Vertaling van twee hoofdstukken uit de beschrijving van William Griffis  van 1909.
Bij de vertaling heb ik een brug trachten te maken  tussen het oude bloemrijke Nederlands en de min of meer letterlijke vertaling naar het moderne Nederlands.  Sommige notities zijn door de tijd achterhaald en heb ik met een commentaar aangevuld.

 

The Story of New Netherland by William Elliot Griffis  (vertaling Herman van Twillert (HvT)
image005Chapter VI: Walter (Wouter) van Twiller, Director-General

Eerwaarde burgers, schrijvers en  kunstenaars bestudeerden de Amerikaanse Nederlanders en de geschiedenis van New Amsterdam in de twee eeuwen volgend op de Nieuw Nederlandse tijd om die vervolgens te beschrijven en uit te beelden. Daarbij geven ze ons graag de indruk dat de meeste Nederlandse kolonisten dikke, domme, luie choleralijders waren, gehuld in wolken tabaksrook.

Deze karikaraturisten toonden ons zo een meer humoristische dan een reëel beeld van de vroege historie van de staat.

 

 

In de beschrijving van Walter van Twiller , de opvolger van Peter Minuit,  maakten vele schrijvers een grote fout  door de vader met de zoon te verwisselen. Hierdoor ontstond een beeld van de vierde directeur van Nieuw Nederland als dat van de vader van Walter van Twiller, geboren in 1580, in plaats van de zoon Walter,  die in Nijkerk voor het eerst het licht zag  op 22 mei 1606. hvt: Die vader heette Ryckert en niet Walter  
In tegenstelling tot een oude dikke man zoals in de karikatuur, was van Twiller daarentegen een jeugdige en onervaren man. Zijn fouten waren die van een ambiteuze jongeman die niet goed om wist te gaan met zijn positie, zijn autoriteit en zijn opdracht.

 

De van Twiller hoeve in Gelderland word reeds in 1530 vermeld, gelegen op het herengoed de Slichtenhorst  in de gemeente  Nijkerk.

Vader Ryckert (hvt) verloofde zich op 11 Juli  1605 met  Marita van Rensselaer Hendriksdochter en trouwde 3 weken later. Hun oudste zoon was Walter, of Wouter volgens de oudere schrijfwijze,  de toekomstige directeur en de oudste van negen zoons en dochters.
Verschillende van de zonen kwamen ook naar Nieuw Nederland in dienst van hun oom, Kilian van Rensselaer

 . hvt: Dit is een onjuiste beschrijving;  de vader was Ryckert Wolters 1581-1640, ook is alleen van zijn zoon Johan (Jan) bekend dat hij ook naar Nieuw Nederland vertrok maar na een paar jaar weer naar Nijkerk terugkeerde

 

De West Indische Compagnie (WIC) verkoos en benoemde Walter van Twiller, een kantoorklerk uit Amsterdam, tot Directeur Generaal ter vervanging van Isaac de Rasieres. Hoewel Walter alleen maar ervaring had met veetransporten naar Amerika voor zijn oom Kilian van Rensselaer werd hij toch, op zijn zevenentwintigste (in plaats van de vaak genoemde 53 jaar), benoemd tot Gouverneur van Nieuw Nederland.
Hvt: Kilian was de voorzitter van de WIC (de heren zeventien) was in die tijd Kilian van Rensselaer!

Hij toonde wellicht meer inzet dan wijsheid in het ontwikkelen van de kolonie en in de omgang met mensen. Hij was een landbouw specialist en beschikte over een energieke wijze van handelen, was een standvastige vriend, een sluwe diplomaat en een galante beschermheer voor de dames. Zijn grootste fout was echter dat hij te populistisch was en teveel van een goed glas wijn hield en bovendien dat hij, als neef van zijn oom Kilian, zichzelf en zijn familieleden verrijkte ten koste van de Compagnie.
De geschiedenis van Walter in Nieuw Amsterdam is te lezen in de Van Rensselaer-Bowier Manuscripts, gepubliceerd in 1908 by the New York State Education Department.

 

 

Van Twiller had goede redenen voor zijn, als traag beoordeelde, handelswijze. Hij manoeuvreerde behoedzaam met beslissingen alvorens tot actie over te gaan toen tijdens de vijandigheden door de Engelsen. Terwijl  de Yankees  het aantal Nederlandse kolonisten op het Nieuw Nederlands grondgebied al ruimschoots overtrof, drongen de Engelsen steeds meer en verder binnen in het grensgebied van Connecticut en Nieuw Nederland. Van Twiller had echter strikte orders van de Compagnie en de Staten-Generaal van het thuisland om vooral geen vijandelijkheden te beginnen.

