daslist
Tot de 6de generatie.
Otto II (de lamme) van Gelre, geboren in 1215, gestorven in 1271,
begraven, Klooster Graefenthal
(leeftijd bij overlijden: 56 jaar oud) [Aantekening 1]
...
gehuwd met ...
...
Margaretha van Kleef, hieruit :
Totaal : 40 personen, (echtgenoten weggelaten = 26)
tto II was het meest afhankelijk van de Duitse rijksvorst van de Nederrijnlanden. Hij bemiddelde vaak bij vetes in zijn omgeving. Ook werd hijzelf vaak in conflicten betrokken door zijn bezittingen in Westfalen, onder andere met de graven van Ravensberg en Tecklenburg maar ook met de bisschoppen van Münster, Osnabrück en Paderborn.
Om de invloed in de Nederrijnlanden voerde Otto II vele oorlogen met de graven van Kleef en bisschoppen van Utrecht. Zijn aanspraken op het Salland moest hij daardoor opgeven
In 1247 wordt Otto II door de paus gevraagd of hij Rooms-koning wil worden. Hij is de tweede keus, want de hertog van Brabant heeft de kroon al geweigerd. Hij wijst dit aanbod af, omdat dit ambt veel nadeel zal brengen. In 1248 komt de stad Nijmegen in zijn bezit. Otto II laat in 1250 aanvangen met de bouw van de Grote of Sint-Stevenskerk, die pas in 1476 zal worden voltooid. Vlak voor zijn dood vecht hij nog enkele geschillen met de stad Zutphen uit. Hij trekt de tolvrijheid van de stad in, een actie waar hij op zijn sterfbed spijt van heeft.
Otto bereikte als bondgenoot van de Hertogen van Brabant en Graven van Holland (van 1261 t/m 1262)hoge positie in Neder-Lotharingen. Hij verkreeg vele heerlijkheden waaronder Groenlo, Bredevoort en Lichtenvoorde. Zodoende was hij beschermheer van Keulen.
Een andere bijnaam van Otto is ‘de stedenstichter’. Hij verleent tijdens zijn regeerperiode stadsrechten aan maar liefst 29 steden, onder meer Geldern (1229), Goch (ca 1230), Roermond (1231), Harderwijk (1231), Grave (1232), Emmerich (1233), Arnhem (1233), Lochem (1233), Doetinchem (1236), Doesburg (1237), Wageningen (1263) en Montfort (Waarschijnlijk in 1263).
In 1279 werd hij co-hertog in Limburg en vanaf 1281 tot 1288 was hij solo-hertog van Limburg maar verloor dit gebied na zijn nederlaag bij de Slag bij Woeringen.
Nog in 1279 kocht hij het graafschap Kessel aan evenals de heerlijkheidsrechten over de linker-Maasoever en Mönchengladbach.
Na de moord op Hendrik III van Gelre erfde diens neef Reinoud in 1284 de Heerlijkheid Montfort, een district van het hertogdom Gelre, waartoe ook het Kasteel Montfort behoorde.
Bij de slag bij Woeringen in 1288 wilden de graven van Gelre hun macht uitbreiden over het hertogdom Limburg, wat evenwel jammerlijk mislukte. Reinoud had zich hiervoor echter diep in de schulden gestoken en zag zich daardoor verplicht om de inkomsten van zijn graafschap Gelre van 1288 tot 1293 te verpachten aan zijn schoonvader Gwijde van Dampierre, graaf van Vlaanderen. De Vlaamse heerschappij heeft bijgedragen aan de bouw van een modern doeltreffend territoriaal bestuur.
Reinoud werd in 1317 door de Duitse tegenkoning Frederik de Schone in de rijksvorstenstand verheven, hetgeen echter door keizer Lodewijk IV niet erkend werd.
In 1318 werd hij afgezet. Daarna regeerde zijn zoon onder voogdij. In 1320 werd Reinoud I door zijn eigen zoon, Reinoud II, gevangengezet in de kerker van de Grauwert, een verdedigingstoren van Kasteel Montfort. Daar zou hij zes jaar later overlijden.
