofarts Everhard verloor het vertrouwen van Koningin Sophia (1818-1877) na enkele diagnoses die volgens haar onjuist waren. Op 4 juni stierf de jonge Prins op paleis Noordeinde. De jonge Prins werd op 10 juni bijgezet in het familiegraf in de Nieuwe Kerk te Delft. De dood van de prins leidt tot een geweldige huwelijks crisis. Sophia vlucht naar Wurtemberg en eist een scheiding, dit wordt door vader niet geaccepteerd, volgens de overleveringen zou ze nog een zoon krijgen die de dynastie voort zou zetten. Haar oudste zoon Willem (Wiwill) wordt door zijn vader opgevoed = verpest. Om dit kind te kunnen krijgen keert ze terug naar Nederland. Prins Alexander wordt na een allerlaatste gemeenschap geboren in 1851. Sophia en Willem III scheidden van tafel en bed, waarbij zij de zorg krijgt over Alexander.
Alexander was de derde zoon uit het huwelijk van koning Willem III en Sophie van Württemberg. Vanaf het overlijden van zijn broer Willem op 11 juni 1879 tot aan zijn dood was Alexander de kroonprins.
Prins Alexander was van jongs af aan nerveus en ziekelijk. Alexander was gedisciplineerd, intellectueel en las veel. In de periode 1871-1874 studeerde hij aan de Rijksuniversiteit Leiden, zonder ergens in af te studeren. In 1876 installeerde zijn oudoom prins Frederik hem als lid van de Orde van Vrijmetselaren onder het Grootoosten der Nederlanden. Hij volgde prins Frederik na diens dood op als Grootmeester.
Alexander bezocht zijn broer in Parijs wanneer hij op doorreis was naar Algiers. Hij deed van zich spreken door twee opmerkelijke brochures: “Nadere toelichting van mijnen brief van den 17en September 1879″ en “Een vermoedelijk slotwoord door Alexander, Prins der Nederlanden”.
Prins Alexander stierf ongehuwd en kinderloos op 32-jarige leeftijd op 21 juni 1884 aan tyfus. Hij werd een maand later, op 17 juli 1884 begraven, omdat de koning op vakantie was die hij niet van plan was voor zoiets onbenulligs als een begrafenis van zijn laatste zoon te onderbreken. De koning was vooral populair bij het “oranje grauw”, zoals dat toen heette.
Prinses Wilhelmina, die in 1880 was geboren, was nu “wettig” troonopvolgster geworden.
Nadat haar vader Henk tijdens het schaatsen in de Loosdrechtse plassen verdronk huwde haar moeder opnieuw met Peter Wisse Smit. Mable was toen 10 jaar. Mable Los heeft later haar achternaam laten veranderen in Wisse Smit wat in 1984 bij Koninklijk Besluit werd goedgekeurd.
Bun Historieal 2004/79
In verband met plotseling overlijden van de vader Carlos wer het huwelijk pas kerkelijk ingezegend op 20 november 2010 in de Abdij Ter Karmeren
an (of Johan) VI de Oude (Dillenburg, 22 november 1536 - Slot Dillenburg, 8 oktober 1606) was de tweede zoon van Willem de Rijke en Juliana van Stolberg. Hij was een jongere broer van Willem van Oranje. In de geschiedschrijving wordt hij vaak kortweg Jan van Nassau genoemd.
Jan van Nassau erfde in 1559 als oudste broer na Willem van Oranje de Nassause goederen van het geslacht Nassau in Duitsland, omdat zijn broer Willem (van Oranje) de nalatenschap van zijn neef René van Chalon geërfd had, namelijk het prinsdom Orange in Frankrijk en de bezittingen in de Nederlanden. Jan was evenals zijn andere broers Luthers opgevoed, maar ging in 1572 uit overtuiging over tot het calvinisme. In 1577 was hij in de Nederlanden, en fungeerde hij korte tijd als stadhouder van Gelre. In 1579 vervulde hij een belangrijke rol bij de totstandkoming van de Unie van Utrecht. Een jaar later echter verliet hij de Nederlanden omdat hij zich niet kon vinden in de Fransgezinde politiek van zijn broer Willem. Hij keerde terug naar Slot Dillenburg.
Jan van Nassau kan worden gezien als de stamvader van het thans in Nederland regerende vorstenhuis. De afstamming verloopt via zijn zoon Ernst Casimir. Van de vijf zonen van Juliana van Stolberg en Willem de Rijke is hij de enige zoon die een natuurlijke dood is gestorven.
Jan was graaf van Nassau-Dillenburg en verkreeg in 1569 de titel van graaf van Siegen, Hadamar en Diez. In 1561 volgde de titel graaf van Beilstein. Hij heeft verschillende belangrijke functies vervuld. Hij miste echter wel de takt en de diplomatieke gaven van zijn broers Willem en Lodewijk.
Na zijn overlijden werd, krachtens zijn testament, Nassau verdeeld over zijn vijf dan nog levende zonen. Nassau viel uiteen in de graafschappen Nassau-Dillenburg (Willem Lodewijk), Nassau-Siegen (Jan), Nassau-Beilstein (George), Nassau-Dietz (Ernst-Casimir) en Nassau-Hadamar (Johan Lodewijk).
Hij was graaf van Nassau in Siegen en Freudenburg. Hij diende in het leger van de keurvorst van de Palts en ook in het Staatse leger waar hij aanwezig was bij de belegeringen van Steenwijk, Coevorden en Groenlo. In het Zweedse leger had Jan de rang van veldmaarschalk in de oorlog tegen Polen
Johan Maurits (Dillenburg, in maart of op 17 juni 1604 – Berg und Tal[1] (bij Kleef), 20 december 1679) was een Duitse graaf (1606-1652) en vervolgens vorst van Nassau-Siegen. Hij was veldmaarschalk aan het eind van de Nederlandse Opstand, maar de Braziliaan zoals hij genoemd werd, is vooral bekend als gouverneur-generaal van Nederlands-Brazilië (1636-1644). Na zijn terugkeer betrok hij het Mauritshuis in Den Haag. Voor de bouw had hij al in 1633 opdracht gegeven. Zijn uitgebreide natuurlijk-historische en etnografische collectie, in Brazilië verzameld, trok de aandacht van meerdere Europese hoven.
In 1644 trad Johan Maurits in dienst van de Staten-Generaal en is dat de rest van zijn leven gebleven.[bron?] Hij werd gouverneur van Wesel en was tevens in dienst van de Grote Keurvorst in Brandenburg, een groot bewonderaar van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden. Johan Maurits werd verder gouverneur van het hertogdom Kleef, en de graafschappen Mark en Ravensberg. In 1664, tijdens de Eerste Münsterse Oorlog kwam hij terug naar de Republiek en bestreed de bisschop van Münster, beter bekend als Bernard van Galen, die ook zijn tegenstander was tijdens de Tweede Münsterse Oorlog. In 1675 trok hij zich terug uit actieve dienst en vestigde zich in Kleef.
Stadhouder Maurits was zijn peetoom en Willem van Oranje was zijn oudoom. Toen hij drie was, erfde zijn vader het graafschap Siegen. Johan Maurits studeerde in Bazel, Genève en aan de Ritterschule in Kassel. Hij trad als zestienjarige in dienst van het Staatse leger. Als adelborst was hij betrokken bij het Beleg van Groenlo (1627), Beleg van 's-Hertogenbosch (1629) en het Beleg van Maastricht (1632). In de functie van kapitein leidde hij de herovering in 1636 van de Schenkenschans, een onneembaar geachte vesting in de Rijn bij Millingen. Johan Maurits wist de vesting op de Spanjaarden te heroveren. Het jaar daarop vertrok hij in dienst van de West-Indische Compagnie.
In 1637 veroverde hij het fort São Jorge te Elmina aan de Goudkust van Afrika. Johan Maurits ging met zijn manschappen aan land en belegerde daar de onderbezette Portugese versterking. Al na enkele dagen gaven de Portugezen zich over. Hij was verbaasd over de snelheid van zijn succes, bovendien waren er nauwelijks slachtoffers gevallen. Ter versterking van de vestiging werd na de verovering begonnen met de bouw van een tweede fort. Dit kreeg de naam Coenraadsburg. Johan Maurits vervolgde zijn tocht en voer naar Brazilië.
Hij was 33 toen hij in Pernambuco aan land ging. De Portugese machthebbers werden verjaagd en Johan Maurits installeerde zich als gouverneur in wat nu Nederlands-Brazilië werd genoemd. Hij beveiligde het land tegen Portugese en Spaanse aanvallen, zoals in 1640 bij Itamaracá. In 1641 sloot hij een verdrag met de Portugezen, maar dat zou niet stand houden. Eind juni stuurde hij admiraal Cornelis Jol, alias Houtebeen, met een vloot van 21 schepen en meer dan 2000 soldaten naar Luanda in Angola, waar een slavendepot werd veroverd, evenals het eiland Sao Tomé dat van belang was vanwege de suikerriet.