In 1633 werd Spanje weliswaar verslagen maar de Hollandse onafhankelijkheids oorlog was nog niet ten einde en  zou nog 15 jaar duren. Holland en Engeland hadden inmiddels al wel een vriendschapsverdrag gesloten en dat maakte het voor van Twiller onmogelijk om de binnendringers aan te pakken hetgeen onherroepelijk tot bloedvergieten zou leiden. Men was bang dat daarna de Engelse Koning zich niet meer zou inhouden.

 

Spanje hernieuwde zijn oorlogsacties en ook de Duinkerkse piraten werden weer actief toen de Compagnie de nieuwe Directeur Generaal stuurde. Hij reisde met het oorlogsschip  “ de Soutberg”,  uitgerust met twintig stuks geschut en aan boord honderd en vier soldaten onder leiding van Kapitein Hesse.


Conrad Norelman was de schout, ook wel de sheriff genoemd. Behalve deze notabelen waren er ook de typische Hollandse functionarissen zoals de predikant Dominee
Everardus Bogardus , de schoolmeester Adam Roelandsen , en Jacob van Curler, Walters neef en jongere schoolvriend uit Nijkerk. Zij gingen vaak samen jagen of schieten zoals ze dat ook in thuisland Holland deden.
Al enkele dagen na zijn aankomst kwam de nieuwe Directeur  tot de ontdekking  dat de Engelsen wel heel vooruitstrevend waren in het handel drijven waar en met wie ze maar wilden zonder zich van bestaande handelsafspraken iets aan te trekken. Bewust van het feit dat hun eigen Koning Charles zwak was en het feit dat de Nederlanders bevreesd waren voor een pactbreuk met de Koning. 

 

Jacob Eelckens was sinds 1618  in dienst van de Amsterdamse Kooplieden en  had  Fort Nassau mee opgebouwd aan de oevers van de Hudson Rivier (nabij het huidige Albany). Op eigen houtje sloot hij een overeenkomst met de Iroquois indianen. Hij dreef handel met ze, onder andere in vuurwapens. Later trad hij in dienst van de Londense kooplieden. Hij kende de politieke situatie precies en was op de hoogte van wat er zoal in Engeland speelde.   Op 13 April 1633 voer  Eelckens onder Engelse vlag met het schip “The William”   de Hudson rivier op naar het Nooden. Van Twillert dwong  hem tot stoppen en aan land te gaan. Eelckens gehoorzaamde maar claimde in Virginia te zijn en dus op Engelse bodem waardoor hij het recht meende te hebben handel te drijven met de inboorlingen. Van Twillert ontzegde hem dat recht maar liet hem wel weer aan boord gaan. Eelckens verraste hem door toch het anker te lichtten en de Hudson verder op te varen. Eelckens werd opnieuw gepakt en van boord gehaald maar in plaats van de oude stroper te beschieten liet Van Twiller op de oever een vat wijn aanrukken en dwong iedereen, ook kapitein Eelckens, te drinken en verplicht een toast uit te brengen op de gezondheid van Prins  Frederik Hendrik, de Hollandse stadhouder. Dat verwarde zowel vriend als vijand want daarmee werd de soevereiniteit en het recht van Nieuw Nederland erkend en bevestigd!  Eelkens weigerde echter en werd daarom gevangen gezet en eerloos uit het nieuwe land verbannen.

 

Van Twiller had nog steeds serieuze problemen aan de Connecticut Rivier. De Nieuw Nederlanders claimden het recht, zoals in kapitein Block’s proclamatie was uitgevaardigd,  dat het land ten westen van de Fresh River als poort naar Nieuw Nederland beschouwd diende te worden.

In 1632 werden aan beide zijden van de rivier grote delen land van de Indianen gekocht en  werd een fort gebouwd op de plaats waar tegenwoordig de stad Hartford ligt. Daarmee ontstond een bloeiende handel. De Nederlanders noemden de plaats  aan de monding van de stroom de “Kievitshoek” en het fort, in verwachting van veel profijt, noemden ze Huis de Goede Hoop.

Van Twiller voerde zijn orders uit en zond zijn vroegere kameraad Jacobus van Curler als bevelvoerder van het nieuwe fort. Jacobus  was toen nog maar 23 jaar oud, geboren op 11 juni 1610 in Nijkerk. Een andere capabele artillerieman, Hans Jense Eencluys, van wie we nog wel horen in Schenectady, voerde daarna het bevel over de twee kleine kanonnen op platte wagens. Met wel heel veel  veel geluk zou het mogelijk kunnen zijn om een snel voorbijvarend schip laag midscheeps te raken. Maar een eventuele blokkadebreker liep maar weinig risico en zou zo de rivier op kunnen varen.  En dat deed dus ook Holmes met zijn mannen van Plymouth in september 1633 waarna zij de plaats Windsor in bezit namen. Ze voeren simpelweg aan Curler voorbij, want ook hij had orders terughoudend en vreedzaam te handelen omdat het pakt niet mocht worden verbroken!