Jan van blois erft in 1356 van grootvader Jan van Beaumont de uitgebreide bezittingen in Holland en Zeeland;een deel bekend als het baljuwschap van Blois. Hij volgt in 1372 zijn kinderloze broer Lodewijk(I?)op als graaf van Blois en van Dunois. graf: begr. in karmelietenklooster Valenciennes info.L.Reijnhoudt
Na de dood van hun vader ontstond tussen Reinoud III (als oudste zoon de wettelijke troonopvolger) en zijn jongere broer Eduard een elf jaar durende opvolgingsstrijd. Reinoud werd gesteund door de factie van de Heekerens, Eduard door hun tegenstanders de Bronkhorsten.
In mei 1361 werd Reinoud III tijdens een slag bij Tiel gevangengenomen door zijn broer en opgesloten in kasteel De Nijenbeek (ten noordoosten van Voorst, Gelderland). Tijdens zijn verblijf in gevangenschap zou Reinoud zo corpulent geworden zijn dat hij zijn cel niet meer uitkon en de deur open kon blijven.
In augustus 1371 sneuvelde Eduard in de Slag bij Baesweiler en werd Reinoud bevrijd (volgens de legende moesten de muren worden uitgehakt) en opnieuw uitgeroepen tot hertog van Gelre. Zijn tweede regeerperiode mocht echter niet lang duren. Reinoud III stierf zonder officiële, wettelijke erfgenaam na te laten in december 1371. Wel had hij een natuurlijk kind, een bastaardzoon, thans bekend als Jan van Hattem.
Jan van Hattem
Op 19 september 1361 wordt voor het eerst het "Huis van Hattem" genoemd. Tien jaar later, in 1371, schonk Reinoud aan zijn bastaardzoon Johan (Jan) van Hattem de burcht, de stad en de heerschappij van de stad Hattem met het kerspel en de hoge en lage rechtspraak. Op 3 december 1371 werd dat bevestigd door Machteld, de zuster van Reinoud [1]. Jan bezat ook 'enige goederen en erven in de Neder-Betuwe als Ingen, Oijen, (Op)Heusden, Eck en Maurik'; hij trouwde voor 1369 en overleed na 1422
In 1352 kreeg hij Roermond en de heerlijkheid Kessel van zijn broer. Hij won de slag bij Tiel in 1361 tegen zijn broer, zette hem gevangen, en werd zelf hertog van Gelre. GelderseFile "perso.txt", line 708, characters 15-29: Failed - unbound var "sosa_ref.index" en Gulikse troepen leverden op 22 augustus 1371 strijd tegen de Brabanders bij Baesweiler. De Brabanders verloren, hertog Wenceslaus van Brabant, werd gevangengenomen, maar Eduard werd bij de veldslag zelf dodelijk verwond, mogelijk vermoord door een pijl, door iemand uit zijn eigen gevolg afgeschoten (verdacht wordt Herman Leers van Hees).
Zijn broer Reinoud volgde hem nog op voor enkele maanden, maar nadien ging de troon over naar zijn neef Willem van Gulik.
In 1310 volgde Diederik zijn halfbroer Otto op als graaf van Kleef, toen die zonder mannelijke erfgenaam was overleden. In 1332 erfde hij Hümchrath van zijn neef Diederik Luf III, maar moest na het na veel strijd verkopen aan de aartsbisschop van Keulen. In de troonstrijd was hij een trouw aanhanger van keizer Lodewijk IV . Zoals zijn voorgangers lag hij veel in strijd met Mark-Altena, Berg en het aartsbisdom Keulen.
Diederik VIII van Kleef (Diederik VI volgens een andere telling)[1] (1256-1305) was een zoon van Diederik VII van Kleef en Adelheid van Heinsberg. In 1275 volgde hij zijn vader op als graaf van Kleef. Hij stond zijn broer Diederik het graafschap Hülchrath af, maar kocht hem later de heerlijkheid Linn af. Hij koos partij voor Rooms koning Rudolf I die hem aanstelde tot landsvrederechter aan de Beneden-Rijn. Diederik kwam tussenbeide in de Limburgse erfenisoorlog en nam deel aan de slag bij Woeringen in 1288, waardoor hij zich, net zoals zijn bondgenoten, losmaakte van de invloed van de aartsbisschop van Keulen.