De West-Indische Compagnie was vooral van plan in de nieuwe bezitting de aanplant van het winstgevende suikerriet uit te breiden, maar de gouverneur wilde er meer van maken. In het midden van de zeventiende eeuw gold de Republiek als de modernste staat ter wereld en de vooruitstrevende gouverneur nam de republiek in verschillende opzichten als voorbeeld voor modern bestuur. Johan-Maurits stichtte Mauritsstad, bouwde er een paleis, genaamd Vrijburg, en voerde een soort parlement in. Uit zijn bestuur bleek zijn liefde voor Brazilië en aandacht voor de flora, fauna en cultuur. Hij organiseerde expedities naar het binnenland. Willem Piso en zijn assistent Georg Markgraf trokken de bossen in om kennis op te doen over geneeskrachtige kruiden en exotische planten. De 17e-eeuwse medici waren zeer geïnteresseerd in remedies tegen allerlei onbekende tropische ziekten, maar uiteraard ook in middelen ter bestrijding van geslachtsziekten en de pest die het leven van menig zeeman en soldaat verkortten. Schilders als Frans Post, Zacharias Wagener en Albert Eckhout schilderden het exotische landschap en assisteerden de botanici bij het produceren van afbeeldingen voor hun plantkundige beschrijvingen in de Historia naturalis Brasiliae.
De Europese heersers maakten onderscheid tussen christelijke en heidense volken. Heidenen werden tot slaaf gemaakt, maar waren ook voorwerp van bekering. Een deel van de indianenbevolking van Brazilië werd gereformeerd. Johan Maurits erkende deze mensen als de ware Brazilianen en zij eerden hem om zijn humane bestuur.
Na de begrafenis van Willem Frederik van Nassau-Dietz in december 1664 zakte hij samen met enkele andere ruiters door een brug in Franeker. Hij bracht het er levend af. Meteen werd er een dankstond gehouden in de gereformeerde kerk in Franeker. Het duurde maanden eer Johan Maurits er helemaal bovenop kwam. Hij had de dood in de ogen gezien. In 1665 leidde hij in Friesland de staatse troepen tegen Bernhard von Galen, de bisschop van Münster, die de Eerste Münsterse Oorlog was begonnen.
Ernst Casimir (Dillenburg, 22 december 1573 – Roermond, 2 juni 1632), graaf van Nassau-Dietz (1606 - 1632), stadhouder van Friesland (1620 - 1632), stadhouder van Groningen en Drenthe (1625 - 1632), was een zoon van Jan VI van Nassau-Dillenburg en Elisabeth van Leuchtenberg. Toen na het overlijden van zijn vader diens graafschap Nassau werd verdeeld onder zijn vijf in leven zijnde zoons, volgde Ernst Casimir hem op als graaf van Nassau-Dietz.
Ernst Casimir was vooral bekend als een uitstekend militair leider tijdens de Tachtigjarige Oorlog. Zo diende hij onder Maurits bij het beleg van onder andere de steden Lochem, Steenwijk en Oldenzaal, en onder Frederik Hendrik tijdens het Beleg van Grol en het Beleg van 's-Hertogenbosch. Als stadhouder in Groningen stichtte hij in 1628 de vesting Nieuweschans. Door de bevolking van Friesland werd hij hoog gewaardeerd, hoewel hij weinig in Friesland aanwezig was. Als dank voor zijn militaire successen kreeg hij van de bevolking van Friesland de toezegging dat zijn zoon hem bij zijn dood kon opvolgen.
Ernst Casimir overleed in juni 1632, 58 jaar oud, toen hij bij de inspectie van de loopgraven bij het Beleg van Roermond door een kogel werd getroffen. Hij werd als graaf van Nassau-Dietz opgevolgd door zijn zoon Hendrik Casimir I, die door de Staten van Friesland, Groningen en Drenthe ook tot stadhouder werd benoemd.
Tijdens het bewind van Hendrik Casimir ging het Friesland economisch gezien voor de wind. Op politiek gebied had Hendrik Casimir echter weinig in te brengen: hij kreeg een beperkt aantal instructies en was meer een bestuurlijk ambtenaar. Het wantrouwen tegen de stadhouder en de lokale machthebbers groeide naar aanleiding van de verdeling van de oorlogslasten.
In 1635 hadden negen Friese steden de door de stadhouder benoemde vroedschapsleden naar huis gestuurd. Zij wensten, evenals Franeker en Leeuwarden, een vrije raadsbestelling. De broer van de 17e-eeuwse historicus Lieuwe van Aitzema speelde een belangrijke rol als burgemeester van Dokkum. Op 5 november 1637 werden de zaken teruggedraaid, nadat de stadhouder had gedreigd Harlingen te bezetten. Enkel door militair ingrijpen en een interventie van de Raad van State in 1637 lukte het om in Friesland de gemoederen te bedaren. Vervolgens zijn voor iedere stad regeringsreglementen opgesteld, die in werking bleven tot 1748.
Hendrik Casimir was een kundig militair, maar trad nooit op de voorgrond. De stadhouder mocht van de Friese Staten niet op eigen gezag troepen verplaatsen. Hendrik Casimir was betrokken bij het Beleg van Breda, samen met stadhouder Frederik Hendrik. Op 4 juli 1640[1] raakte hij gewond in Sint Jansteen bij de Slag bij Hulst, een verwonding waaraan hij enkele dagen later overleed. Hendrik Casimir ligt begraven in Leeuwarden in de Grafkelder van de Friesche Nassau's.
Hendrik Casimir was ongehuwd en had geen kinderen. Hij werd in Friesland opgevolgd door zijn broer Willem Frederik.
Willem Frederik studeerde in Leiden en Groningen en nam daarna dienst in het leger van Frederik Hendrik van Oranje. In 1640 nam hij deel aan de strijd om Hulst, waarbij zijn oudere broer Hendrik Casimir sneuvelde. Vervolgens ontstond een conflict met Frederik Hendrik van Oranje wie Hendrik Casimir zou opvolgen als stadhouder van Friesland, Groningen en Drenthe. Als opperbevelhebber van het leger weigert Frederik Hendrik dan ook om Willem Frederik tot veldmaarschalk te benoemen. Willem Frederik doet er alles aan om Frederik Hendriks vertrouwen te winnen. Uiteindelijk werd Willem Frederik stadhouder van Friesland en Frederik Hendrik van Groningen en Drenthe. Tegen die tijd was de Tachtigjarige Oorlog bijna ten einde. In 1650, na het overlijden van Frederik Hendrik en van zijn zoon en opvolger Willem II, werd hij alsnog stadhouder van Groningen en Drenthe. Zijn benoeming tot veldmaarschalk van de Republiek wordt enkele malen door de republikanse regentenpartij onder Johan de Witt en Cornelis de Graeff tegengehouden. In 1662 werd hij door de Staten van Friesland aan het hoofd van een klein expeditieleger gesteld dat de orde in de stad Groningen, waar problemen waren ontstaan rond Johan Schulenborgh, herstellen.
Tijdens een jachtpartij wilde Willem Frederik een schot lossen met zijn zadelpistool, dat weigerde af te gaan. Bij het schoonmaken van het pistool kreeg hij een schot door zijn kin en kaak (24 oktober). Al zijn tanden zaten los en hij kon niet meer slikken. Een week later stierf hij.[1] Zijn stoffelijk overschot werd bijgezet in de Grafkelder van de Friesche Nassau's in Leeuwarden.
Hij werd na zijn dood in 1664 opgevolgd door zijn zoon Hendrik Casimir II; de weduwe Albertine Agnes werd "regentes" voor haar zoon.
Na de dood van haar man Willem Frederik in 1664 werd ze in Friesland regentes voor haar zoon Hendrik Casimir II. Tijdens het regentschap moest Albertine Agnes in 1672 het hoofd bieden aan de aanvallen van Bernhard von Galen, de bisschop van Münster.
In 1676 kocht Albertine Agnes een bestaand landgoed in het huidige Oranjewoud genaamd Oranjewoud. Ze liet hier lange lanen, singels en tuinen in barokstijl aanleggen. Dit ontwikkelde zich tot Paleis Oranjewoud. Op dit buiten stierf Albertine Agnes. Haar stoffelijk overschot werd bijgezet in de Grafkelder van de Friesche Nassau's in Leeuwarden.