 

Gezien de Europese situatie kon dus maar weinig worden verwacht van de acties van de Directeur, behalve dan wat lachwekkende manoeuvres en veel bluf. De Engelsen lieten zich maar weinig gelegen liggen aan hun Koning Charles Stuart op zijn wankele troon en nog minder aan de Hoge Mogendheden in Den Haag.  Zij stroomden Connecticut met honderden tegelijk binnen, vastberaden om het land in bezit te nemen. Er kwam een grote migratiestroom op gang vanuit Massachusetts en weldra bereikten Windsor en Hartfort’s een populatie van wel duizend personen. Zij overspoelden letterlijk de Nieuw Nederlanders en verdrongen hen.  Zelfs toen van Twiller een compagnie van zeventig soldaten zond als een militaire demonstratie teneinde de Engelsen van hun versterkte huizen in Windsor te verdrijven was er, behalve dan de trompetter, niemand die ook maar iets ondernam want de orders waren strikt: geen bloedvergieten. En dus, na het zien van de locatie en de kannonnen,  marcheerden ze allemaal weer terug naar hun Manhattus.

De tijd voor oorlog tussen de twee naties was nog niet rijp.

 

Desondanks bleven de Nieuw Nederlandse notabelen hun invloed aanwenden om de orde te handhaven. Toen Kapitein Stone van Virgina door de Pequot Indianen werd vermoord nam van Curler de moordenaars gevangen en werden ze opgehangen om daarmee een vriendschappelijke gebaar naar Boston te geven.  Ondanks al zijn verzoeken kreeg van Twiller geen toestemming van zijn superieuren om de strijd aan te gaan met de Engelsen ondanks hun beledigingen, uitdagingen en overtredingen. Maar toen hij van de Indiaanse misdragingen hoorde nam hij wel ijverig actie. Aan zijn ruiterlijk gevoel mocht geen twijfel bestaan. In november 1636 landde de jonge  John Winthrop met zijn mannen in Kievitshoek, en vernietigden de vesting van de Staten-Generaal. Hij hernoemde de plek Saybrook, naar zijn patroon, en liet een fort bouwen door Lyon Gardner.  Het Huis de Goede Hoop stroomopwaarts de rivier werd daarmee compleet geblokkeerd. Niettemin, toen in 1637 Wethersfield  door indianen werd aangevallen en negen man werden gedood waarbij twee Engelse meisjes gevangen werden genomen liet van Twiller onmiddellijk een sloep van Manhattus vertrekken om de meisjes koste wat kost te redden. Op de Thames River werden een half dozijn Pequots aan boord uitgenodigd en werd een losgeld aangeboden tegen vrijlating. Dit werd geweigerd waarna de schipper hen vervolgens gevangen nam en gijzelde totdat de meisjes werden vrijgelaten en veilig konden worden afgeleverd bij hun vrienden.

 

De  Gouden Eeuw van de Hollandse West Indische Compagnie viel samen met de periode waarin van Twiller van 1633 tot 1637 het bewind voerde.  Er werden ruim voldoende windmolens gebouwd volgens beproefd model op de beste en verhoogde plaatsen op Manhatten. Nog veel meer blijken van welvaart werden zichtbaar. Naast het Gouverneurs huis, gebouwd binnen het fort, kwamen barakken voor de troepen en er verrees een tweede kerktoren. Het was een 6 zijdig gebouw met een dak dat op 1 punt uitliep met een klokkentoren met daarop het symbolische haantje, symbool voor waakzaamheid en opstanding.

In de koloniën werden veel kerken naar dit model gebouwd zoals ook op  Java en in West Indië. In 1656 werd een dergelijke kerk ook in Den Haag gebouwd en nog weer later werd in 1847 volgens de laatste mode  in Rotterdam nog een prachtige exemplaar gebouwd.

 

Het is de algemene opvatting dat van Twiller meer aan zichzelf dacht dan aan de rechten en plichten van de Compagnie en dat hij een oneerlijke en liederlijk levende man zou zijn maar het is een feit dat daarvan weinig historische onderbouwing is en dat er uiteindelijk ook officieel maar weinig tegen hem is ingebracht.

Hij leefde een inspannend leven en werd vaak verkeerd begrepen. Hij hield van feesten maar met al zijn fouten zette hij zich toch met tomeloze energie in voor de WIC zaak. Hij wasmet recht een enthousiaste landbouwer en deed veel aan ontwikkeling van veeboeren, fruit en groenten telers en landbouw boeren.

Naast het repareren van het fort,  het bouwen van nieuwe windmolens, het aangaan van belangrijke overeenkomsten met de Indianen en het bevorderen van de handel met de Indianen en met West Indië, was hij actief op veel andere terreinen. Daarmee werden zijn tegenstanders, die hem graag uitlachten en belachelijk wilden maken, toch tot zwijgen gebracht.
Hij was een belangrijke vriend van de Indianen en wel zo dat, tijdens de oorlog die zijn opvolger Kieft tegen hen voerde, de rode mannen luid om van Twiller riepen als hun rechtvaardige weldoener.


In de delicate zaak van de grens tussen Connecticut en Nieuw Nederland was hij diplomatiek en voorzichtig. Hij was vast besloten om de orders die hij kreeg van de bewindvoerders aan de andere kant van de Transatlantic uit te voeren en hield vast aan het standpunt dat de lokale Gouverneurs in Amerika belangrijke beslissingen niet zelfstandig konden nemen. Onder van Twiller werd ook een nieuwe kerk gebouwd. Zijn kennis van landbouw en vee kwam zeer goed van pas en hij werd, na de Patroons, de grootse privé boer binnen de kolonie. Met groot vertrouwen in de toekomst kocht hij ongeveer vijftien hectare land en verschillende kleine eilandjes waaronder een deel van Long Island.

Nutten Island was beroemd om zijn notenbomen en was een favoriete ontspannings plaats voor de jongelui van Manhatten die er zwommen of roeiden. Van Twiller kocht het eiland en het wordt daarom tot de dag van vandaag nog steeds Governor's Island genoemd.
Aan Gravesend, één van de Engelse dorpen op Long Island,  gaf hij een verbazend liberaal karakter, in scherp kontrast met de dweperij van de latere Stuyvesant’s.

 

Het zal beslist zo zijn dat van Twiller zijn positie misbruikte en de beste delen van het territorium zelf in handen. Maar dat hij daardoor toch , ondanks sterke tegenwerking van de leden van de burgerij, toch het einde van zijn functie verdiende. Misschien was de  Rensselaerwijk  wel de  absolute favoriet van de Patroon? Het staat vast dat de overige boerderijen van de Compagnie maar amper uit de kosten kwamen terwijl van Twiller en enkele vrienden rijk werden met de beste landerijen en bouwgrond. Hij kwam daardoor natuurlijk in conflict met mensen met gezond verstand en op den duur in conflict met alle regels van fatsoen en terughoudendheid, militair, populair en geestelijk.

 

Als een man van donderpreken in plaats van troost veroordeelde Dominee Bogardus van Twiller’s dwaasheid, berispte hem voor vermeende verduistering of,  zoals we dat nu zeggen, “hebzucht”. Hij noemde hem zelfs een “duivels zoon” en kondigde van de preekstoel aan om hem nog meer te berispen en te vermanen en hem te zullen bestrijden. Na nog een heftige aanvaring reisde schout van Dincklage met de Dominee naar de andere kant van de oceaan om hem te steunen in zijn beklag aan de Staten-Generaal. Onder druk van het Nationale Congres onderzocht de Compagnie de talloze klachten met als gevolg dat van Twiller van zijn functie werd ontheven.  Hij nam deze vernedering echter luchtig op. Met zijn huizen en landerijen, veestapel en tabaksplantages zette hij zijn verrijking voort. Hij werd bekend als een van de rijkste landeigenaren in de kolonie.

Wanneer zijn lankmoedige oom Kilian van Rensselaer, de Patroon, in 1646 sterft wordt van Twiller benoemd tot executeur van zijn boedel. Hij keerde terug naar Nijkerk teneinde de zorg voor de nalatenschap op zich te nemen en de voogdij over de minderjarige zoons en erfgenaam Johannes en zijn broertje Nicolaas die in 1636 was geboren op zich te nemen.

 

Van Twiller volharde in zijn controverse met de Compagnie waar hij werd omschreven als “een ondankbare man die gezoogd werd aan de borst van de Compagnie die hij nu beschuldigde”. Van Twiller werd tot voorbeeld genomen door zijn opvolger Kieft. Dat voorbeeld werd niet  gevolgd door Stuyvesant .


Deze “trage” of “slimme” Hollander,  die uiteindelijk net zo handig was als nadien de meeste van de mannen die op Wall Street bekendheid verwierven,  vertoonde een beeld van de latere Engelse Governors die bijna allemaal speculanten van land werden en niet zelden op een oneervol en oneerlijk niveau.

Echter in het vermijden van oorlog tegen de Engelsen viel van Twiller niet meer te verwijten dan van een zekere captain van de United States Navy die in 1846, hoewel bevel voerend over een slagschip met vierenzeventig stuks geschut plus een fregat,  onder druk van een Aziatische zeeman, zijn orders gehoorzaamde en zich onthield van bloedige represailles en bloedvergieten.