Hendrik Casimir volgde, aanvankelijk onder voogdijschap van zijn moeder, zijn vader na diens overlijden in 1664 op als stadhouder van Friesland en Groningen. In 1675 verklaarden de Staten van Friesland het stadhouderschap erfelijk voor het huis Nassau-Dietz. Hendrik Casimir II werd daardoor de eerste Friese erfstadhouder. Zoals zijn voorgangers werd hij officier in het leger van de Republiek, maar met zijn neef en opperbevelhebber Willem III van Oranje kon hij slecht overweg. In 1674 liep hij zelfs over naar de Fransen. Hij keerde terug in 1688 tijdens de Negenjarige Oorlog, en in 1689 werd hij tot derde veldmaarschalk in het Staatse leger benoemd. Toen hij na de dood van Waldeck, de eerste veldmaarschalk, in 1692 niet diens positie kreeg toebedeeld, voelde hij zich gepasseerd en nam in 1693 opnieuw ontslag.
Hij werd als stadhouder opgevolgd door zijn zoon Johan Willem Friso.
Bij het overlijden van zijn vader in 1696 werd hij vorst van Nassau-Dietz en tot stadhouder benoemd van de gewesten Friesland en Groningen. Zijn moeder trad op als regentes tot 1707. Toen nam Johan Willem Friso de functie van stadhouder van Friesland daadwerkelijk op zich, en in 1708, toen hij meerderjarig werd tevens het stadhouderschap van Groningen.
Als enige erfgenaam van zijn achterneef stadhouder Willem III, die in 1702 overleed, erfde hij de titel Prins van Oranje. Echter, direct na het openvallen van het testament, maakten ook de Fransman Frans Lodewijk van Conti en Willems neef Frederik I van Pruisen aanspraak op de titel Prins van Oranje. In 1711 werd besloten de erfeniskwestie in Den Haag te bespreken.
Johan Willem Friso nam als generaal deel aan de Spaanse Successieoorlog. Bij de slag bij Malplaquet op 11 september 1709, ontstond een misverstand tussen hem en de Britse commandant, Marlborough. Hierdoor verloren vele duizenden Nederlanders het leven in deze bloedige veldslag. De slag werd toch beslist in het voordeel van de geallieerden. Op weg naar Den Haag i.v.m. een bespreking met zijn rivaal voor de titel, Frederik van Pruisen, over de erfenis verdronk de 23-jarige Johan Willem Friso op 14 juli 1711 bij de oversteek van Moerdijk naar Strijensas over het Hollandsch Diep. Kort daarna, op 1 september 1711, werd zijn zoon Willem IV van Oranje-Nassau geboren. Op 25 februari 1712, ruim 7 maanden na zijn dood, werd Johan Willem Friso begraven in de Grote of Jacobijnerkerk te Leeuwarden.
Omdat zij in Friesland heel populair was, werd zij muoi (het friese woord voor tante) genoemd.
Na het vroegtijdig overlijden van haar echtgenoot Johan Willem Friso, in 1711, nam zij tijdens de minderjarigheid van zijn postuum geboren zoon, Willem IV, het stadhouderschap van Friesland, Groningen en Drenthe waar (tot 1731). In 1730 liet zij voor zich zelf het buitenverblijf Marienburg bouwen. Zij bewoonde het Princessehof, een stadspaleis in 1731 aangekocht. Maria Louise had een belangrijke porseleincollectie. Tegenwoordig is in het Princessehof het nationaal keramiekmuseum gevestigd.
In 1734 trouwde haar zoon met Anna van Hannover, met wie zij niet goed overweg kon. In 1747 werd Willem IV van Oranje-Nassau ook stadhouder van de andere gewesten van de Republiek. Toen hij in 1751 overleed, was zijn zoon Willem V nog maar drie jaar oud. Marijke Meu nam het regentschap over van haar schoondochter, Anna van Hannover, die in 1759 overleed.
Willem Karel Hendrik Friso werd geboren in Leeuwarden als zoon van Johan Willem Friso van Nassau-Dietz en Maria Louise van Hessen-Kassel. De val van een paard, in 1717 in de tuin van Paleis Soestdijk, de zomerresidentie, deed even voor zijn leven vrezen. Willem IV kreeg meer dan de gebruikelijke opvoeding van adellijke kinderen. De prins studeerde aan de Universiteit van Franeker en aan de Universiteit Utrecht. Willem IV sprak diverse talen (waaronder Fries) en was geïnteresseerd in geschiedenis; ook in de fouten van zijn voorgeslacht, zoals hij zijn hoogleraar meldde.
Zijn benoeming had veel voeten in de aarde: er waren kapers op de kust, en daarbij zijn de bronnen niet eensluidend; iedere auteur beweert wat anders.[2][3][4] Aangenomen kan worden dat hij in november 1722 in Gelderland werd benoemd, maar voorlopig had hij daar alleen de titel en de toelage.[5] In 1726 werd hem een plaats in de Raad van State geweigerd door de niet-stadhouderlijke provincies. De ontvangst van de prins drie jaar later in Den Haag was uitgesproken koel. Drenthe en Groningen zouden hem daarentegen in 1729 en Friesland in 1731 tot stadhouder benoemd hebben.[6] Vanaf die tijd was hij in feite de hoogste ambtenaar van deze gewesten.
Van Willem V wordt gezegd dat hij een goed geheugen had, filosofisch en goed van aard was, echter ook besluiteloos, legalistisch en detaillistisch. Hij was een stevige drinker, liep mank en miste waarschijnlijk twee voortanden, nadat hij in zijn jeugd van zijn paard was gevallen. Hij raakte diep in de problemen door zijn halsstarrigheid tijdens de patriottentijd. In februari 1793 verklaarde de revolutionaire regering in Parijs hem de oorlog. In januari 1795 ging hij in ballingschap. Hij beval de koloniale bestuurders zich over te geven aan de Britten, waarna militaire bezetting volgde. In 1801 deed hij afstand van al zijn rechten als erfstadhouder.
Willem I Frederik, geboren als Willem Frederik Prins van Oranje-Nassau (Den Haag, 24 augustus 1772 – Berlijn, 12 december 1843) was de eerste koning van Nederland uit het huis Oranje-Nassau.
Op 30 november 1813 zette Willem na achttien jaar weer voet op Nederlandse bodem. In Londen was hij per brief uitgenodigd als "soeverein vorst" de regering op zich te nemen. De brief was afkomstig van het Driemanschap van 1813, de Haagse notabelen Gijsbert Karel van Hogendorp, Frans Adam van der Duyn van Maasdam en Leopold van Limburg Stirum. Willem aanvaardde hun uitnodiging en het Engelse fregat The Warrior bracht hem naar de kust van Scheveningen. Met een boerenwagen werd hij vervolgens naar het strand gereden. Een van de eerste dingen die hij in Nederland deed, was een proclamatie uitvaardigen, waarin hij aankondigde: "Ons gemeene Vaderland is gered: De oude tyden zullen weldra herleeven." Van Hogendorp werd eerst samen met Van der Duyn tot graaf verheven, maar overigens na verloop van tijd door de koning ontslagen wegens zijn voortdurende kritiek op de gang van zaken. Op 1 december werd Willem tot soeverein vorst uitgeroepen, wat op 2 december door hem werd aanvaard
Na de nederlaag van Napoleon in de Slag bij Leipzig in 1813 werd hij ingehuldigd als 'Soeverein Vorst' der Verenigde Nederlanden. Op 16 maart 1815 riep hij zichzelf uit tot koning der Verenigde Nederlanden en Hertog van Luxemburg. In hetzelfde jaar werd op het Congres van Wenen door de Europese mogenheden besloten om het hertogdom Luxemburg te promoveren tot groothertogdom, Willem I te erkennen als eerste Groothertog en werd de koningstitel en de titel van Hertog van Limburg bevestigd. Hiermee was de kersverse Nederlandse monarchie binnen Europa formeel erkend en fungeerde als buffer voor zowel Frankrijk als Engeland. Na de troonsafstand in 1840 noemde Willem I zichzelf koning Willem Frederik, graaf van Nassau.
In Duitsland was Willem I van 1803 tot 1806 "Fürst" (vorst) van het Vorstendom Nassau-Oranje-Fulda. In 1806 en in de periode 1813-1815 was hij tevens vorst van het Vorstendom Nassau-Oranje.
Willem (roepnaam "Guillot") werd geboren in Den Haag als zoon van de latere koning Willem I en van Wilhelmina van Pruisen. Hij kreeg een jongere broer: Frederik (1797-1881), en twee jongere zusjes: Paulina (1800-1806) en Marianne (1810-1883). Na de vlucht in 1795 van zijn grootvader stadhouder Willem V en de uitroeping van de Bataafse Republiek trokken zijn ouders met hun driejarige zoon eerst naar Engeland en daarna naar Duitsland.
Zijn jeugd bracht Willem door aan het hof van de koning van Pruisen waar hij een militaire opleiding kreeg en diende in het Pruisische leger. In Spanje diende hij onder Wellington in het Engelse leger. In 1813 keerde hij met zijn vader terug naar Nederland. In 1815 werd hij troonopvolger. Hij nam als Engels generaal deel aan de Slag bij Waterloo, waaruit hij gewond aan zijn schouder, en in de ogen van sommigen zelfs als de "held van Quatre-Bras en Waterloo", terugkwam.
Koning Willem III is overleden op 23 november 1890. Hij had een bewogen leven achter de rug en dat begon al met de verhouding ten opzichte van zijn vader, die hem zo veel mogelijk buiten staatszaken hield als gevolg waarvan zij dus op voet van oorlog leefden. Toen de grondwetswijziging van Thorbecke in 1848 werd doorgevoerd, weigerde hij nog langer koning te worden. Maar dat gebeurde in 1849 toch, nadat zijn vader op mysterieuze wijze in het Loo te Apeldoorn of Tilburg was overleden. Zijn politieke duurde voort en zijn hogere roeping bestond er in het kabinet zoveel mogelijk te dwarsbomen, zo sterk, dat geruchten over een ophanden zijnde staatsgreep niet van de lucht waren. Maar spoedig keerde het tij vanwege zijn buitensporige levensstijl, met zeker 30 bastaardkinderen en syfilis als gevolg.
Vrij zeker is, dat vermeende erfgenamen des konings, de Pruisische familie Wied aspiraties op de Nederlandse troon hadden en hem via een prostituee aan zijn geslachtsziekte hebben geholpen. In adellijk Nederland was dat verhaal breed bekend geworden en was bovendien een vrij gebruikelijke methode om op slinkse manier tegenstanders uit de weg te ruimen, omdat er nog geen geneesmiddel tegen deze ziekte voorhanden was. Het huis Wied was nauw verwant aan het Nederlandse koningshuis. Na de dood van de zoons van koning Willem III maakten hun zoons (een kleine) kans op de Nederlandse troon, al stonden zij verder van de troon dan de nakomelingen van Willems zuster Sophie, die was gehuwd met groothertog Karel Alexander van Saksen-Weimar-Eisenach. Met de grondwetswijziging van 1922, die het recht op troonopvolging beperkte tot de nakomelingen van Wilhelmina, vervloog deze kans. Deze grondwetswijziging houdt alleen stand als onweerlegbaar bewezen kan worden dat Wilhelmina rechtmatig de troon heeft kunnen bestijgen, dus in rechte lijn dient af te stammen van koning Willem I.
In 1879 trouwde Willem III met de latere Koningin-Regentes Emma van Waldeck-Pyrmont. Op 31 augustus 1880 werd Wilhelmina geboren. Kroonprins Alexander was toen nog rechtmatig troonpretendent, maar heeft vast laten leggen dat Wilhelmina in geen geval een dochter van zijn vader kon zijn. Hij heeft haar nooit bezocht en zal haar derhalve nimmer in zijn testament hebben opgenomen. We zullen hier later op terug komen. In 1884 werd dus Wilhelmina vermoedelijke troonopvolger van koning Willem III.
Prins Willem en zijn vader koning Willem III waren ernstig gebrouilleerd, hetgeen uiteindelijk eindigde in een zelfgekozen ballingschap nadat de koning en de koningin de huwelijksplannen van prins Willem met gravin Mathilde van Limburg Stirum hadden afgekeurd. De 33-jarige Willem wilde toch trouwen, desnoods zonder toestemming van zijn ouders. Mathilda, die nog geen twintig was, kreeg ook geen toestemming van haar ouders. Deze geschiedenis staat niet op zichzelf.
In een eerdere periode had hij een verhouding met Helena Francisca Jacoba Johanna Rietbergen, geb. Leiden 3-1-1841, die dienstbode was. Uit die verhouding is op 20 oktober 1864 Johannes Fransiscus Jansen geboren, Helena trouwde later met een mijnheer Jansen, met wie ze een dochter kreeg.
In 1870 is Willem in het geheim in Parijs getrouwd met Agatha Barones van Lynden, telg van een oud adellijk geslacht, waar we veel namen van terug vinden in bestuur en politiek. Omdat Willem ook voor dit huwelijk geen toestemming had gekregen, had hij een verzoek tot troonsafstand gedaan en te kennen gegeven met een jaargeld van 30.000,- gulden terug te trekken uit Nederland. Zijn vader en moeder wezen dit verzoek echter hoogst ontstemd af. Uit dit huwelijk is een kind geboren, welke na de gedwongen scheiding bij pleegouders in Amsterdam is onder gebracht. Hierop komen we later terug.
Gedurende de periode van de Pruisisch-Franse oorlog (1870-1871) was hij opperbevelhebber van het Nederlandse leger. Nederland was niet direct bij de oorlog betrokken maar mobiliseerde wel het leger, net als België, en zette de Nieuwe Hollandse Waterlinie gedeeltelijk onder water. Dat ging zo moeizaam en verliep zo chaotisch dat de Minister van Oorlog, Generaal van Mulken, moest aftreden.
Nadat zijn vrouw en dochter bij hem weg waren gehaald, raakt Wiwill volledig van het pad en heeft zijn frustraties weggefeest en – gedronken. Le Prince de Citron zou regelmatig de boulevardpers halen.
Op 11 juni 1879 stierf prins Willem, 38 jaar oud, naar verluid aan een combinatie van tyfus, een leveraandoening en uitputting, hetgeen verdacht veel leek op de aandoeningen waaraan vele Oranjes en vermeende Oranjes zijn bezweken: syfilis.
Zijn jongere broer Alexander volgde hem op als Prins van Oranje.
In de lente van 1850 kreeg Willem Frederik Maurits Alexander Hendrik Karel een hersenvliesontsteking. De hofarts Everhard verloor het vertrouwen van Koningin Sophia (1818-1877) na enkele diagnoses die volgens haar onjuist waren. Op 4 juni stierf de jonge Prins op paleis Noordeinde. De jonge Prins werd op 10 juni bijgezet in het familiegraf in de Nieuwe Kerk te Delft. De dood van de prins leidt tot een geweldige huwelijks crisis. Sophia vlucht naar Wurtemberg en eist een scheiding, dit wordt door vader niet geaccepteerd, volgens de overleveringen zou ze nog een zoon krijgen die de dynastie voort zou zetten. Haar oudste zoon Willem (Wiwill) wordt door zijn vader opgevoed = verpest. Om dit kind te kunnen krijgen keert ze terug naar Nederland. Prins Alexander wordt na een allerlaatste gemeenschap geboren in 1851. Sophia en Willem III scheidden van tafel en bed, waarbij zij de zorg krijgt over Alexander.
Alexander was de derde zoon uit het huwelijk van koning Willem III en Sophie van Württemberg. Vanaf het overlijden van zijn broer Willem op 11 juni 1879 tot aan zijn dood was Alexander de kroonprins.
Prins Alexander was van jongs af aan nerveus en ziekelijk. Alexander was gedisciplineerd, intellectueel en las veel. In de periode 1871-1874 studeerde hij aan de Rijksuniversiteit Leiden, zonder ergens in af te studeren. In 1876 installeerde zijn oudoom prins Frederik hem als lid van de Orde van Vrijmetselaren onder het Grootoosten der Nederlanden. Hij volgde prins Frederik na diens dood op als Grootmeester.
Alexander bezocht zijn broer in Parijs wanneer hij op doorreis was naar Algiers. Hij deed van zich spreken door twee opmerkelijke brochures: “Nadere toelichting van mijnen brief van den 17en September 1879″ en “Een vermoedelijk slotwoord door Alexander, Prins der Nederlanden”.
Prins Alexander stierf ongehuwd en kinderloos op 32-jarige leeftijd op 21 juni 1884 aan tyfus. Hij werd een maand later, op 17 juli 1884 begraven, omdat de koning op vakantie was die hij niet van plan was voor zoiets onbenulligs als een begrafenis van zijn laatste zoon te onderbreken. De koning was vooral populair bij het “oranje grauw”, zoals dat toen heette.
Prinses Wilhelmina, die in 1880 was geboren, was nu “wettig” troonopvolgster geworden.
Nadat haar vader Henk tijdens het schaatsen in de Loosdrechtse plassen verdronk huwde haar moeder opnieuw met Peter Wisse Smit. Mable was toen 10 jaar. Mable Los heeft later haar achternaam laten veranderen in Wisse Smit wat in 1984 bij Koninklijk Besluit werd goedgekeurd.
Bun Historieal 2004/79
In verband met plotseling overlijden van de vader Carlos wer het huwelijk pas kerkelijk ingezegend op 20 november 2010 in de Abdij Ter Karmeren
http://nl.wikipedia.org/wiki/Lodewijk_van_Nassau Lodewijk van Nassau was het zesde kind van Willem de Rijke en het vierde kind van zijn tweede vrouw, gravin Juliana van Stolberg. Lodewijk groeide op in Dillenburg en verbleef daarna veel in de aanwezigheid van zijn broer Willem, voor wie hij dienst deed als secretaris. Ook voerde hij de onderhandelingen in Dresden met keurvorst Maurits van Saksen over het huwelijk van Willem met diens dochter Anna van Saksen.