 

Uiteindelijk, nadat Holland zijn vrijheid van Spanje herwon, werd de strijd tegen de niet aflatende vijand  Engeland, veroorzaakt door de Navigation Act – dezelfde oorzaak als van de Amerikaanse Revolutionary War — op zee uitgevochten waarbij de roem van Tromp en  de Ruyter bewezen waartoe de Hollanders in staat waren wanneer het aankomt op het verdedigen van eigendom en eer.

 

Tegen de wens van de bewoners werd neger-slavernij ook in Nieuw Nederland geïntroduceerd door de West Indische Compagnie. Elf zwarte mannen en enkele vrouwen vormden de eerste “lading” in 1626, en daarna kwamen er meer in 1640 nadat de Engelsen de macht hadden overgenomen . Deze “vooruitgang” was absoluut niet in overeenstemming met de wet maar de Compagnie dwong hen ertoe. Op verzoek van Dominee Megapolensis  en de gemeente van Manhatten werden in 1646 de oudste slaven hun vrijheid teruggegeven. De Compagnie stelde echter wel de harde voorwaarde dat er voor het leven jaarlijks een vet kalf en twee en twintig bushel graan aan de Compagnie moest worden geleverd en dat hun kinderen in dienstige slavernij zouden blijven. Slavernij in Nieuw Nederland was nog een milde vorm maar na de Engelse overwinning was er een verergering met de anti-neger samenzweringen en rassistische oorlog als dieptepunt.

De zwarte slaaf, die werd beschouwd als een “strikt grootgebracht kind die niets van striktheid weet” voelde zich maar zelden betrokken bij de kolonie. Behalve als huis-bediende met een stukje land voor zichzelf dat hij mocht bewerken en cultiveren werd hem wel toegestaan zijn eigen vrijheid te kopen. Geen beter bewijs voor de goedhartigheid van de Hollanders tegenover hun zwarte dienaren kan worden gevonden dan in artikel LIX van de kerkorde van de Reformed Dutch Church met betrekking tot de doop en lidmaatschap en de vrije privileges van de Kerk: “ In de Kerk zal geen verschil zijn in gebonden of vrij maar allen zijn één in Christus.”

 

************************************************************************************************************************ 


 

The Story of New Netherland by William Elliot Griffis (vertaling Herman van Twillert letterlijk (HvT)

Chapter X: Nijkerk: the Old Home Beyond Sea Het oude thuis over de Zee.

Chapter XI

 

 

Voor de herkomst van de succesvolle planters van de noordelijke- en beste deel van Nieuw-Nederland moeten we naar de Zuiderzee, in Gelderland. Hier, rondom Nijkerk, woonden de van Rensselaer’s, van Curler’s, van Twiller’s, van Schlichtenhorst’s en andere families die hun jonge mannen en vrouwen als pioniers naar onze (HvT Ameriknaanse)  kusten zonden. Vanuit dat oude land kwam het beste voorgeslacht van de grondleggers van de Empire State. Deze geharde zonen en dochters van de Nederlandse Republiek waren de ware Argonauten. Zij voeren naar  Nieuw-Nederland om daar de bodem te bedekken met een gouden mantel.

De oorsprong van Nijkerk, dat Nieuwe Kerk betekent, is niet volledig bekend, maar het verhaal wordt beschreven door Arend van Schlichtenhorst in  "Geschiedenis van Gelderland" vanaf pagina 107 en verder.  De auteur, die de  geschiedenis schreef  in 1649, was een nakomeling van Brandt van Schlichtenhorst, de commissaris van Rensselaerwijk van 1647 tot 1652, degene die Katskill, Claverack  en de plek van de toekomstige stad Troy voor zijn patroon verwierf, in wiens naam hij ook Stuyvesant weerstond, die  hem overigens ook gevangen nam.

 

Misschien verkreeg Nijkerk zijn naam toen het duistere kleed van het heidendom zo ver was opgelicht dat anno Domino 1222 een christelijk bedehuis kon worden gebouwd.  Het kreeg in 1113 stadsrechten en werd versterkt met poorten en muren waar heden ten dage geen spoor meer van is te vinden. Gedurende de middeleeuwse oorlogen werd het meerdere malen belegerd en geplunderd door schurken en militante bisschoppen. Velen verlieten Nijkerk en vertrokken naar de Nieuw-Wereld waardoor Nijkerk slonk tot een dorp. Hvt: Nijkerk werd twee maal zwaar door de pest getroffen en door brand bijna geheel verwoest.!  

Maar in 1808 werd het door koning Lodewijk Bonaparte weer erkend en kreeg het stadsrechten toegekend.