Aan de vooravond van de Tachtigjarige Oorlog was hij een van de leiders van het Eedverbond der Edelen en mede-opsteller van het Smeekschrift der Edelen dat het verbond aanbood aan landvoogdes Margaretha van Parma. Het smeekschrift om een minder streng regime in de Nederlanden te voeren vond geen gehoor, de Spaanse koning Filips II stuurde in reactie op de onlusten die tot de Beeldenstorm leidden troepen onder leiding van de hertog van Alva.
Lodewijk voerde de troepen van Willem van Oranje aan bij de Slag bij Heiligerlee, waarbij zijn broer Adolf sneuvelde. Hierna werd hij bij de Slag bij Jemmingen verslagen door de troepen van de hertog van Alva. Door naakt over de Eems te zwemmen wist hij ternauwernood het vege lijf te redden.
Vervolgens ging hij naar Frankrijk waar hij diplomatieke diensten verrichtte voor zijn broer Willem. In Frankrijk onderhield hij ook contacten met de hugenoten, met name met hun leider, Gaspard de Coligny. In 1569 leidde hij een contingent hugenootse troepen bij Montcontour. Maar de hugenoten werden verslagen en Lodewijk moest Frankrijk ontvluchten, waarna hij in de Nederlanden weer dienst nam als legeraanvoerder.
Toen de Watergeuzen op 1 april 1572 Den Briel hadden ingenomen, zag hij kans om op 23 en 24 mei bij verrassing de steden Valencijn en Bergen in het graafschap Henegouwen in te nemen (zie Bezetting van Bergen). Alva belegerde hierop Bergen en bij het uitblijven van versterkingen (zijn bondgenoot Gaspard de Coligny, die met een protestants leger vanuit Frankrijk de Spanjaarden zou aanvallen, werd in de Bartholomeusnacht vermoord) moest Lodewijk de stad opgeven. Samen met zijn broer Hendrik voerde hij vervolgens de legers aan bij de Slag op de Mookerheide, waar hij sneuvelde. Zijn stoffelijk overschot werd nooit teruggevonden.
Maria trouwde te Meurs op 11 november 1556 met graaf Willem IV van den Bergh (1537-1586). Nadat in 1574 het Kasteel van Leerdam compleet verwoest werd door de Spanjaarden bestuurde zij voor haar broer het graafschap Leerdam.
Graaf Willem pleegde verraad aan zijn zwager Willem van Oranje door over te lopen naar de Spanjaarden. Het verraad kwam aan het licht en Maria en haar echtgenoot werden op last van de Gelderse Staten op 5 november 1583[1] gevangenzet, maar door toedoen van Oranje kwamen ze weer snel vrij, wegens gebrek aan bewijs.
Na het overlijden van Willem IV werd Maria van Nassau gravin van den Bergh en de nieuwe vrouwe van Boxmeer.
Maria is begraven in de grafkelder van de kerk te 's-Heerenberg.
Hij studeerde te Wittenberg. Adolf streed in 1566 tegen de Turken die steeds verder opdrongen in Europa. In 1568, toen zijn broer Willem de Zwijger de wapens opnam tegen Filips II, streed hij aan zijn zijde in Brabant. Adolf trok vervolgens in de troepenmacht van zijn andere broer Lodewijk mee naar het noorden, waar hij sneuvelde bij Heiligerlee. De Spaanse troepen werden bij Heiligerlee aangevoerd door Arenberg. De Slag bij Heiligerlee werd weliswaar door de troepen van Willem van Oranje gewonnen, maar het effect van deze overwinning wist Alva teniet te doen door de onthoofding van Egmont en Horne in Brussel op 5 juni 1568.
Adolf stierf in de slag bij Heiligerlee, die door zijn broer Lodewijk werd gewonnen. Nadat de staatse troepen de Spanjaarden hadden ingesloten sloeg het paard van Adolf op hol. Hij kwam midden tussen de Spaanse troepen terecht en de graaf van Aremberg stortte zich persoonlijk op Adolf en doodde hem en twee ruiters die hem te hulp schoten. Kort daarna wordt de graaf van Aremberg zelf neergeschoten en sterft ook. Het is niet bekend of graaf Adolf teruggevonden is
Amalia van Solms is gravin van Braunfels en de kleindochter van de zus van Willem van Oranje. Als vrouw van stadhouder Frederik Hendrik heeft zij veel macht op het beleid in de Republiek. Deze macht gebruikt ze om de positie van de Oranjes te versterken. Amalia van Solms werd geboren op 31 augustus 1602 te Braunfels.
Amalia van Solms is de dochter van Johan Albrecht I van Solms-Braunfels en Agnes van Sayn-Wittgenstein. Haar jeugd bracht ze door op het Slot van Braunfels aan de rivier de Lahn. Toen ze achttien jaar oud was kwam ze als hofdame van Elizabeth Stuart en Frederik V van de Palts (kleinzoon van Willem van Oranje) naar Den Haag. Daar leerde zij Frederik Hendrik, haar achterneef, kennen.
Onder druk van de stervende broer van Frederik, stadhouder Maurits, trouwde Amalia met Frederik. Ondanks de dwang pasten zij goed bij elkaar. Samen kregen ze negen kinderen, zeven dochters en twee zonen, waarvan er vier op zeer jonge leeftijd overleden. Na de dood van Maurits werd Frederik stadhouder. Hij wist zijn invloed op het beleid in de Republiek sterk te vergroten, waarmee ook de invloed van Amalia groeide.
Amalia zorgde er voor dat het ceremonieel in het Haagse hofleven tot bloei kwam. Ze wilde het aanzien van de Oranjes binnen Europa vergroten en ze deed dit ook door huwelijken van haar kinderen te arrangeren. Ze was betrokken bij het huwelijk van haar oudste zoon Willem II met Maria I Stuart van Engeland en bij het huwelijk van haar dochter Albertine Agnes met de Friese stadhouder Willem Frederik. Hierdoor werden de Duits-Friese en de Nederlandse Nassaus verbonden.
Amalia bemoeide zich ook met de buitenlandse politiek. Tijdens onderhandelingen met Spanje wist ze vroegere bezittingen van Willem van Oranje, zoals Turnhout, in handen te krijgen. Na het overlijden van Frederik in 1647 en Willem II in 1650 nam de invloed van Amalia sterk af. Tot haar dood op 8 september 1675 stortte ze zich vooral op het bouwen en verbouwen van paleizen, zoals Huis ten Bosch.
Frederik Hendrik (Delft, 29 januari 1584 – Den Haag, 14 maart 1647), Prins van Oranje en graaf van Nassau, was stadhouder, kapitein-generaal en admiraal-generaal van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden. Vanwege zijn succesvolle belegeringen kreeg hij de bijnaam 'stedendwinger'.
In 1625 volgde hij zijn overleden halfbroer Maurits van Oranje op als stadhouder van de soevereine provincies Holland, Zeeland, Utrecht, Gelderland en Overijssel en als opperbevelhebber van het Staatse leger. Het stadhouderschap over Landschap Drenthe en Stad en Lande verwierf hij in 1640. De Republiek was tijdens zijn gehele leven verwikkeld in de Tachtigjarige Oorlog met Spanje.
Als legeraanvoerder gaf hij, evenals Maurits, de voorkeur aan het belegeren van steden en het mijden van veldslagen. De geduchte veldheer veroverde op die manier onder andere Groenlo, Maastricht, Schenkenschans, Breda en Hulst. Zijn grootste overwinning was die van 's-Hertogenbosch in 1629.
Als staatsman had hij te maken met het in de tijd van Maurits ontstane binnenlands conflict tussen de remonstranten en de contraremonstranten, dat protestanten in het hele land verdeelde. Behendig bleef hij een positie in het midden innemen om beide partijen afhankelijk van hem te houden en verschilde hierin met zijn voorganger. Na het beleg van Breda in 1637 kregen de remonstranten de overhand in Holland en door de op handen zijnde vrede werd het voor de stadhouder moeilijker de oorlog gefinancierd te krijgen. Een jaar na zijn dood kwam met de Vrede van Münster een eind aan de oorlog met Spanje.
Op persoonlijk vlak vond hij het belangrijk zijn prestige en vorstelijke allure in Europa te verhogen. Hij liet grootse paleizen bouwen, had een uitgebreide kunstverzameling en hield uitbundige feesten.
Hij is de oudste zoon van Frederik-Hendrik ‘de stedendwinger’ en wil net als zijn vader uitgroeien tot een groot generaal. Maar nog voordat zijn militaire loopbaan echt van de grond kan komen sluit de Republiek in 1648 een vredesverdrag met Spanje. Uit onvrede over de gevolgen hiervan pleegt hij in 1650 een staatsgreep. Stadhouder Willem II van Oranje werd geboren op 27 mei 1626.