In de Middeleeuwen was Holland (hout-land) grotendeels door bossen bedekt.
Er was wild in overvloed en een plaats genaamd Rensselaer hetgeen betekent “herten schuilplaats”.  Het landgoed lag (Hvt: ligt nog steeds) op ongeveer vijf kilometer ten zuiden van
Nijkerk. In ruil voor  oorlogsdiensten werd het  een Riddergoed,  een landhuis of een ridder eigendom. De eigenaar verleende een titel aan het hoofd van de familie en ook werden pachters ter ondersteuning van de heer, of patroon voor de militaire dienst beschikbaar gesteld.  De familie is in Nederland uitgestorven en het oude herenhuis maakt nu deel uit van een boerderij. De laatste van Rensselaer werd in Nederland begraven in Nijkerk op 11 april 1819.  De windwijzers van de gevelhuisjes op het oude landgoed toonden lange tijd het wapen van de van Rensselaers. In de strijd voor onafhankelijkheid van Spanje gaven veel  mannen hun leven voor hun land. 
De namen in de kerk van Nijkerk en op de begraafplaatsen zijn dezelfde als die we aantreffen op de grafstenen in Schenectady, Kingston, Yonkers, en Tarrytown. Als ]een poging de geschiedenis van Japan te herschrijven en daar het deel van Mikadoism uit weg te laten,  zo  min kan in het verhaal van Nederland en Nieuw Nederland  het deel over de Hervormde Kerk  weggelaten worden.

De kerk was er voor de Staat en de Reformatie
ging vooraf aan de Republiek. Toen de wet van de universele geestelijke overheid van de eerste stad in Italië werd afgeschaft ontstonden er nationale kerken. In plaats van de gebeden in het Latijn werd de nieuwe aanbidding en lofprijzing genoten in de eigen taal van de mensen. Tegelijkertijd veranderde het patroon van het dagelijks leven en de zondagen, de Bijbel in de eigen taal werd een huisboek.

In 1593 bereikte de Reformatie beweging de stad Nijkerk. Tot die tijd waren kerk en eredienst in overeenstemming met de meest spectaculaire uitingen van het feodalisme en was in het algemeen zeer indrukwekkend voor oog, oor en zintuigen. Wierook, verlichting, gewaden en knielen maakten plaats voor een eenvoudiger ritueel bestaande uit gebed, psalmgezang, Bijbel lezen en de preek in plaats van de mis. Het kerkinterieur werd bijna kaal en zeer eenvoudig. Economische, educatieve en politieke verbeteringen veranderde Nederland in een moderne staat waarin het nieuwe stelsel van onderwijs het meest opviel. De scholen werden gescheiden van de moederkerk  hoewel het meeste onderwijs nog steeds de leer en religie betrof.

 

image004De grafsteen in de kerk van  Nijkerk.

 

Nijkerk was een typische Nederlandse stad.  Wat hier werd bereikt trof men   vroeg of laat in elke gemeenschap in de Republiek plaats aan, maar we kunnen van hen leren welke gewoontes en ideeën de emigranten naar Nieuw-Nederland meebrachten, beter dan van moderne auteurs of after-diner speeches.
Vrij onderwijs op school voor alle kinderen, meisjes zowel als jongens tot twaalf jaar. Er werd al een Hoge School gesticht in 1375 in Harderwijk vlakbij Nijkerk en het kreeg in 1614 een eigen gebouw waar Nederlands, Frans, Duits en Latijn werd onderwezen. Alle leervakken zoals lezen, schrijven en rekenen, de tien geboden,  de geloofsbelijdenis, de twaalf artikelen van het christelijk geloof, gebeden, catechismus, muziek en zang werden onderwezen. De maaltijd werden vroeg gebruikt want de school begon om zes uur in de zomer en om zeven uur in de winter, de lesuren waren van zes tot acht, negen tot tien, twaalf tot twee en drie naar vier. Tal van zaken werden afgewisseld met het werk op school. Alleen op woensdag-en zaterdagmiddag was er vrijaf.


Wat weten we nog meer van de mensen van de nieuwe wereld in Amerika? 
Honderden
kwamen om zich te vestigen op het enorme grote landgoed van Rensselaer,
(hvt: het latere Albany)  in de Mohawk Valley en ook naar elders. Meer dan van enig andere plaats in het oude land verdient Nijkerk de naam van moeder stad van de staat New York. Veel Amerikanen van Nederlandse afkomst zijn afstammelingen van de Gelderse emigranten meer dan van andere plaatsen in Patria.

 

Twee mannen, vertegenwoordigers van de antagonistische ideeën van de oude wereld met zijn feodalisme en het beginsel waarop de Nieuwe Wereld was gestoeld namelijk met veel persoonlijke vrijheid, zijn ook afkomstig  van Nijkerk. Het waren Kilian van Rensselaer en Arendt van Curler. Andere mensen uit de Nieuwe Wereld die beroemd werden omdat ze aan de wieg stonden van de Empire State, worden hierna besproken. De van Twiller’s, de van Rensselaer’ s en de Van Curler’s huwden met elkaar over vele generaties. Op 9 maart 1656, in de mooie oude kerk, rijk aan orgel en gebeeldhouwde graven, werd een gebrandschilderd raam geplaatst met daarin de namen en de wapens van de drie families. Dit oude gebruik, om op  glas-in-lood ramen de familiewapens te tonen van patroons en prominente families, werd daarna voortgezet in de Amerikaanse Nederlands Hervormde kerken "naar de manier van Patria." De goede luiden van Nijkerk waren ijverig, vlijtig, en dol op de kerk en de handel. Ze haatten luiheid en vuil dat zij als de ergste vormen van de erfzonde beschouwden. Ze hielden van de scholen en eerlijke religie afgewisseld met spelen en stonden klaar voor wat de wereld hen zou kunnen brengen.

 

Recht zocht men bij een onafhankelijke rechter en dat gebeurde in de meeste Nederlandse steden. Maar de ingeslepen gewoonten om door lange gerechtelijke procedures recht te krijgen werd de maatstaf voor de staat New York en groeide uit tot de grondslag van het recht in de hele Verenigde Staten en bracht orde in de verwarring. Ze bouwden de gevel van hun huizen zodanig dat door regenpijpen aan de straatkant het ​​regenwater kon worden opgeslagen voor het wassen en zo dat de sneeuw in de winter op hun eigen erf  viel en niet op de mensen in de straat.  Met  vreugde van lichaam en ziel genoten zij het het streng naleven van Kerstmis, Nieuwjaarsdag, Pasen, Pinksteren  en andere heilige jubilea en seizoenen. Zij eindigden in de twaalfde maand met twee festivals, Sint-Nicolaas of santa Claus op 6 december en het  Kerstfeest op december 25. Aan de kerk gaven zij altijd geld in twee collecties die door de diakenen werden opgehaald in fluwelen zakjes aan het einde van een lange stok. Zij hielden kerkdiensten in de ochtend van twee uur en waren geschokt als het korter werd. Ze luisterden naar een uur durende preek geleverd in twee delen, een didactische en een praktische en altijd gescheiden door de collecten. Van de twee collecte  was de één voor de Kerk en de andere voor de armen. Zij voedden zich goed en kleedden zich comfortabel. Pas geborenen werden aan het doopfont in de kerk  gedoopt en zodra ze volwassen waren trouwden ze en betrokken ze een huis en werden aangeslagen voor de collecten voor de armen. Aan de avondmaalstafel  werden ze aangemoedigd  en vermaand met de  liturgische woorden van de Gereformeerde Kerk zoals die in Nederland in 1568 waren vastgelegd en daarna verspreid naar andere landen en continenten.

 

 

Al veel eerder waren er tal van Nederlandse kerken gevestigd in Azië, Afrika, West-Indië en Zuid-Amerika zelfs al voordat er sprake was van een kerk in Nieuw-Nederland in 1628.  Die kerken werden bestuurd door een kerkenraad bestaande uit een dominee, ouderlingen, diakenen en functionarissen zoals een voor-zanger, de schrift-lezer, ziekentrooster, kerkmeester enzovoort. Ze konden afhankelijk van de plaatselijke omstandigheden en behoeften worden ingezet.

Nederlands Formosa was indertijd de grootste buitenlandse geinstitueerde kerk van de toenmalige nationale of vrije kerk in Europa en de eerste van die grootte  van de moderne tijd.  De Classis van Amsterdam was op zich de grootste institutionele kerk in Europa en het hoofdkantoor van protestants Europa. Het hielp vele duizenden mensen naast Nederlandse ook Britse, Duitse, Franse en Walen op weg naar Amerika.

Ik heb van mijn vele omzwervingen in Nederland gedurende zeven bezoeken het meest genoten van mijn bezoek aan  Gelderland en de Nijkerker omgeving. Ik heb daar vaker dan elders boerderijen en de huizen van de gewone man kunnen bezoeken.  Ik stelde vast  dat de huizen en boerderijen in de Mohawk en Hudson valleien door de eerste kolonisten gekopieerd waren aan de hand van de modellen van het thuisland. Dat gold voor alle aspecten als huis, de kerk, gewoontes en gebruiken, spraak en in aanvang zelfs de klederdracht, het schoeisel en de hoofddeksels. In de twintigste eeuw telde Nijkerk 8124 inwoners. Samenvattend hetgeen Terwen beschreef in zijn drie-delige album van het Koninkrijk der Nederland rijk geillustreerd met drukprint en een generatie of twee geleden gepubliceerd: - "Nijkerk ligt temidden van tabak land, mooie tuinen en graanvelden, drie kwartier wandelen  van de Zuiderzee waarmee zij was verbonden door middel van een goede haven.