Willem II van Oranje werd geboren op 27 mei 1626 te Den Haag. Hij was de oudste zoon van stadhouder Frederik-Hendrik, die vanwege zijn vele geslaagde belegeringen tijdens de Tachtigjarige Oorlog de bijnaam ‘de stedendwinger’ kreeg. In 1641 trad de 14-jarige Willem in het huwelijk met Maria Henriëtte Stuart, de oudste dochter van de Engelse koning Karel I.
Evenals zijn succesvolle vader koesterde Willem ook militaire ambities. Zo voerde hij op 17-jarige leeftijd zijn eerste leger aan tijdens de Hinderlaag bij Bergen op Zoom in 1643. De jonge prins slaagde erin de Spanjaarden in de val te lokken en de slag te winnen, een daad die hem uiterst populair maakte onder het volk. In de periode hierna verzette Willem zich dan ook fel tegen een mogelijke vrede met Spanje, aangezien dit het einde van zijn militaire successen zou kunnen betekenen. Zijn protesten bleken echter tevergeefs, en in 1648 sloot de Republiek de Vrede van Na de beëindiging van de Tachtigjarige Oorlog pleitte onder andere het gewest Holland voor het terugbrengen van het aantal soldaten in het leger van de Republiek. Willem weigerde dit echter te accepteren, omdat hij dit zag als een inbreuk op zijn machtsbasis. In juli 1650 pleegde de stadhouder daarom een staatsgreep en liet hij zijn politieke tegenstanders, ‘de Loevensteinse factie’, gevangen zetten.
Lang kon hij echter niet genieten van zijn nieuwe macht, want in oktober van datzelfde jaar raakte hij geїnfecteerd met de pokken. Willem II overleed een maand later, 6 november 1650, op 24-jarige leeftijd. Zijn enige zoon, de latere stadhouder Willem III, werd een week na zijn dood geboren.
Ze was de Princess Royal van Engeland en werd prinses van Oranje-Nassau door haar huwelijk met Willem II van Oranje. Na de dood van haar man in 1650 verbleef ze samen met haar gevluchte broers Karel en Jacobus II van Engeland in Nederland ten tijde van de Engelse burgeroorlog. Maria Henriëtte Stuart werd geboren op 4 november 1631.
Maria werd geboren als oudste dochter van koning Karel I van Engeland en zijn vrouw Henriëtta Maria in Londen. In navolging van de Franse etiquette in die tijd gaf de koning haar de titel Princess Royal, die vanaf toen aan de oudste dochter van de Britse vorst werd toegekend. Ondanks pogingen van haar moeder om haar Rooms-Katholiek op te voeden, werd ze naar de wens van haar vader protestants opgevoed.
Koning Karel I probeerde zonder succes Maria uit te huwelijken aan een zoon van Filips IV van Spanje. Toen deze poging evenals een huwelijk met haar neef Karel Lodewijk van de Palts mislukte, verloofde ze zich met Willem, zoon van Frederik Hendrik, Prins van Oranje-Nassau en stadhouder van de Verenigde Provincies. Op 2 mei 1641 trouwde zij in Londen. Door haar jonge leeftijd voegde ze zich echter pas in 1642 bij haar man in Holland.
In maart 1647 volgde haar man Willem II zijn vader op als stadhouder. Drie jaar later stierf Willem aan de pokken, slechts enkele dagen voordat zijn zoon geboren werd. Samen met de grootmoeder van haar overleden man, Amalia van Solms, deelde ze de voogdijschap over haar zoon. Tegen het eind van de Engelse Burgeroorlog (1642-1651) werd haar vader Karel I in 1649 onthoofd, en kwam Engeland onder het bestuur van Oliver Cromwell.
Omdat Maria weigerde om Nederlands te leren en omdat ze nauwe banden met de verbannen Engelse edelen aanhield, was ze weinig populair onder het Nederlandse volk. Nadat haar broer Karel II in 1658 de troon besteeg in Engeland werd haar positie en die van haar zoon in Holland versterkt. In september 1660 begaf Maria zich naar Engeland om twee maanden later op 29-jarige leeftijd te overlijden aan de pokken. Haar zoon Willem III van Oranje zou in de Glorious Revolution (1688) zijn oom koning Jacobus II van de troon stoten ten gunste van zichzelf.
William and his wife Mary were crowned joint monarchs of England, Scotland and Ireland in 1689. Their accession, known as the ‘Glorious Revolution’, marked an important transition towards parliamentary rule as we know it today. William’s ousting of his predecessor, the Catholic James II, ensured the primacy of the Protestant faith in Britain. His decisive victory over James at the Battle of the Boyne is celebrated annually in Northern Ireland on 12 July. In Europe, William was successful in his lifelong struggle to contain the military ambitions of Louis XIV, the Catholic king of France. In part to help finance his wars with Louis, William founded the Bank of England.
Na de dood van haar man Willem Frederik in 1664 werd ze in Friesland regentes voor haar zoon Hendrik Casimir II. Tijdens het regentschap moest Albertine Agnes in 1672 het hoofd bieden aan de aanvallen van Bernhard von Galen, de bisschop van Münster.
In 1676 kocht Albertine Agnes een bestaand landgoed in het huidige Oranjewoud genaamd Oranjewoud. Ze liet hier lange lanen, singels en tuinen in barokstijl aanleggen. Dit ontwikkelde zich tot Paleis Oranjewoud. Op dit buiten stierf Albertine Agnes. Haar stoffelijk overschot werd bijgezet in de Grafkelder van de Friesche Nassau's in Leeuwarden.
Willem Frederik studeerde in Leiden en Groningen en nam daarna dienst in het leger van Frederik Hendrik van Oranje. In 1640 nam hij deel aan de strijd om Hulst, waarbij zijn oudere broer Hendrik Casimir sneuvelde. Vervolgens ontstond een conflict met Frederik Hendrik van Oranje wie Hendrik Casimir zou opvolgen als stadhouder van Friesland, Groningen en Drenthe. Als opperbevelhebber van het leger weigert Frederik Hendrik dan ook om Willem Frederik tot veldmaarschalk te benoemen. Willem Frederik doet er alles aan om Frederik Hendriks vertrouwen te winnen. Uiteindelijk werd Willem Frederik stadhouder van Friesland en Frederik Hendrik van Groningen en Drenthe. Tegen die tijd was de Tachtigjarige Oorlog bijna ten einde. In 1650, na het overlijden van Frederik Hendrik en van zijn zoon en opvolger Willem II, werd hij alsnog stadhouder van Groningen en Drenthe. Zijn benoeming tot veldmaarschalk van de Republiek wordt enkele malen door de republikanse regentenpartij onder Johan de Witt en Cornelis de Graeff tegengehouden. In 1662 werd hij door de Staten van Friesland aan het hoofd van een klein expeditieleger gesteld dat de orde in de stad Groningen, waar problemen waren ontstaan rond Johan Schulenborgh, herstellen.
Tijdens een jachtpartij wilde Willem Frederik een schot lossen met zijn zadelpistool, dat weigerde af te gaan. Bij het schoonmaken van het pistool kreeg hij een schot door zijn kin en kaak (24 oktober). Al zijn tanden zaten los en hij kon niet meer slikken. Een week later stierf hij.[1] Zijn stoffelijk overschot werd bijgezet in de Grafkelder van de Friesche Nassau's in Leeuwarden.
Hij werd na zijn dood in 1664 opgevolgd door zijn zoon Hendrik Casimir II; de weduwe Albertine Agnes werd "regentes" voor haar zoon.
Hendrik Casimir volgde, aanvankelijk onder voogdijschap van zijn moeder, zijn vader na diens overlijden in 1664 op als stadhouder van Friesland en Groningen. In 1675 verklaarden de Staten van Friesland het stadhouderschap erfelijk voor het huis Nassau-Dietz. Hendrik Casimir II werd daardoor de eerste Friese erfstadhouder. Zoals zijn voorgangers werd hij officier in het leger van de Republiek, maar met zijn neef en opperbevelhebber Willem III van Oranje kon hij slecht overweg. In 1674 liep hij zelfs over naar de Fransen. Hij keerde terug in 1688 tijdens de Negenjarige Oorlog, en in 1689 werd hij tot derde veldmaarschalk in het Staatse leger benoemd. Toen hij na de dood van Waldeck, de eerste veldmaarschalk, in 1692 niet diens positie kreeg toebedeeld, voelde hij zich gepasseerd en nam in 1693 opnieuw ontslag.
Hij werd als stadhouder opgevolgd door zijn zoon Johan Willem Friso.
Bij het overlijden van zijn vader in 1696 werd hij vorst van Nassau-Dietz en tot stadhouder benoemd van de gewesten Friesland en Groningen. Zijn moeder trad op als regentes tot 1707. Toen nam Johan Willem Friso de functie van stadhouder van Friesland daadwerkelijk op zich, en in 1708, toen hij meerderjarig werd tevens het stadhouderschap van Groningen.
Als enige erfgenaam van zijn achterneef stadhouder Willem III, die in 1702 overleed, erfde hij de titel Prins van Oranje. Echter, direct na het openvallen van het testament, maakten ook de Fransman Frans Lodewijk van Conti en Willems neef Frederik I van Pruisen aanspraak op de titel Prins van Oranje. In 1711 werd besloten de erfeniskwestie in Den Haag te bespreken.
Johan Willem Friso nam als generaal deel aan de Spaanse Successieoorlog. Bij de slag bij Malplaquet op 11 september 1709, ontstond een misverstand tussen hem en de Britse commandant, Marlborough. Hierdoor verloren vele duizenden Nederlanders het leven in deze bloedige veldslag. De slag werd toch beslist in het voordeel van de geallieerden. Op weg naar Den Haag i.v.m. een bespreking met zijn rivaal voor de titel, Frederik van Pruisen, over de erfenis verdronk de 23-jarige Johan Willem Friso op 14 juli 1711 bij de oversteek van Moerdijk naar Strijensas over het Hollandsch Diep. Kort daarna, op 1 september 1711, werd zijn zoon Willem IV van Oranje-Nassau geboren. Op 25 februari 1712, ruim 7 maanden na zijn dood, werd Johan Willem Friso begraven in de Grote of Jacobijnerkerk te Leeuwarden.
Omdat zij in Friesland heel populair was, werd zij muoi (het friese woord voor tante) genoemd.
Na het vroegtijdig overlijden van haar echtgenoot Johan Willem Friso, in 1711, nam zij tijdens de minderjarigheid van zijn postuum geboren zoon, Willem IV, het stadhouderschap van Friesland, Groningen en Drenthe waar (tot 1731). In 1730 liet zij voor zich zelf het buitenverblijf Marienburg bouwen. Zij bewoonde het Princessehof, een stadspaleis in 1731 aangekocht. Maria Louise had een belangrijke porseleincollectie. Tegenwoordig is in het Princessehof het nationaal keramiekmuseum gevestigd.
In 1734 trouwde haar zoon met Anna van Hannover, met wie zij niet goed overweg kon. In 1747 werd Willem IV van Oranje-Nassau ook stadhouder van de andere gewesten van de Republiek. Toen hij in 1751 overleed, was zijn zoon Willem V nog maar drie jaar oud. Marijke Meu nam het regentschap over van haar schoondochter, Anna van Hannover, die in 1759 overleed.
Willem Karel Hendrik Friso werd geboren in Leeuwarden als zoon van Johan Willem Friso van Nassau-Dietz en Maria Louise van Hessen-Kassel. De val van een paard, in 1717 in de tuin van Paleis Soestdijk, de zomerresidentie, deed even voor zijn leven vrezen. Willem IV kreeg meer dan de gebruikelijke opvoeding van adellijke kinderen. De prins studeerde aan de Universiteit van Franeker en aan de Universiteit Utrecht. Willem IV sprak diverse talen (waaronder Fries) en was geïnteresseerd in geschiedenis; ook in de fouten van zijn voorgeslacht, zoals hij zijn hoogleraar meldde.
Zijn benoeming had veel voeten in de aarde: er waren kapers op de kust, en daarbij zijn de bronnen niet eensluidend; iedere auteur beweert wat anders.[2][3][4] Aangenomen kan worden dat hij in november 1722 in Gelderland werd benoemd, maar voorlopig had hij daar alleen de titel en de toelage.[5] In 1726 werd hem een plaats in de Raad van State geweigerd door de niet-stadhouderlijke provincies. De ontvangst van de prins drie jaar later in Den Haag was uitgesproken koel. Drenthe en Groningen zouden hem daarentegen in 1729 en Friesland in 1731 tot stadhouder benoemd hebben.[6] Vanaf die tijd was hij in feite de hoogste ambtenaar van deze gewesten.
Van Willem V wordt gezegd dat hij een goed geheugen had, filosofisch en goed van aard was, echter ook besluiteloos, legalistisch en detaillistisch. Hij was een stevige drinker, liep mank en miste waarschijnlijk twee voortanden, nadat hij in zijn jeugd van zijn paard was gevallen. Hij raakte diep in de problemen door zijn halsstarrigheid tijdens de patriottentijd. In februari 1793 verklaarde de revolutionaire regering in Parijs hem de oorlog. In januari 1795 ging hij in ballingschap. Hij beval de koloniale bestuurders zich over te geven aan de Britten, waarna militaire bezetting volgde. In 1801 deed hij afstand van al zijn rechten als erfstadhouder.
Willem I Frederik, geboren als Willem Frederik Prins van Oranje-Nassau (Den Haag, 24 augustus 1772 – Berlijn, 12 december 1843) was de eerste koning van Nederland uit het huis Oranje-Nassau.
Op 30 november 1813 zette Willem na achttien jaar weer voet op Nederlandse bodem. In Londen was hij per brief uitgenodigd als "soeverein vorst" de regering op zich te nemen. De brief was afkomstig van het Driemanschap van 1813, de Haagse notabelen Gijsbert Karel van Hogendorp, Frans Adam van der Duyn van Maasdam en Leopold van Limburg Stirum. Willem aanvaardde hun uitnodiging en het Engelse fregat The Warrior bracht hem naar de kust van Scheveningen. Met een boerenwagen werd hij vervolgens naar het strand gereden. Een van de eerste dingen die hij in Nederland deed, was een proclamatie uitvaardigen, waarin hij aankondigde: "Ons gemeene Vaderland is gered: De oude tyden zullen weldra herleeven." Van Hogendorp werd eerst samen met Van der Duyn tot graaf verheven, maar overigens na verloop van tijd door de koning ontslagen wegens zijn voortdurende kritiek op de gang van zaken. Op 1 december werd Willem tot soeverein vorst uitgeroepen, wat op 2 december door hem werd aanvaard
Na de nederlaag van Napoleon in de Slag bij Leipzig in 1813 werd hij ingehuldigd als 'Soeverein Vorst' der Verenigde Nederlanden. Op 16 maart 1815 riep hij zichzelf uit tot koning der Verenigde Nederlanden en Hertog van Luxemburg. In hetzelfde jaar werd op het Congres van Wenen door de Europese mogenheden besloten om het hertogdom Luxemburg te promoveren tot groothertogdom, Willem I te erkennen als eerste Groothertog en werd de koningstitel en de titel van Hertog van Limburg bevestigd. Hiermee was de kersverse Nederlandse monarchie binnen Europa formeel erkend en fungeerde als buffer voor zowel Frankrijk als Engeland. Na de troonsafstand in 1840 noemde Willem I zichzelf koning Willem Frederik, graaf van Nassau.
In Duitsland was Willem I van 1803 tot 1806 "Fürst" (vorst) van het Vorstendom Nassau-Oranje-Fulda. In 1806 en in de periode 1813-1815 was hij tevens vorst van het Vorstendom Nassau-Oranje.
Willem (roepnaam "Guillot") werd geboren in Den Haag als zoon van de latere koning Willem I en van Wilhelmina van Pruisen. Hij kreeg een jongere broer: Frederik (1797-1881), en twee jongere zusjes: Paulina (1800-1806) en Marianne (1810-1883). Na de vlucht in 1795 van zijn grootvader stadhouder Willem V en de uitroeping van de Bataafse Republiek trokken zijn ouders met hun driejarige zoon eerst naar Engeland en daarna naar Duitsland.
Zijn jeugd bracht Willem door aan het hof van de koning van Pruisen waar hij een militaire opleiding kreeg en diende in het Pruisische leger. In Spanje diende hij onder Wellington in het Engelse leger. In 1813 keerde hij met zijn vader terug naar Nederland. In 1815 werd hij troonopvolger. Hij nam als Engels generaal deel aan de Slag bij Waterloo, waaruit hij gewond aan zijn schouder, en in de ogen van sommigen zelfs als de "held van Quatre-Bras en Waterloo", terugkwam.
Koning Willem III is overleden op 23 november 1890. Hij had een bewogen leven achter de rug en dat begon al met de verhouding ten opzichte van zijn vader, die hem zo veel mogelijk buiten staatszaken hield als gevolg waarvan zij dus op voet van oorlog leefden. Toen de grondwetswijziging van Thorbecke in 1848 werd doorgevoerd, weigerde hij nog langer koning te worden. Maar dat gebeurde in 1849 toch, nadat zijn vader op mysterieuze wijze in het Loo te Apeldoorn of Tilburg was overleden. Zijn politieke duurde voort en zijn hogere roeping bestond er in het kabinet zoveel mogelijk te dwarsbomen, zo sterk, dat geruchten over een ophanden zijnde staatsgreep niet van de lucht waren. Maar spoedig keerde het tij vanwege zijn buitensporige levensstijl, met zeker 30 bastaardkinderen en syfilis als gevolg.