Het is twee uur gaans [zolang een pijp rookt of de voeten kunnen dragen] ten noordoosten van Amersfoort aan de weg naar Harderwijk en Zwolle. "John van Barneveld werd in Amersfoort geboren, Thomas à Kempis woonde in Zwolle en een voorouder van Baron van der Capellen was patroon op Staten Island,. Het waren dierbare  vrienden van de revolutie die we eren en in herrinning houden door een bronze plaquette op 6 juni 1908 in de Holland Society of New York onthuld.


Nijkerk
is qua omvang een matig grote stad en heeft  veertien straten, een vrije gereformeerde kerk aan de Holker Straat met een bijzonder mooi orgel en een prachtige klokkentoren met carillon en wijzerplaat, een rooms-katholieke kerk  met toren en orgel, en een kerk van de Afgescheidenen (christelijk Gereformeerden die nu een grote getalen  in Iowa, Dakota en Michigan leven). Verder nog twee synagogen waarvan er slechts een gebruikt wordt.  Daarnaast het imposante nieuwe  Ziekenhuis van de Gereformeerde Kerk met een tehuis voor ouderen, een gebouw van de rooms-katholieke kerkgemeenschap geleid door de Zusters van Genade, goede onderwijs voorzieningen en mogelijkheden ter voorkoming van armoede etc. Vlakbij is de open ruimte van voormalig Salenstein. Tegenwoordig is Nijkerk alert, schoon, helder en voorzien van alle moderne fascilliteiten als communicatie met de buitenwereld mogelijk door middel van post, telegraaf, telefoon, fietsen, auto's  en zeventig treinen die per dag Nijkerk aandoen. Het zijn ook de gebruikelijke kenmerken van een typisch Nederlandse stad met ruime voorzieningen voor erediensten, welwillendheid, recreatie, en industrie en al deze voorzieningen zijn van alle tijden. Er worden markten gehoduen voor de verkoop van vis, vee, groenten en granen, alle soorten voedsel zoals kaas en zuivel. Overal zijn de tekenen te zien van de inzet van mensen die na duizend jaar van de oude zeebodem een tuin hebben gemaakt terwijl vis in overvloed wordt gevangen voor eigen gebruik en voor export.

 

Totdat de Orient en Occident hun mysteriën onthulden waren aardappelen, thee of koffie, suiker en betaalbare kruiden onbekend in Nijkerk. Betrekkelijk laat brak het nieuwe tijdperk door dat sociale ontspanning bracht in de zeventiende eeuw toen de Amerikaanse tabak, de Arabische boon, het Chinese blad en de Indische knol in 'het dorp' verschenen. De gekookte of gebakken aardappelen gedoopt in jus stempelden het middagmaal terwijl de aardewerk koffiepot pruttelend zorgde voor sociale deugd zoals de tevreden kleermaker, het maakte de tongen los. Na verloop van tijd, dat wil zeggen, in de achttiende eeuw, stond het Delfts Blauw op het dressoir en op de tegels van de schoorsteenmantel. Het roken van tabak, in eerste instantie nooit binnenshuis toegestaan, werd de luxe van de mannen gezeten aan de voordeur  op de "Stoep". Dat is de opstap of het portiek maar al deze “nieuwigheden”  kwamen pas lang na Henry Hudson’s tijd. De meeste van deze gebruiken bleven onbekend tot na1650. Emigratie naar Nieuw-Nederland vond plaats in een periode van amper veertig jaar, te beginnen in 1623 en de stopte grotendeels na 1663.

Voor Kilian van Rensselaer, de Patroon van het middeleeuwse goed in Gelderland  was het van groot balang dat bij het stichten van een kolonie in de Nieuwe Wereld hij de zonen en dochters van zijn geboortestreek goed kende. Het stelde hem in staat te putten uit een keur van stevige jonge mannen en vrouwen. Dat was de belangrijste reden dat hij van de kolonie de Rensselaerwijk in Nieuw-Nederland alengs tot een succes kon maken. Het moge zo zijn dat sommige van Rensselaer’s aangestelden- zoals bij het aanstellen van zijn neef Wouter van Twiller, een klerk van de West-Indische Compagnie als directeur-generaal van Nieuw Nederland – niet blij waren maar de meesten waren door hem persoonlijk geselecteerd en, jong als ze waren, hadden een uitstekende staat van dienst in de Nieuwe Wereld. Het hoofd was de onsterfelijke Arendt van Curler wiens naam de Indianen gebruikten voor de titel voor gouverneurs, koningen en keizers.