Vrij zeker is, dat vermeende erfgenamen des konings, de Pruisische familie Wied aspiraties op de Nederlandse troon hadden en hem via een prostituee aan zijn geslachtsziekte hebben geholpen. In adellijk Nederland was dat verhaal breed bekend geworden en was bovendien een vrij gebruikelijke methode om op slinkse manier tegenstanders uit de weg te ruimen, omdat er nog geen geneesmiddel tegen deze ziekte voorhanden was. Het huis Wied was nauw verwant aan het Nederlandse koningshuis. Na de dood van de zoons van koning Willem III maakten hun zoons (een kleine) kans op de Nederlandse troon, al stonden zij verder van de troon dan de nakomelingen van Willems zuster Sophie, die was gehuwd met groothertog Karel Alexander van Saksen-Weimar-Eisenach. Met de grondwetswijziging van 1922, die het recht op troonopvolging beperkte tot de nakomelingen van Wilhelmina, vervloog deze kans. Deze grondwetswijziging houdt alleen stand als onweerlegbaar bewezen kan worden dat Wilhelmina rechtmatig de troon heeft kunnen bestijgen, dus in rechte lijn dient af te stammen van koning Willem I.
In 1879 trouwde Willem III met de latere Koningin-Regentes Emma van Waldeck-Pyrmont. Op 31 augustus 1880 werd Wilhelmina geboren. Kroonprins Alexander was toen nog rechtmatig troonpretendent, maar heeft vast laten leggen dat Wilhelmina in geen geval een dochter van zijn vader kon zijn. Hij heeft haar nooit bezocht en zal haar derhalve nimmer in zijn testament hebben opgenomen. We zullen hier later op terug komen. In 1884 werd dus Wilhelmina vermoedelijke troonopvolger van koning Willem III.
Prins Willem en zijn vader koning Willem III waren ernstig gebrouilleerd, hetgeen uiteindelijk eindigde in een zelfgekozen ballingschap nadat de koning en de koningin de huwelijksplannen van prins Willem met gravin Mathilde van Limburg Stirum hadden afgekeurd. De 33-jarige Willem wilde toch trouwen, desnoods zonder toestemming van zijn ouders. Mathilda, die nog geen twintig was, kreeg ook geen toestemming van haar ouders. Deze geschiedenis staat niet op zichzelf.
In een eerdere periode had hij een verhouding met Helena Francisca Jacoba Johanna Rietbergen, geb. Leiden 3-1-1841, die dienstbode was. Uit die verhouding is op 20 oktober 1864 Johannes Fransiscus Jansen geboren, Helena trouwde later met een mijnheer Jansen, met wie ze een dochter kreeg.
In 1870 is Willem in het geheim in Parijs getrouwd met Agatha Barones van Lynden, telg van een oud adellijk geslacht, waar we veel namen van terug vinden in bestuur en politiek. Omdat Willem ook voor dit huwelijk geen toestemming had gekregen, had hij een verzoek tot troonsafstand gedaan en te kennen gegeven met een jaargeld van 30.000,- gulden terug te trekken uit Nederland. Zijn vader en moeder wezen dit verzoek echter hoogst ontstemd af. Uit dit huwelijk is een kind geboren, welke na de gedwongen scheiding bij pleegouders in Amsterdam is onder gebracht. Hierop komen we later terug.
Gedurende de periode van de Pruisisch-Franse oorlog (1870-1871) was hij opperbevelhebber van het Nederlandse leger. Nederland was niet direct bij de oorlog betrokken maar mobiliseerde wel het leger, net als België, en zette de Nieuwe Hollandse Waterlinie gedeeltelijk onder water. Dat ging zo moeizaam en verliep zo chaotisch dat de Minister van Oorlog, Generaal van Mulken, moest aftreden.
Nadat zijn vrouw en dochter bij hem weg waren gehaald, raakt Wiwill volledig van het pad en heeft zijn frustraties weggefeest en – gedronken. Le Prince de Citron zou regelmatig de boulevardpers halen.
Op 11 juni 1879 stierf prins Willem, 38 jaar oud, naar verluid aan een combinatie van tyfus, een leveraandoening en uitputting, hetgeen verdacht veel leek op de aandoeningen waaraan vele Oranjes en vermeende Oranjes zijn bezweken: syfilis.
Zijn jongere broer Alexander volgde hem op als Prins van Oranje.
In de lente van 1850 kreeg Willem Frederik Maurits Alexander Hendrik Karel een hersenvliesontsteking. De hofarts Everhard verloor het vertrouwen van Koningin Sophia (1818-1877) na enkele diagnoses die volgens haar onjuist waren. Op 4 juni stierf de jonge Prins op paleis Noordeinde. De jonge Prins werd op 10 juni bijgezet in het familiegraf in de Nieuwe Kerk te Delft. De dood van de prins leidt tot een geweldige huwelijks crisis. Sophia vlucht naar Wurtemberg en eist een scheiding, dit wordt door vader niet geaccepteerd, volgens de overleveringen zou ze nog een zoon krijgen die de dynastie voort zou zetten. Haar oudste zoon Willem (Wiwill) wordt door zijn vader opgevoed = verpest. Om dit kind te kunnen krijgen keert ze terug naar Nederland. Prins Alexander wordt na een allerlaatste gemeenschap geboren in 1851. Sophia en Willem III scheidden van tafel en bed, waarbij zij de zorg krijgt over Alexander.
Alexander was de derde zoon uit het huwelijk van koning Willem III en Sophie van Württemberg. Vanaf het overlijden van zijn broer Willem op 11 juni 1879 tot aan zijn dood was Alexander de kroonprins.
Prins Alexander was van jongs af aan nerveus en ziekelijk. Alexander was gedisciplineerd, intellectueel en las veel. In de periode 1871-1874 studeerde hij aan de Rijksuniversiteit Leiden, zonder ergens in af te studeren. In 1876 installeerde zijn oudoom prins Frederik hem als lid van de Orde van Vrijmetselaren onder het Grootoosten der Nederlanden. Hij volgde prins Frederik na diens dood op als Grootmeester.
Alexander bezocht zijn broer in Parijs wanneer hij op doorreis was naar Algiers. Hij deed van zich spreken door twee opmerkelijke brochures: “Nadere toelichting van mijnen brief van den 17en September 1879″ en “Een vermoedelijk slotwoord door Alexander, Prins der Nederlanden”.
Prins Alexander stierf ongehuwd en kinderloos op 32-jarige leeftijd op 21 juni 1884 aan tyfus. Hij werd een maand later, op 17 juli 1884 begraven, omdat de koning op vakantie was die hij niet van plan was voor zoiets onbenulligs als een begrafenis van zijn laatste zoon te onderbreken. De koning was vooral populair bij het “oranje grauw”, zoals dat toen heette.
Prinses Wilhelmina, die in 1880 was geboren, was nu “wettig” troonopvolgster geworden.
Nadat haar vader Henk tijdens het schaatsen in de Loosdrechtse plassen verdronk huwde haar moeder opnieuw met Peter Wisse Smit. Mable was toen 10 jaar. Mable Los heeft later haar achternaam laten veranderen in Wisse Smit wat in 1984 bij Koninklijk Besluit werd goedgekeurd.
Bun Historieal 2004/79
In verband met plotseling overlijden van de vader Carlos wer het huwelijk pas kerkelijk ingezegend op 20 november 2010 in de Abdij Ter Karmeren
Hendrik was het twaalfde en laatste kind van Willem de Rijke en gravin Juliana van Stolberg.
Hendrik studeerde vanaf zijn 14e jaar in Leuven onder toezicht van zijn oudste broer Willem. Na een studie in Straatsburg nam hij dienst in het leger van de Franse hugenoten onder leiding van Gaspard de Coligny, vader van Louise de Coligny, waarmee hij deelnam aan de Slag van Montcontour op 3 oktober 1569.
Al in 1572 nam Hendrik deel aan Willems tweede invasie in de Nederlanden. Omdat de invasie mislukte keerde hij terug naar Dillenburg om daar mee te werken aan de voorbereiding van een nieuwe veldtocht. In 1574 trok Hendrik samen met Franse en Duitse legers naar Leiden, waarbij zij gestopt werden door Spaanse troepen op de Mookerheide. Tijdens de Slag op de Mookerheide sneuvelde hij (samen met zijn broer Lodewijk) . Hun lichamen werden nooit teruggevonden.
Gottfried van Nassau, ook bekend als Gottfried von Nassau-Löhnberg, kreeg van zijn vader de lenen te Löhnberg en Camberg. Zijn tak stierf in 1636 uit met het overlijden van zijn kleinzoon Hans Wilhelm von Nassau